Campus

Oud en nieuw

Waar moet je op letten als je oude industriële gebouwen wilt omvormen en hergebruiken? Promovenda Tamara Rogic schreef hier een proefschrift over, en legde haar theorie uit op de Amsterdamse NDSM-werf.

“Internationale richtlijnen voor monumentenzorg schrijven voor dat als je een monument wilt verbouwen, het zijn ‘esthetische integriteit’ moet behouden. Maar: hoe bewaar je de esthetische integriteit van gebouwen waaraan geen architectonische waarde wordt toegekend?” vraagt ir. Tamara Rogic. De afgelopen paar jaar boog zij zich over deze vraag voor haar promotieonderzoek bij de afdeling architectuur van Bouwkunde.

We ontmoeten elkaar op de NDSM-werf in Amsterdam. Deze voormalige scheepswerf aan de noordkant van het IJ wordt omgevormd tot een culturele trekpleister. En dat is waar Rogic zich specifiek op richtte: het omvormen van industriële gebouwen. Ze promoveerde op 12 oktober.
Tijdens haar voormalige baan als conservator in Kroatië merkte Rogic dat er vaak onduidelijkheid is over hoe je industriële gebouwen een nieuwe functie kunt geven en er tegelijk voor kunt zorgen dat ze hun rol als monument blijven vervullen. Gebouwen worden meestal als monument aangewezen vanwege hun architectonische waarde. Maar bij industriële gebouwen draait het meestal om de historische waarde. Het zijn vooral industriële gebouwen uit de negentiende eeuw, die de geschiedenis van de industriële revolutie laten zien, die als monument worden aangewezen.
Rogic: “En dat is een probleem. Want hoewel richtlijnen voor monumentenzorg voorschrijven dat je de esthetische waarde van een gebouw moet bewaren, komt dit er in praktijk meestal op neer dat er rekening wordt gehouden met stilistische kenmerken. Zoals versieringen in de barokstijl, of de smalle hoge vormen van de gotiek. Maar industriële gebouwen voldoen hier niet aan. Ze bevatten meestal geen stijlkenmerken die aansluiten bij de stijlstromingen van andere gebouwen in de negentiende eeuw. Ik heb daarom geprobeerd voor deze gebouwen een nieuwe definitie van het begrip esthetische integriteit te zoeken.”

Organicisme
Rogic vond deze nieuwe definitie in het concept ‘organicisme’, dat halverwege de jaren negentig is bedacht door Caroline van Eck, tegenwoordig hoogleraar architectuurgeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Rogic: “In veel boeken zul je lezen dat de negentiende eeuw architectonisch gezien weinig nieuws bracht. Dat er slechts werd teruggegrepen op stijlelementen uit het verleden. Pas vanaf de jaren negentig kwam er vernieuwde belangstelling voor deze periode.
Het door Van Eck bedachte concept organicisme slaat zowel op een strategie die werd gevolg bij het bouwen als op de manier waarop de architectuur uit de negentiende eeuw geïnterpreteerd kan worden. Ik heb laten zien dat het concept ook opgaat voor industriële gebouwen uit de negentiende eeuw. En dat het bovendien in dit type gebouwen als eerste werd toegepast.”

Organicisme kan volgens Rogic het beste worden opgevat als een soort filosofie. Er vond in de negentiende eeuw een sterke opkomst plaats van allerlei wetenschappen. Dit had een behoorlijke invloed op de samenleving en ook op de architectuur. “Een van de wetenschappen waarin veel vooruitgang werd geboekt was de biologie. Architecten gingen vervolgens inzichten uit deze wetenschap toepassen op de manier waarop zij hun gebouwen ontwierpen, zowel wat betreft structuur als functie”, legt Rogic uit.
Ze verduidelijkt verder: “Een organisme bestaat uit organen. Elk orgaan heeft een eigen functie. Maar het functioneert alleen als onderdeel van het hele organisme. Zo gingen mensen ook naar gebouwen kijken. Elk element heeft een eigen functie, maar werkt alleen binnen het geheel. En tegelijkertijd zal, als je een individueel element verandert, ook het geheel veranderen. Mensen gingen nadenken: als ik voor dit onderdeel nou dit materiaal gebruik, wat voor effect heeft dat dan op het geheel? En wat betekent het voor de functie van het gebouw als ik deze ruimte hier of daar plaats? Het was voor het eerst dat de aanpak van het ontwerp zo sterk procesgericht werd, en dat er naar een einddoel werd toegewerkt in plaats van vanuit het eindconcept terug gewerkt.”

Details
Dat klinkt allemaal mooi. Maar wat heb je hier aan als je een monumentaal gebouw wilt opknappen en omvormen? Rogic: “Zoals elk concept kun je het gebruiken als leidraad. En wanneer je organicisme als leidraad neemt, betekent dit dat je goed moet letten op de kleinste details om het geheel te kunnen begrijpen. Architecten van nu geloven er niet in dat als je bijvoorbeeld een raamkozijn van staal in plaats van hout maakt, of een T- in plaats van I-balk gebruikt, dat dit het hele gebouw verandert. Maar voor architecten uit de negentiende eeuw waren zulke details heel belangrijk. Het is niet zo dat je bij het opknappen van een industrieel gebouw geen nieuwe typen materialen kunt gebruiken. Of dat je niets aan de indeling kunt veranderen. Maar er zou wel een duidelijke relatie met het oorspronkelijke ontwerp moeten zijn. Op die manier kun je de eenheid van het geheel bewaren.”

Om dit alles te verduidelijken, verwijst ze naar de ruimte waar we in zitten, de IJ-Kantine. “Aan dit gebouw is waarschijnlijk niet zo veel gedaan. Maar alle elementen die nieuw zijn, passen bij het oude ontwerp. Niets voelt alsof het niet op zijn plek is. De grote rechthoekige ruimte waarin we zitten is open gelaten, zoals hij waarschijnlijk oorspronkelijk ook was. Alleen de uiterste zijkanten zijn afgeschermd, maar de ruimtelijkheid is bewaard gebleven. Het gebruikte materiaal, metalen platen, past goed bij het oude. Er hebben hier waarschijnlijk ooit allerlei machines gestaan. Die zijn nu weg, maar het gevoel van de machines komt onder meer terug in de ventilatiebuizen en verlichtingsrails die open en bloot over het plafond lopen. Terwijl die nieuw zijn.”

Een voorbeeld van gerenoveerde industriële gebouwen die volgens Rogic duidelijk niet voldoen aan het concept organicisme zijn de oude pakhuizen naast het Amsterdamse Centraal Station. Rogic: “Aan het oude gedeelte van die pakhuizen hebben ze, in ieder geval aan de buitenkant, niets gedaan. Maar ze hebben er wel een soort glazen-doosconstructies bovenop geplaatst. Je kunt precies zien wat oud is en wat nieuw is. Er is totaal geen relatie tussen het geheel.”

,

Het interieur van de IJ-kantine. “In dit gebouw werken oud en nieuw mooi samen. Wanneer je hier als niet-architect binnen komt, voelt het alsof je een oud gebouw binnen loopt. Het meubilair is duidelijk nieuw, maar voor de rest valt het niet snel op wat oud en wat nieuw is.”

,

Het kantoor van MTV Nederland, tegenover de IJ-kantine. “Dit gebouw lijkt, nu het omgebouwd is, te bestaan uit allerlei losse delen die samengevoegd zijn. Zonder een geheel te vormen. Vooral aan de zijkanten. Wel is het zo dat je niet goed ziet wat oud en wat nieuw is. Maar: in dit geval lijkt alles nieuw. Als dat is wat je wilt bereiken, kun je ook een heel nieuw gebouw neerzetten in plaats van het oude te restaureren. Het historische karakter gaat op deze manier verloren.”

,

Containerwoningen voor studenten op het NDSM-terrein. “Ik vind het een beetje jammer dat deze boxen hier staan. Qua materiaal passen ze wel bij het oude, industriële karakter van de omgeving, maar voor de rest niet. Ze passen ook niet bij de ruimtelijke indeling van dit terrein. Terwijl dat toch ook belangrijk is als je een gebied als dit wilt ontwikkelen.” 

,

De NDSM Loods, met een skatepark en huurunits voor mensen in de creatieve sector. “De units die in deze loods zijn geplaatst [achteraan op de foto, red.] passen qua materiaalgebruik goed bij het oude. Maar in dit deel is het ruimtelijke effect van de loods wel verloren gegaan. En als je naast de units staat zie je belangrijke details van de loods niet zo goed meer, zoals de enorme metalen steunarmen. Die vallen weg tegen de units. Het idee van de units, die je kunt huren als atelierruimte, en de straatjes die ze vormen is erg leuk. Maar het had wel net wat beter uitgewerkt kunnen worden. Kijk bijvoorbeeld maar de andere helft van de loods [op de voorgrond van de foto]. Aan die kant blijft het ruimtelijke gevoel wel behouden. En de vormgeving werkt erg goed samen met het oude.”

Hester van Toorenburg, 23 jaar, student industrieel ontwerpen

”Ik ben nu een beetje alles door elkaar aan het eten, Weetabix met melk, dat heb ik van een vriendin geleerd. Maar die zit nog in mijn tas, want ik eet eerst gezellig een broodje met rucola en humus met mijn oud-huisgenoten. Ik koop alles biologisch. Dat komt doordat in Amsterdam, waar ik woon, de dichtstbijzijnde supermarkt biologisch is. Sindsdien ben ik enorm van de melk van Weerribbenkoeien. Je proeft het wel, het verschil. Toevallig woont mijn vriendje daar nu ook.”

“Internationale richtlijnen voor monumentenzorg schrijven voor dat als je een monument wilt verbouwen, het zijn ‘esthetische integriteit’ moet behouden. Maar: hoe bewaar je de esthetische integriteit van gebouwen waaraan geen architectonische waarde wordt toegekend?” vraagt ir. Tamara Rogic. De afgelopen paar jaar boog zij zich over deze vraag voor haar promotieonderzoek bij de afdeling architectuur van Bouwkunde.

We ontmoeten elkaar op de NDSM-werf in Amsterdam. Deze voormalige scheepswerf aan de noordkant van het IJ wordt omgevormd tot een culturele trekpleister. En dat is waar Rogic zich specifiek op richtte: het omvormen van industriële gebouwen. Ze promoveerde op 12 oktober.
Tijdens haar voormalige baan als conservator in Kroatië merkte Rogic dat er vaak onduidelijkheid is over hoe je industriële gebouwen een nieuwe functie kunt geven en er tegelijk voor kunt zorgen dat ze hun rol als monument blijven vervullen. Gebouwen worden meestal als monument aangewezen vanwege hun architectonische waarde. Maar bij industriële gebouwen draait het meestal om de historische waarde. Het zijn vooral industriële gebouwen uit de negentiende eeuw, die de geschiedenis van de industriële revolutie laten zien, die als monument worden aangewezen.
Rogic: “En dat is een probleem. Want hoewel richtlijnen voor monumentenzorg voorschrijven dat je de esthetische waarde van een gebouw moet bewaren, komt dit er in praktijk meestal op neer dat er rekening wordt gehouden met stilistische kenmerken. Zoals versieringen in de barokstijl, of de smalle hoge vormen van de gotiek. Maar industriële gebouwen voldoen hier niet aan. Ze bevatten meestal geen stijlkenmerken die aansluiten bij de stijlstromingen van andere gebouwen in de negentiende eeuw. Ik heb daarom geprobeerd voor deze gebouwen een nieuwe definitie van het begrip esthetische integriteit te zoeken.”

Organicisme
Rogic vond deze nieuwe definitie in het concept ‘organicisme’, dat halverwege de jaren negentig is bedacht door Caroline van Eck, tegenwoordig hoogleraar architectuurgeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Rogic: “In veel boeken zul je lezen dat de negentiende eeuw architectonisch gezien weinig nieuws bracht. Dat er slechts werd teruggegrepen op stijlelementen uit het verleden. Pas vanaf de jaren negentig kwam er vernieuwde belangstelling voor deze periode.
Het door Van Eck bedachte concept organicisme slaat zowel op een strategie die werd gevolg bij het bouwen als op de manier waarop de architectuur uit de negentiende eeuw geïnterpreteerd kan worden. Ik heb laten zien dat het concept ook opgaat voor industriële gebouwen uit de negentiende eeuw. En dat het bovendien in dit type gebouwen als eerste werd toegepast.”

Organicisme kan volgens Rogic het beste worden opgevat als een soort filosofie. Er vond in de negentiende eeuw een sterke opkomst plaats van allerlei wetenschappen. Dit had een behoorlijke invloed op de samenleving en ook op de architectuur. “Een van de wetenschappen waarin veel vooruitgang werd geboekt was de biologie. Architecten gingen vervolgens inzichten uit deze wetenschap toepassen op de manier waarop zij hun gebouwen ontwierpen, zowel wat betreft structuur als functie”, legt Rogic uit.
Ze verduidelijkt verder: “Een organisme bestaat uit organen. Elk orgaan heeft een eigen functie. Maar het functioneert alleen als onderdeel van het hele organisme. Zo gingen mensen ook naar gebouwen kijken. Elk element heeft een eigen functie, maar werkt alleen binnen het geheel. En tegelijkertijd zal, als je een individueel element verandert, ook het geheel veranderen. Mensen gingen nadenken: als ik voor dit onderdeel nou dit materiaal gebruik, wat voor effect heeft dat dan op het geheel? En wat betekent het voor de functie van het gebouw als ik deze ruimte hier of daar plaats? Het was voor het eerst dat de aanpak van het ontwerp zo sterk procesgericht werd, en dat er naar een einddoel werd toegewerkt in plaats van vanuit het eindconcept terug gewerkt.”

Details
Dat klinkt allemaal mooi. Maar wat heb je hier aan als je een monumentaal gebouw wilt opknappen en omvormen? Rogic: “Zoals elk concept kun je het gebruiken als leidraad. En wanneer je organicisme als leidraad neemt, betekent dit dat je goed moet letten op de kleinste details om het geheel te kunnen begrijpen. Architecten van nu geloven er niet in dat als je bijvoorbeeld een raamkozijn van staal in plaats van hout maakt, of een T- in plaats van I-balk gebruikt, dat dit het hele gebouw verandert. Maar voor architecten uit de negentiende eeuw waren zulke details heel belangrijk. Het is niet zo dat je bij het opknappen van een industrieel gebouw geen nieuwe typen materialen kunt gebruiken. Of dat je niets aan de indeling kunt veranderen. Maar er zou wel een duidelijke relatie met het oorspronkelijke ontwerp moeten zijn. Op die manier kun je de eenheid van het geheel bewaren.”

Om dit alles te verduidelijken, verwijst ze naar de ruimte waar we in zitten, de IJ-Kantine. “Aan dit gebouw is waarschijnlijk niet zo veel gedaan. Maar alle elementen die nieuw zijn, passen bij het oude ontwerp. Niets voelt alsof het niet op zijn plek is. De grote rechthoekige ruimte waarin we zitten is open gelaten, zoals hij waarschijnlijk oorspronkelijk ook was. Alleen de uiterste zijkanten zijn afgeschermd, maar de ruimtelijkheid is bewaard gebleven. Het gebruikte materiaal, metalen platen, past goed bij het oude. Er hebben hier waarschijnlijk ooit allerlei machines gestaan. Die zijn nu weg, maar het gevoel van de machines komt onder meer terug in de ventilatiebuizen en verlichtingsrails die open en bloot over het plafond lopen. Terwijl die nieuw zijn.”

Een voorbeeld van gerenoveerde industriële gebouwen die volgens Rogic duidelijk niet voldoen aan het concept organicisme zijn de oude pakhuizen naast het Amsterdamse Centraal Station. Rogic: “Aan het oude gedeelte van die pakhuizen hebben ze, in ieder geval aan de buitenkant, niets gedaan. Maar ze hebben er wel een soort glazen-doosconstructies bovenop geplaatst. Je kunt precies zien wat oud is en wat nieuw is. Er is totaal geen relatie tussen het geheel.”

Het interieur van de IJ-kantine. “In dit gebouw werken oud en nieuw mooi samen. Wanneer je hier als niet-architect binnen komt, voelt het alsof je een oud gebouw binnen loopt. Het meubilair is duidelijk nieuw, maar voor de rest valt het niet snel op wat oud en wat nieuw is.”

Het kantoor van MTV Nederland, tegenover de IJ-kantine. “Dit gebouw lijkt, nu het omgebouwd is, te bestaan uit allerlei losse delen die samengevoegd zijn. Zonder een geheel te vormen. Vooral aan de zijkanten. Wel is het zo dat je niet goed ziet wat oud en wat nieuw is. Maar: in dit geval lijkt alles nieuw. Als dat is wat je wilt bereiken, kun je ook een heel nieuw gebouw neerzetten in plaats van het oude te restaureren. Het historische karakter gaat op deze manier verloren.”

Containerwoningen voor studenten op het NDSM-terrein. “Ik vind het een beetje jammer dat deze boxen hier staan. Qua materiaal passen ze wel bij het oude, industriële karakter van de omgeving, maar voor de rest niet. Ze passen ook niet bij de ruimtelijke indeling van dit terrein. Terwijl dat toch ook belangrijk is als je een gebied als dit wilt ontwikkelen.” 

De NDSM Loods, met een skatepark en huurunits voor mensen in de creatieve sector. “De units die in deze loods zijn geplaatst [achteraan op de foto, red.] passen qua materiaalgebruik goed bij het oude. Maar in dit deel is het ruimtelijke effect van de loods wel verloren gegaan. En als je naast de units staat zie je belangrijke details van de loods niet zo goed meer, zoals de enorme metalen steunarmen. Die vallen weg tegen de units. Het idee van de units, die je kunt huren als atelierruimte, en de straatjes die ze vormen is erg leuk. Maar het had wel net wat beter uitgewerkt kunnen worden. Kijk bijvoorbeeld maar de andere helft van de loods [op de voorgrond van de foto]. Aan die kant blijft het ruimtelijke gevoel wel behouden. En de vormgeving werkt erg goed samen met het oude.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.