De uit Palestina gevluchte bouwkundig ingenieur Amin Amin promoveerde vorige week bij Bouwkunde op een onderzoek naar stedenbouwkunde in Jeruzalem. “Ik heb geprobeerd zoveel mogelijk afstand te nemen van mijn emoties.”
WIE IS AMIN AMIN?
Amin Amin (1968) woont nu in Jordanië. Sinds 2004 is hij daar hoofd van de Arabische ontwikkelingsorganisatie Change Agent for Arab Development and Education Reform (Cader). Deze organisatie, die onder meer door de TU Delft, InHolland en de Jordanese Yarmouk University is opgezet, richt zich met name op ict in het hoger en basisonderwijs in de Arabische wereld. Van 1998 tot heden was Amin medewerker van Cicat (het managementcenter voor internationale samenwerking van de TU Delft) en heeft hij werk gedaan bij diverse huisvesting- en onderwijsprojecten in Jemen, Turkije, Jordanië en Kazakstan.
De in Jeruzalem geboren ingenieur verhuisde in 1992 naar Nederland en ging bouwkunde studeren in Delft. In 1998 begon hij samen met de Palestijnse socioloog Rami Nasrallah aan het promotieonderzoek ‘Urban Peace Building; Patterns and Future Scenario’s, the case of Jerusalem’. Vorige week dinsdag (6 oktober) verdedigden zij hun proefschrift.
Op de kaft van uw proefschrift staat Jeruzalem weergegeven als een uiteengevallen puzzel. Hebt u daarmee willen aangeven dat het puzzelen is om een oplossing te vinden voor de etnische problemen in Jeruzalem?
“Ja, maar niet alleen dat. Jeruzalem wordt officieel beschouwd als één stedelijke ruimte. Maar het is een lappendeken. Niet alleen vanwege de muur die Jeruzalem van de Westbank scheidt. Israëliërs maken nederzettingen in Oost-Jeruzalem waardoor Palestijnse wijken van elkaar gescheiden raken. Het zijn getto’s. En in West-Jeruzalem zijn Joodse ultraorthodoxe wijken en wijken van seculiere Joden. Als je vandaag kijkt naar Jeruzalem, dan zie je allemaal vlekjes.”
Uw proefschrift ‘Urban Peace Building’ gaat over stedenbouwkunde in Jeruzalem. Iedereen denkt dan natuurlijk meteen aan de muur langs de Westbank. Kun je in deze stad überhaupt wel spreken van stedenbouwkunde?
“Er is meer aan de hand dan alleen die muur. Het stedenbouwkundige uitgangspunt van de Israëliërs is om de stad te verjoodsen. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat historische gebouwen niet worden beschermd. Als er een nederzetting gebouwd wordt, gaan oude gebouwen en wijken tegen de vlakte. Palestijnse bewoners worden weggejaagd van de stad. De Palestijnen krijgen nauwelijks vergunningen van de Israëlische autoriteiten om te bouwen, dus doen ze het illegaal. Aangezien ze het misschien weer moeten afbreken, bouwen ze minder degelijk. Tegelijkertijd breiden de buitenwijken zich in Oost-Jeruzalem heel chaotisch uit. Het is essentieel om in Jeruzalem over stedenbouwkunde na te denken, juist vanwege de complexe problemen.”
U bent zelf Palestijn, opgegroeid in Jeruzalem, begin jaren negentig naar Nederland gevlucht, en u kiest duidelijk partij. Kunt u wel objectief wetenschappelijk onderzoek doen naar stedenbouw in Jeruzalem?
“Ik heb zoveel mogelijk afstand geprobeerd te nemen van mijn emoties. Ik vind dat je als onderzoeker wel een standpunt mag innemen. Maar je moet het gezichtspunt van de tegenpartij begrijpen.”
U schreef het proefschrift samen met de Palestijnse politicoloog Rami Nasrallah. Was het niet verstandig om ook een Jood te betrekken bij het onderzoek om de schijn van partijdigheid te voorkomen?
“Ik vind dat een oppervlakkig detail. Wij zijn beiden objectief. Bovendien, ik ken Joden die progressiever zijn voor wat betreft het Joods-Palestijnse conflict dan Palestijnen zelf.”
Uw proefschrift bestaat voornamelijk uit een analyse van een twaalf jaar durende discussie tussen Joodse en Palestijnse academici, onder wie uzelf, over stedenbouwkunde in Jeruzalem. Wat is dat voor denktank?
“De ontwikkelingsorganisatie Olof Palme International Center bracht in 1996 in het Zweedse Bommersvik een veertigtal Joodse en Palestijnse academici – sociologen, stedenbouwkundigen en economen – bij elkaar om te discussiëren over de toekomst van Jeruzalem. Daarna vond het elk jaar opnieuw plaats. Telkens in een andere stad.”
Wanneer besloot u een proefschrift te schrijven over deze denktankbijeenkomsten?
“In 1998 begon ik met mijn promotieonderzoek. In het begin wilde ik me richten op architectuur aan de Palestijnse kant. Maar ik heb me snel gerealiseerd dat het absurd is om alleen daar naar te kijken. Het heeft niets met de realiteit te maken. De ontwikkelingen in de hele stad hebben invloed op de Palestijnse architectuur. Die invloeden kun je niet zomaar weg filteren. Dus toen heb ik gekozen voor een multidisciplinaire aanpak. Ik wilde beschrijven hoe het huidige politieke conflict de stad stedenbouwkundig, en wat architectuur betreft, beïnvloedt. En ik wilde onderzoeken hoe academici kunnen helpen om beide partijen bij elkaar te brengen en welke lessen er te trekken zijn voor andere conflictsteden.”
Welke algemene lessen vallen er uit te trekken voor andere steden?
“Je hebt actief burgerschap nodig om iets te bereiken in conflictsteden. De onderdrukte partij moet zich stevig kunnen uitdrukken en voor zijn rechten kunnen opkomen. Tegelijkertijd moet hij rationeel denken en de tegenpartij in de ogen kunnen aankijken. Een andere belangrijke les is dat peace building en peace making samen moeten gaan.”
Jullie doel was urban peace building. Zo luidt ook de titel van uw proefschrift. Wat is dat?
“Je hebt peace making (vrede stichten) en peace building (vredesopbouw). Peace making is een politiek proces. Politici zijn daar al tientallen jaren mee bezig zonder veel resultaat. Peace building is een bottom up-aanpak die moet leiden tot een sterke civil society (burgerbeweging, -red.).
Hoe Jeruzalem zich ontwikkelt, wordt niet enkel van boven af gedicteerd door stedenbouwkundige beslissingen. De ruimte waarin we leven, bepaalt ook hoe we ageren. Daar hebben we onderzoek naar gedaan.”
Kunt u een voorbeeld geven?
“In Jeruzalem voelen de inwoners zich vreemdelingen in hun eigen stad. Palestijnen raken steeds meer gefrustreerd door de Israëlische onderdrukking en allerlei Israëlische maatregelen zoals de muur. Joden zien steeds meer gebouwen om hen heen veranderen in vestingen met piepkleine ramen. De Joodse seculiere middenklasse trekt naar Tel Aviv en de Palestijnse middenklasse verhuist naar Ramallah. De stad gaat steeds meer achteruit op alle vlakken. Doordat de inwoners zich weinig verbonden voelen met de stad, ontstaat er geen sterke burgerbeweging die zich inzet voor een vreedzame stad. In de meeste steden geven autoriteiten meer en meer zeggenschap aan burgers. In Jeruzalem gebeurt het tegenovergestelde. Dat tij moeten we zien te keren want vredestichten is gedoemd te mislukken als het wordt losgekoppeld van vredesopbouw.”
Met jullie bijeenkomsten willen jullie een bijdrage aan de vredesopbouw leveren. Dat klinkt mooi, maar kunnen veertig academici er echt voor zorgen dat de situatie verbetert in Jeruzalem?
(Zucht) “We hebben contact met allerlei burgerorganisaties. Maar als er bloed vloeit zijn mensen niet snel bereid om constructief te denken. Dus het is nu heel moeilijk. Maar de uitkomsten van onze seminars zijn ook altijd bij politici terechtgekomen. Wat onze impact is, kan ik niet kwantificeren. Maar ik weet zeker dat politici op de hoogte zijn van wat wij doen. Als er een oplossing komt in Jeruzalem, dan zal dat mede gebeuren door tussenkomst van de Verenigde Staten en de Europese Unie. Ik hoop dat Barack Obama dingen anders kan aanpakken.”
Wat waren de geschillen binnen jullie denktank? Konden jullie constructief discussiëren over zo’n emotioneel beladen onderwerp?
“De eerste paar jaar was de sfeer tussen de Joodse en Palestijnse deelnemers erg slecht. Zelf was ik ook niet constructief. Ik wilde het alleen maar hebben over de onderdrukking van de Palestijnen en het nederzettingenbeleid. De Israëliërs op hun beurt wilden alleen maar praten over praktische zaken. Over hoe om te gaan met het water- en elektriciteitsnet in de stad bijvoorbeeld. Het heeft twee jaar geduurd voordat we met zijn allen door hadden dat we alles moesten bespreken, de nationale aspiratie van de Palestijnen én functionele problemen in de stad.”
In 2001 vond de bijeenkomst plaats aan de TU Delft, bij de faculteit Bouwkunde. Toen begon ook de tweede intifada.
“De situatie escaleerde. We realiseerden ons dat we te positief hadden gedacht over Jeruzalem en de mogelijkheid om de situatie om te buigen met de civil society. We hebben toen het scenario building system opgezet. Dat instrument helpt ons om in te schatten hoe situaties zich kunnen ontwikkelen en hoe we, als bepaalde geopolitieke ontwikkelingen zich voordoen, het beste kunnen reageren. We hebben vijf scenario’s verzonnen. In het meest optimistische scenario, ‘The city of bridges’ eindigt de Israëlische bezetting, en verandert elk deel van de stad in een hoofdstad, de een voor Israël en de ander voor Palestina. Palestijnen krijgen volledig controle over het oostelijke deel van Jeruzalem.”
Welk scenario acht u het meest waarschijnlijk?
“Ik ben erg pessimistisch en teleurgesteld op dit moment. We moeten het ergste vrezen. We hebben zowel aan Palestijnse als aan Israëlische kant etters aan het roer die alles erger maken. Inwoners nemen meer en meer afstand van de stad.
Het is idioot en erg pijnlijk. Jeruzalem is een belangrijke historische plek voor meeste mensen op aarde, joden, christenen en moslims. Iedereen hecht er veel waarde aan. De stad bestaat al vijfduizend jaar maar in de laatste vijftig jaar gaat het snel achteruit. De stad gaat totaal kapot.”
Our monthly review of what’s been making news in the Dutch newspapers begins with the headline that Dutch support for US President Barack Obama may not last long. Five former Dutch Foreign ministers met recently to discuss the subject of ‘Obama and us’. Despite Obama’s desire for “good relations with Europe”, the Volkskrant newspaper headline pleaded with the Dutch government: ‘Don’t leave Obama out in the cold’. Meanwhile the Netherlands doesn’t want to help the US close Guantanamo Bay. Some countries have offered asylum to terrorist suspects still held there, but not the Dutch government. “Caring for those who won’t be tried but released is the responsibility of the United States,” said Dutch Foreign Minister Maxime Verhagen. “We didn’t set up or support Guantanamo Bay. We didn’t make the mistakes. I don’t see why we should provide asylum to people released from there.” An Obama spokesman called Verhagen’s comments “disappointing”.
To commemorate its take over of the EU’s rotating presidency, the Czech Republic commissioned Czech sculptor David Cerny to create a EU-themed sculpture for exhibit at the EU Parliament. But not many Europeans countries liked the result: Cerny’s sculpted EU map installation ridiculed all 27 EU countries to varying degrees. Among his ‘humorous’ depictions were Poland represented as two Catholic priests dressed in military uniforms and waving gay-pride flags; Bulgaria as a series of interconnected Turkish toilets; and the Netherlands as completely submerged under water, with only the tops of mosque minarets left showing. Meanwhile, a major scandal hit the Dutch foreign ministry when it was revealed that the ministry’s most senior advisor did not send Jaap de Hoop Scheffer, the then foreign minister, a crucial document stating there was no legal grounds for Dutch support of the US-led Iraq war. The foreign ministry’s secretary-general Frank Majoor wrote on the document: “To be well-hidden in the archives for future generations. The discussion is, for the time being, closed!” Soon thereafter, the US appointed De Hoop Scheffer as NATO’s new secretary general
Somebody at Holland’s Justice Ministry was up to some Wikipedia shenanigans. The wiki entry for the Prophet Mohammed was altered to label him as ‘a warmonger’, and to define Islam as the world’s ‘most murderous ideology’. These wiki changes were traced to a Justice Ministry IP address. Meanwhile, the Dutch government reversed an earlier decision not to investigate recent demonstrations against Israel’s invasion of Gaza, in which demonstrators chanted ‘death to the Jews’ and the name of Adolph Hitler. Israeli representatives complained that the police “did nothing” and thus rendered “threats against Jews as acceptable”, while the police countered that they did noting to avoid escalating the situation. The Rotterdam police have since banned the public burning of Israeli flags.
The new CEO of Dutch Railways (NS), Bert Meerstadt, is showing solidarity in tough economic times taking a 10 percent pay cut, saying “tough times call for restraint”. Meerstadt won’t be going hungry though: he earns 450,000 euro per year. Not so fortunate is Gertjan Verbeek, coach of Rotterdam’s Feyenoord football club, who was fired after losing the confidence of his under-performing players: Feyenoord is in 12th place in the 18-team Dutch league, 25 points behind leaders AZ.
The government has rejected a paternity leave bill proposed by the Green Party. The bill, which wanted paternity leave time increased from two days to ten days, so new Dads would have more time to bond were their newborns, was rejected as too expensive. Fathers can take vacation days if they want more baby-bonding time, said Social Affairs Minister Piet Hein Donner. Meanwhile, the Dutch Tax office finally figured out how to track and tax Internet gamblers, who for years avoided paying taxes on winnings by using fake Internet names. Even though Internet gambling is illegal, the government prefers to tax winnings rather than prosecute people for the illegal activity. And finally, the rage to name newborn babies something ‘interesting’ now extends from Hollywood to Holland. Dutch parents are increasingly giving their kids bizarre and offbeat names, like the Dutch designer duo Lucas Verweij and Hella Jongerius who wanted their daughter to be special, so named her Hammer, because, Verweij attempted to explain, “a Hammer is an object that lasts for a lifetime, it’s strong, and it’s comfortable to hold in your hand. We hope our daughter will grow up to be as strong as a hammer.”

Comments are closed.