Campus

TU-wijk als experimenteertuin voor eigen milieu-onderzoek

Verbeter het milieu, begin in de TU-wijk. Dat had het motto kunnen zijn van de bijeenkomst die Dienst Arbeidsomstandigheden en milieu (DAO) afgelopen maandag organiseerde voor u-raadsleden.

In de raad klinkt herhaaldelijk de roep om meer aandacht voor duurzame ontwikkeling. Er liggen genoeg milieu-vraagstukken op eigen grondgebied te wachten op studenten en onderzoekers die er hun expertise op willen botvieren.

Koppeling van onderwijs en onderzoek aan beheer levert volgens ing. A.J. Monster, hoofd van de DAO, interessante samenwerkingsprojecten op. Hij opent de ‘duurzaamheidsdag’ met een inleiding en suggesties voor klussen in de TU-wijk die door eigen onderzoekers of studenten gedaan kunnen worden. Bijvoorbeeld: een monitoringsysteem opzetten voor bodem, flora en fauna door geodeten, het verbeteren van de energiesituatie en -balans door werktuigbouwers, en onderzoek doen naar biologische reiniging van verontreinigde grond van de universiteit door biotechnologen.

Allemaal projecten die de volgende spreker, prof.dr. M. Donze, onder de noemer ‘peanutshandel’ zou laten vallen. ,,Peanuts is big business maar niemand doet het”, merkt de hoogleraar van de vakgroep gezondheidstechniek en waterbeheersing bij Civiele Techniek op. Zelf was Donze betrokken bij de natuurvriendelijke oevers en de vernieuwing van de composteerinstallatie, die beide deze dag officieel in gebruik genomen werden.

Donze probeert op dit moment of hij de vijver van Werktuigbouw kan gebruiken voor onderzoek aan variabel waterpeilbeheer. ,,Daarvoor moeten de sterren eerst goed staan”, zegt hij. ,,Milieu kost geld. Het milieuverdriet kost al gauw dertig procent van een project, net zoveel als de fundering van een bouwproject. Daardoor is het vaak moeilijk iets voor elkaar te krijgen. De sterren voor het variabel peilbeheer staan binnen de TU al wel goed. De vijver moet namelijk binnenkort toch gebaggerd worden.” Dat lijkt Donze een goede gelegenheid om meteen wat meer te doen.

Nu moet het Hoogheemraadschap nog enthousiast gemaakt worden. Donze hoopt binnenkort ook daar succes te hebben omdat het schap nu aan het maximum zit van de hoeveelheid water die ze nog weg kan pompen na een fikse regenbui. De vijver van Werktuigbouw zou als buffer kunnen fungeren. ,,Je zou bijvoorbeeld kunnen anticiperen op een regenbui en de Werktuigbouwvijver voor de bui alvast gedeeltelijk leegpompen. Dat geeft meer speling op het moment dat de bui valt.” Door de krappe capaciteit van het waterschap hoopt Donze dat het nu misschien eerder geneigd is in te stemmen met een onderzoek naar variabel waterpeilbeheer.

Een ander goed voorbeeld van een geschikt tijdstip voor het aankaarten van milieuprojecten, is ook de vernieuwing van de composteerinrichting. Enkele jaren geleden moest er voor de oude composteerinrichting een hinderwetvergunning(tegenwoordig in het kader van de Wet Milieubeheer) komen, die milieu-eisen stelt aan dit soort inrichtingen. Toen stond de universiteit voor een probleem: òf de inrichting sluiten en het tuinafval elders laten verwerken voor zeventigduizend gulden per jaar, òf investeren in de vernieuwing van de composteerinrichting. Dat laatste werd toen gekozen nadat Mark Eisma, samen met twee andere studenten van Donze, onderzocht had of een vernieuwde inrichting haalbaar zou zijn. Hij geeft deze maandag een korte presentatie over de aanpak van hun ontwerp en de benodigde aanpassingen.
Bodemverbeteraar

Eisma en zijn medestudenten adviseerden dat de bodem van de composthoop afgedicht moest worden met een folie om bodemverontreiniging te voorkomen. Het opgevangen water moest worden afgevoerd en opnieuw gebruikt om het vochtgehalte van de composthoop op peil te houden. Per jaar kan zo ongeveer zevenhonderd kubieke meter organisch afval (bladafval, houtsnippers, haagknipsel, harkvuil en 25.000 kg koffiedrab) uit de TU-wijk gecomposteerd worden tot ongeveer 250 kubieke meter compost. Dat is bruikbaar voor het ophogen van de bodem, voor bloembakken of als bodemverbeteraar.

,,We kunnen alle compost nu nog wel zelf gebruiken”, zegt L.C.D. Lodder, milieucoördinator bij de DAO, ,,en aan de tuiniers van personeelsvereniging Prometheus, de Promspitters, kunnen we ook nog wel wat kwijt. Als het moet verkopen we eventueel aan derden.”

Het is niet de bedoeling ook tuinafval van derden te gaan verwerken, ook al kan de inrichting tot duizend kuub per jaar aan. Lodder: ,,Je weet nooit wat je dan krijgt. We kunnen zelf wel plastic zakjes en dergelijke uit ons bermvuil halen, maar het is maar de vraag of je dat ook van een ander kunt verlangen. Bovendien mogen particulieren bij hun gft-afval ook botten en vetafval stoppen. Iets dat wij liever niet hebben in verband met stank.”

De nieuwe inrichting kostte 2,5 ton en verdient zich dus in ongeveer drie jaar terug. Dat maakte dit alternatief voor de universiteit financieel aantrekkelijk. Eisma is tevreden met de gang van zaken. ,,Het is erg leuk om zo’n project tijdens je studie te doen, omdat je ook echt kunt zien wat ervan terecht komt.”

Tot slot houdt prof.ir. C.A.J. Duijvestein van de faculteit Bouwkunde een voordracht over hoe het begrip duurzaam bouwen gehanteerd wordt bij de nieuwe bibliotheek. Probleem daarbij is dat het ontwerp van de architect er al lag en dat aan de hand daarvan gewerkt moet worden. ,,Aan het ontwerp zelf was niets meer te doen. Wil je echt duurzaam te werk gaan dan moet je milieu al in de ontwerpfase meenemen.” Toch hebben de duurzaamheidsmaatregelen ook hier besparingen opgeleverd, met name in de exploitatie (materiaalkeuze, energieverbruik en onderhoud).
Koffieprut

’s Middags worden de natuurvriendelijke oevers en de composteerinrichting officieel in gebruik genomen. Ir. A.Y. Sanson, directeur van de sector huisvesting van het FacilitairBedrijf, gooit de eerste emmer koffieprut op de composteerberg en onthult bij de oevers een bord. Donze had reeds gewaarschuwd dat aan de natuurvriendelijke oevers niets te zien zou zijn. ,,In feite is de slootkant nu lelijker dan hij was. Door de flauwe hellingen, voorzien van houten versteviging, zal er in de komende drie jaar wel van alles op de oevers kunnen groeien”, verwacht Donze. Overigens bevindt zich op deze oevers geen compost zoals eerder in Delta en de Delftse Post vermeld stond. Voor deze oevers is voedselarme grond gebruikt om speciale oevervegetatie een kans te geven.

Wat precies het verband is tussen de steilheid van oevers en vegetatie kan Donze niet zeggen. ,,Daar komen de biologen niet uit. Dat hangt nog van zoveel meer factoren af. Maar het zou interessant zijn om op eigen TU-terrein eens wat demonstratieprojecten te hebben. Dan kun de bezoeker zelf zien dat sloot a er mooier bij staat dan sloot b.”


Delfts eerste ‘universitaire’ milieuvriendelijke oever. ,,In feite is de slootkant nu lelijker dan hij was”

Joyce Ouwerkerk

Verbeter het milieu, begin in de TU-wijk. Dat had het motto kunnen zijn van de bijeenkomst die Dienst Arbeidsomstandigheden en milieu (DAO) afgelopen maandag organiseerde voor u-raadsleden. In de raad klinkt herhaaldelijk de roep om meer aandacht voor duurzame ontwikkeling. Er liggen genoeg milieu-vraagstukken op eigen grondgebied te wachten op studenten en onderzoekers die er hun expertise op willen botvieren.

Koppeling van onderwijs en onderzoek aan beheer levert volgens ing. A.J. Monster, hoofd van de DAO, interessante samenwerkingsprojecten op. Hij opent de ‘duurzaamheidsdag’ met een inleiding en suggesties voor klussen in de TU-wijk die door eigen onderzoekers of studenten gedaan kunnen worden. Bijvoorbeeld: een monitoringsysteem opzetten voor bodem, flora en fauna door geodeten, het verbeteren van de energiesituatie en -balans door werktuigbouwers, en onderzoek doen naar biologische reiniging van verontreinigde grond van de universiteit door biotechnologen.

Allemaal projecten die de volgende spreker, prof.dr. M. Donze, onder de noemer ‘peanutshandel’ zou laten vallen. ,,Peanuts is big business maar niemand doet het”, merkt de hoogleraar van de vakgroep gezondheidstechniek en waterbeheersing bij Civiele Techniek op. Zelf was Donze betrokken bij de natuurvriendelijke oevers en de vernieuwing van de composteerinstallatie, die beide deze dag officieel in gebruik genomen werden.

Donze probeert op dit moment of hij de vijver van Werktuigbouw kan gebruiken voor onderzoek aan variabel waterpeilbeheer. ,,Daarvoor moeten de sterren eerst goed staan”, zegt hij. ,,Milieu kost geld. Het milieuverdriet kost al gauw dertig procent van een project, net zoveel als de fundering van een bouwproject. Daardoor is het vaak moeilijk iets voor elkaar te krijgen. De sterren voor het variabel peilbeheer staan binnen de TU al wel goed. De vijver moet namelijk binnenkort toch gebaggerd worden.” Dat lijkt Donze een goede gelegenheid om meteen wat meer te doen.

Nu moet het Hoogheemraadschap nog enthousiast gemaakt worden. Donze hoopt binnenkort ook daar succes te hebben omdat het schap nu aan het maximum zit van de hoeveelheid water die ze nog weg kan pompen na een fikse regenbui. De vijver van Werktuigbouw zou als buffer kunnen fungeren. ,,Je zou bijvoorbeeld kunnen anticiperen op een regenbui en de Werktuigbouwvijver voor de bui alvast gedeeltelijk leegpompen. Dat geeft meer speling op het moment dat de bui valt.” Door de krappe capaciteit van het waterschap hoopt Donze dat het nu misschien eerder geneigd is in te stemmen met een onderzoek naar variabel waterpeilbeheer.

Een ander goed voorbeeld van een geschikt tijdstip voor het aankaarten van milieuprojecten, is ook de vernieuwing van de composteerinrichting. Enkele jaren geleden moest er voor de oude composteerinrichting een hinderwetvergunning(tegenwoordig in het kader van de Wet Milieubeheer) komen, die milieu-eisen stelt aan dit soort inrichtingen. Toen stond de universiteit voor een probleem: òf de inrichting sluiten en het tuinafval elders laten verwerken voor zeventigduizend gulden per jaar, òf investeren in de vernieuwing van de composteerinrichting. Dat laatste werd toen gekozen nadat Mark Eisma, samen met twee andere studenten van Donze, onderzocht had of een vernieuwde inrichting haalbaar zou zijn. Hij geeft deze maandag een korte presentatie over de aanpak van hun ontwerp en de benodigde aanpassingen.
Bodemverbeteraar

Eisma en zijn medestudenten adviseerden dat de bodem van de composthoop afgedicht moest worden met een folie om bodemverontreiniging te voorkomen. Het opgevangen water moest worden afgevoerd en opnieuw gebruikt om het vochtgehalte van de composthoop op peil te houden. Per jaar kan zo ongeveer zevenhonderd kubieke meter organisch afval (bladafval, houtsnippers, haagknipsel, harkvuil en 25.000 kg koffiedrab) uit de TU-wijk gecomposteerd worden tot ongeveer 250 kubieke meter compost. Dat is bruikbaar voor het ophogen van de bodem, voor bloembakken of als bodemverbeteraar.

,,We kunnen alle compost nu nog wel zelf gebruiken”, zegt L.C.D. Lodder, milieucoördinator bij de DAO, ,,en aan de tuiniers van personeelsvereniging Prometheus, de Promspitters, kunnen we ook nog wel wat kwijt. Als het moet verkopen we eventueel aan derden.”

Het is niet de bedoeling ook tuinafval van derden te gaan verwerken, ook al kan de inrichting tot duizend kuub per jaar aan. Lodder: ,,Je weet nooit wat je dan krijgt. We kunnen zelf wel plastic zakjes en dergelijke uit ons bermvuil halen, maar het is maar de vraag of je dat ook van een ander kunt verlangen. Bovendien mogen particulieren bij hun gft-afval ook botten en vetafval stoppen. Iets dat wij liever niet hebben in verband met stank.”

De nieuwe inrichting kostte 2,5 ton en verdient zich dus in ongeveer drie jaar terug. Dat maakte dit alternatief voor de universiteit financieel aantrekkelijk. Eisma is tevreden met de gang van zaken. ,,Het is erg leuk om zo’n project tijdens je studie te doen, omdat je ook echt kunt zien wat ervan terecht komt.”

Tot slot houdt prof.ir. C.A.J. Duijvestein van de faculteit Bouwkunde een voordracht over hoe het begrip duurzaam bouwen gehanteerd wordt bij de nieuwe bibliotheek. Probleem daarbij is dat het ontwerp van de architect er al lag en dat aan de hand daarvan gewerkt moet worden. ,,Aan het ontwerp zelf was niets meer te doen. Wil je echt duurzaam te werk gaan dan moet je milieu al in de ontwerpfase meenemen.” Toch hebben de duurzaamheidsmaatregelen ook hier besparingen opgeleverd, met name in de exploitatie (materiaalkeuze, energieverbruik en onderhoud).
Koffieprut

’s Middags worden de natuurvriendelijke oevers en de composteerinrichting officieel in gebruik genomen. Ir. A.Y. Sanson, directeur van de sector huisvesting van het FacilitairBedrijf, gooit de eerste emmer koffieprut op de composteerberg en onthult bij de oevers een bord. Donze had reeds gewaarschuwd dat aan de natuurvriendelijke oevers niets te zien zou zijn. ,,In feite is de slootkant nu lelijker dan hij was. Door de flauwe hellingen, voorzien van houten versteviging, zal er in de komende drie jaar wel van alles op de oevers kunnen groeien”, verwacht Donze. Overigens bevindt zich op deze oevers geen compost zoals eerder in Delta en de Delftse Post vermeld stond. Voor deze oevers is voedselarme grond gebruikt om speciale oevervegetatie een kans te geven.

Wat precies het verband is tussen de steilheid van oevers en vegetatie kan Donze niet zeggen. ,,Daar komen de biologen niet uit. Dat hangt nog van zoveel meer factoren af. Maar het zou interessant zijn om op eigen TU-terrein eens wat demonstratieprojecten te hebben. Dan kun de bezoeker zelf zien dat sloot a er mooier bij staat dan sloot b.”


Delfts eerste ‘universitaire’ milieuvriendelijke oever. ,,In feite is de slootkant nu lelijker dan hij was”

Joyce Ouwerkerk

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.