Campus

De buren

Wonen naast studenten, hoe is dat? Gaat dat gepaard met een hoop overlast of vallen ze eigenlijk helemaal niet op? Jaap Dawson, Bagijnhof 23. Buurman van het studentenhuis op nummer 17Meneer Dawson is mijn buurman.

In 1997 heeft hij het gewaagd om naast een studentenhuis met drieëntwintig jongens en meisjes te gaan wonen. Het lot wil dat de kamers van twee grote muziekfanaten in ons huis direct grenzen aan zijn huis. Mijn kamer bevindt zich dus aan de andere kant van de muur waar dit interview plaatsvindt. Als ik hem vraag naar de muziekoverlast antwoordt hij: sinds de laatste keer dat ik bij jullie langs ben geweest hoor ik nauwelijks iets meer van het ge-dj van die jongen onder je of van jouw getrommel. Hij benadrukt daarmee dat hij zich stoort aan harde geluiden in het algemeen en begrijpt niet dat wij zelf niet gek worden. Tijdens ons beruchte jaarlijkse huisfeest in november zorgt Dawson altijd dat hij een weekend weg is. Hij heeft in zijn beginjaren zo’n nacht proberen vol te houden, maar is en was niet zo gecharmeerd van het overheersende lawaai van 22.00 uur tot 8.00 uur ‘s ochtends. “Het is wel minder baldadig geworden”, zegt Dawson. “Geen rotzooi of pis op mijn dak na zo’n feest.” Dawson geeft de schuld van de geluidsoverlast vooral aan de kwaliteit van onze scheidingsmuur. Hoe kan het ook anders, hij doceert aan de faculteit Bouwkunde. Al gauw gaat het gesprek over de filosofie van architectuur. Boeken en literatuurlijsten worden uitgewisseld en het gesprek eindigt in het trapportaal van ons huis waar één van mijn huisgenoten zich aan hem voorstelt. Ironisch gezien heeft dit interview voor een wederzijds interessant contact gezorgd. Dawson gaat aan de liefhebbers een rondleiding door de stad geven.

Helaas geen internet versie van de rubriek minimaatjes deze week in delta-online.

Jaap Dawson, Bagijnhof 23. Buurman van het studentenhuis op nummer 17

Meneer Dawson heeft het in 1997 gewaagd om naast een studentenhuis met drieëntwintig jongens en meisjes te gaan wonen. Het lot wil dat de kamers van twee grote muziekfanaten in dat huis direct grenzen aan zijn huis. Over de muziekoverlast zegt hij: “Sinds de laatste keer dat ik bij de studenten langs ben geweest hoor ik nauwelijks meer iets van het ge-dj en getrommel van die jongens.” Hij benadrukt dat hij zich stoort aan harde geluiden in het algemeen en hij begrijpt niet dat de studenten zelf niet gek worden. Dawson zorgt altijd dat hij een weekend weg is als het studentenhuis in november zijn jaarlijkse huisfeest houdt. Hij heeft in zijn beginjaren zo’n nacht proberen vol te houden, maar is en was niet zo gecharmeerd van het overheersende lawaai van 22.00 uur tot 8.00 uur ‘s ochtends. “Het is wel minder baldadig geworden”, zegt Dawson. “Geen rotzooi of pis op mijn dak na zo’n feest.” Dawson wijt de geluidsoverlast vooral aan de kwaliteit van de scheidingsmuur. Hoe kan het ook anders, hij doceert aan de faculteit Bouwkunde. Al gauw begint hij over de filosofie van architectuur en somt een lijst van boeken en literatuurlijsten op. In de loop van het interview voor deze rubriek raakt meneer Dawson in gesprek met zijn buren. Met als resultaat dat hij een rondleiding door de stad geven gaat aan de liefhebbers.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.