Wetenschap

Luchtig rioolwater

Afvalwater door leidingen pompen kost onnodig veel energie doordat op sommige plekken luchtbellen blijven hangen. Delftse wetenschappers hebben ontdekt wat op die plekken precies gebeurt.

Hevig klotsend lijkt een kleine rioolwater-tsunami zich een weg omhoog te banen door een doorzichtige rioolbuis. De proefopstelling van ir. Ivo Pothof van de afdeling gezondheidstechniek (CiTG) en Deltares toont hoe het water zich gedraagt in rioolbuizen wanneer deze onder de grond een knik maken. Zijn proefbuis duikt vanaf twee op elkaar gestapelde zeecontainers onder een hoek van tien graden naar beneden. Achter de containers staat de grote voorbezinktank waaruit Pothof het vieze water oppompt.
De golf is uiteraard niet echt een tsunami. “Het is een watersprong”, legt Pothof uit op het terrein van de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Hoek van Holland. “De watersprong ontstaat wanneer we water door een buis met gasophopingen pompen. Het gaat gepaard met veel turbulentie. Precies dit geklots ontstaat ook op plekken waar rioolbuizen dieper de grond in gaan om spoorwegen en snelwegen te ontwijken.”
Het geklots kost veel geld. Waterzuiveringsbedrijven moeten dertig procent harder pompen om het vieze water vanuit de gemaalkelders in de steden – waar het water in eerste instantie wordt opgevangen – in de zuiveringsinstallaties te krijgen als het water langs dergelijke leidingkronkels moet.
Samen met collega’s heeft Pothof inzichtelijk gemaakt wat er precies gebeurt in die kronkels. Bij de watersprong is de buis gevuld met water. Aan weerszijden van de watersprong proberen luchtbellen omhoog te kruipen tegen de stroom in. De grote bovenste luchtbel kalft beetje bij beetje af door het geweld waarmee het water naar beneden gepompt wordt. Stroomafwaarts proberen de ‘door de watersprong doorgeslikte luchtbellen’ zich weer een weg naar boven te banen nadat ze zich gehergroepeerd hebben.
Het wegwerken van de luchtbellen lijkt een gevecht tegen de bierkaai. Maar wanneer Pothof de waterpomp opvoert tot 1,5 meter per seconde – tweemaal de normale snelheid in veel afvalwaterpersleidingen – verdrukt het water de luchtbellen uiteindelijk toch tot aan het horizontale deel op de grond. Van daaruit laat de lucht zich makkelijk meevoeren met de stroom.
Door tijdelijk de stroomsnelheid op te voeren kun je de luchtbellen dus wegwerken en de weerstand in de buis verlagen. Maar volgens Pothof is dat niet de oplossing. “De pompen in het veld kunnen die extra snelheid niet leveren. Bovendien komen de luchtbellen vanzelf weer terug door dat er telkens nieuwe kleine luchtbelletjes vanuit de gemaalkelders aangeleverd worden.”
Volgens de onderzoeker moet het probleem bij de bron aangepakt worden. Een kleine ingreep bij de gemaalkelders zou al wonderen verrichten. “Bij de gemaalkelders plonst het water vlakbij de pompen de kelder in. Hierdoor worden er al meer luchtbelletjes mee de leidingen ingesleurd dan in een dalende leiding afgevoerd kunnen worden. Een simpel spatscherm zou dit voorkomen.”
Een tweede oorzaak van de luchtbellen is het beluchtingssysteem. Vroeger konden de pompen alleen op volle toeren draaien of uit staan. De bruuske overgang van ‘aan’ naar ‘uit’ zorgde toen voor een enorme onderdruk in de buizen. Om te voorkomen dat de buizen implodeerden werden er kraantjes opengezet om lucht toe te laten en de onderdruk op te heffen.
Onderdrukken worden nu nog steeds op die manier opgelost. Maar volgens Pothof is dat op de meeste plaatsen helemaal niet meer nodig. “De meeste buizen zijn sterk genoeg om de geringe onderdrukken die nu nog ontstaan aan te kunnen, omdat de pompen tegenwoordig vrijwel allemaal een toerenregeling hebben.”
In een derde container op de grond onder de testrioolbuis heeft Pothof zijn datacentrum ingericht. De informatie van alle druk- en debietmeters die hij aan zijn opstelling heeft aangesloten, stroomt hier zijn laptop binnen.
In de hoek staat een grote fles wasmiddel van Robijn. “We hebben hier ook geëxperimenteerd met schoon water”, zegt de onderzoeker. “Door wasmiddel toe te voegen probeerden we de oppervlaktespanning van rioolwater na te bootsen. Maar de eiwitten en vetten in het rioolwater zorgen toch voor een ander soort – een traag-dynamische – oppervlaktespanning.” Verkassen naar een fris ruikend lab om het onderzoek voort te zetten met schoon leidingwater zat er dus niet in.

In de jaren tachtig heette het nog ongewenste intimiteiten. Tegenwoordig spreken we van seksuele intimidatie. In een mannenmaatschappij als de TU levert dit meer problemen op dan aan andere universiteiten. ,,Ooit was een vrouw bezit dat verworven moest worden. Van dat idee komen we maar moeilijk los.”


Figuur 1 Van Middelkoop: ,,Seksuele intimidatie is een subjectief begrip”

Een ‘vriendschappelijke’ arm van de baas om je middel, een begeleider die op een zomerse dag even over je schouder ‘meekijkt’ terwijl je practicum aan het doen bent, of zelfs een voorstel van een docent om hem ter plekke een seksuele dienst te bewijzen in ruil voor een goed tentamencijfer. Het overkomt vrouwen – en soms ook mannen – aan de TU. Misschien niet allemaal in even extreme vorm, maar velen ondervinden soortgelijke gevallen regelmatig aan den lijve.

Wat is een ongewenste intimiteit? Is nagefloten worden op straat beledigend of juist een compliment? En lok je geen opmerkingen uit als je in hot-pants in de collegezaal van Elektrotechniek verschijnt? ,,Dat is moeilijk te beoordelen”, meent Joyce van Middelkoop, vertrouwenspersoon voor seksuele intimidatie aan de TU. ,,Onder seksuele intimidatie rekenen we een scala van onvriendelijke opmerkingen en handelingen, tot aan verkrachting toe. Het belangrijkste criterium daarbij is, dat het als ongewenst wordt beschouwd door degene tegen wie het is gericht. Daarmee is het een subjectief begrip, want een arm om mijn schouder accepteer ik van de één wel, en van de ander niet.”

Vrijpostig

In de zes jaren dat zij nu samen met Margré Jas vertrouwenspersoon is, heeft Van Middelkoop gemerkt dat seksuele intimidatie bijna altijd te maken heeft met machtsverschillen. ,,Ongewenst gedrag tegenover vrouwen of mannen wordt in bijna alle gevallen gebezigd door mannen in een hiërarchisch hogere functie. Deze machtspositie leidt blijkbaar gemakkelijk tot misbruik. Ook de macht van het getal werkt dat in de hand. Veel mannen tegenover één vrouw laten zich ook snel verleiden tot vrijpostig gedrag.”

Pas in de jaren tachtig kwamen vrouwonvriendelijke gedragingen binnen enkele universiteiten in Nederland aan het licht. Vooruitlopend op de discussies gaf het college van bestuur van de TU te kennen dat zij dergelijke vrouwonvriendelijke praktijken absoluut niet zou tolereren. In 1989 werd de Klachtenregeling Ongewenste Intimiteiten in het leven geroepen. Hiertoe werden een Klachtencommissie en twee vertrouwenspersonen geïnstalleerd.

Van Middelkoop: ,,Hoewel ons daarvoor geen tijd of geld is toegezegd, zijn wij altijd telefonisch bereikbaar enbeschikbaar om klachten in ontvangst te nemen. Soms blijft het bij een vertrouwelijk gesprek, soms gaat het ook verder. Maar altijd doen we wat de wens is van het slachtoffer. In enkele gevallen wordt de zaak voorgelegd aan de commissie. Deze is bevoegd om onderzoek te doen en de partijen te horen. Vervolgens adviseert zij het college van bestuur. Dat geeft aan dat deze kwesties erg hoog opgenomen worden.”

Je zou verwachten dat een typisch mannenbolwerk als de TU op dit gebied meer problemen oplevert dan andere universiteiten. ,,Dat is ook zo”, meent Van Middelkoop. ,,Eigenlijk zijn er twee soorten reacties op instroom van vrouwen in een mannenmaatschappij. Enerzijds ontstaat er haantjesgedrag onder mannen, maar aan de andere kant een overdreven hoffelijkheid. Ook dat laatste wordt niet altijd op prijs gesteld. Vrouwen willen gewoon als volwaardig persoon gezien worden, niet als een te veroveren object. Vroeger werd er om vrouwen gedobbeld, was een vrouw bezit dat verworven moest worden. Van dat idee komen we maar moeilijk los.”

Per jaar behandelen de vertrouwenspersonen ongeveer twintig klachten. Bijna allemaal van vrouwen, maar ook mannen kloppen bij Van Middelkoop aan. Praktisch altijd zijn de daders mannen. Landelijk onderzoek onder studenten toonde aan dat meer dan de helft van de studentes binnen universiteiten ooit te maken had met hinderlijk gedrag van mannen. Van de mannelijke studenten kende 27 procent het probleem uit ervaring.

De meldingen die binnenkomen lijken dus slechts het topje van de ijsberg. ,,Dat zal niemand verbazen als je weet hoe hoog de drempel voor vrouwen is om melding te doen. Wanneer je directe baas regelmatig vraagt wie er zoal aan dat leuke speelgoed in je bloes mag komen, of in gesprekken je gezicht steevast dertig centimeter te laag inschat, bedenk je je wel honderd keer voor je hem gaat aanklagen. Want de werkrelatie is vanaf dat moment ernstig verstoord”, aldus Van Middelkoop.

,,Bovendien getuigen de reacties van de daders altijd van grote onschuld. We hebben hier vrouwen gehad die ander werk gezocht hebben en soms wel een jaar lang ‘ziek’ waren van die minachtende behandeling. Dan frustreert het mij enorm als ze geen aanklacht indienen, maar ben ik blij dat ze het mij toch vertellen uit bezorgdheid voor hun opvolgster.”

,,We doen veel aan voorlichting. We laten posters en folders maken, plakken stickers op de damestoiletten. En we zijn er bij op de ‘ladies intro’. We willen vrouwen én mannen bereiken en passen ons aan: de folder maken we wat kleiner, zodat die minder opvalt en makkelijker weg te bergen is tussen andere papieren.”

,,Soms adviseren we ook om wat minder uitdagende kleding te dragen. Je moet mannen niet direct in de verdediging jagen. Het zijn per slot van rekening meestal goede collega’s en in enkele gevallen ook potentiële partners. Want waar mannen en vrouwen samenwerken heerst vaak een prettige en opbouwende ‘spanning’. Die moet van beide zijden echter wel gewenst zijn. Groepsgedrag en haantjes, daar heeft niemand wat aan. Maar ik ben bang dat het nog wel even duurt voordat dat stoere gedrag is uitgeroeid.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.