Computer ondersteund onderwijs heeft de toekomst volgens Jan-Willem van Aalst, die deze maand afstudeert bij de vakgroep informatiesystemen van de faculteit TWI.
,,Geen saaie dikke tekstboeken meer, maar een uitdagend interactief computerprogramma. Mijn onderzoek toont de kracht en efficiëntie aan van computer ondersteund onderwijs, maar je moet er wel voorzichtig mee omspringen. Daarbij is het toepassen van multimedia uitdagend maar het moet nuchter en zakelijk benaderd worden.”
Van Aalst heeft zijn onderzoek niet in Delft uitgevoerd. ,,Vooral in Canada wordt er veel onderzoek naar computereducatie gedaan. Mijn afstudeerbegeleider, (ir.) Charles van der Mast, heeft daar veel contacten en voor ik het wist zat ik op de universiteit van Guelph, in de staat Ontario. Ik werkte daar aan een computerprogramma dat studenten moet helpen om te leren programmeren. De studenten moeten met FLUID een ontwerpmethode van user-interfaces aanleren. Vandaar de naam FLUID: Framework for Learning User-Interface Design.”
Van Aalst toont hoe FLUID opgebouwd is: de student komt in een ‘verhaal’ terecht. ,,Bijvoorbeeld, de student moet een opzet voor een programma schrijven dat in een meubelzaak gebruikt wordt om meubels in een plattegrond te plaatsen. Hij krijgt van de manager van de meubelzaak middels een stukje video een gesproken uitleg over wat het programma in het algemeen moet kunnen. Zijn projectleider maakt hem wat meer duidelijk en geeft wat tips.”
,,Als de student dan voldoende weet, dient hij keuzes te gaan maken. Bijvoorbeeld, moet je een meubel alleen kunnen verplaatsen, of ook kunnen draaien. Als hij ervoor kiest om niet te draaien, krijgt hij van de gebruikers van het programma als commentaar dat het programma niet genoeg kan. ‘Je moet toch tenminste kunnen roteren? Dat doe je in werkelijkheid toch vaak met meubels’, roepen de gebruikers in het video-fragment. Door dit soort keuzes te ordenen in een schema met daarbij waarom een student moet kiezen, leert de student systematisch te werken”, legt Van Aalst uit.
Effecten
Eisen van de gebruikers worden te vaak vergeten, meent de afstudeerder. ,,Hoewel dat de afgelopen tien jaar ten goede aan het veranderen is, komt het nog te vaak voor dat programmeurs niet met de gebruikers rekening houden. Daarom hebben we voor een interactieve benadering gekozen, waarin zowel de opdrachtgever als de gebruikers eisen stellen en commentaar geven in video-fragmenten.”
Om het programma hier en daar op te fleuren zijn wat special effects in het programma opgenomen. ,,We hebben bijvoorbeeld een keer een video-beeld van een persoon die het roteren vanmeubels laat zien door een zwevende stoel te laten draaien. We hoopten zo de aandacht vast te houden door afwisseling in het programma te brengen.”
De vraag was of FLUID met toepassing van multimedia effectief de ontwerp-methode aanleerde. Om te testen wat er bleef hangen zijn er in Delft zowel als in Canada zes studenten FLUID gaan uitproberen. ,,Het doel was om studenten te vragen of ze echt iets hadden geleerd. Was de ontwerptechniek die ze met het programma moesten aanleren nuttig? Bovendien was het natuurlijk de vraag: is deze manier van leren aantrekkelijker dan een tekstboek. De studenten zijn over alle vragen positief. Ze merken wel op dat het maken van een diagram voor de ontwerpmethode vrij veel tijd kost, en dat dit niet geschikt is voor kleinere programmeer-projecten.”
,,Het is zeker aantrekkelijk om de stof zo te leren, maar er zitten haken en ogen aan. We hebben de studenten getest op wat ze onthouden van de tekst die de personen op video zeggen. Daarbij blijkt dat, als we een special effect toepassen, de studenten wel lachen en veel aandacht hebben, maar niet voor de inhoud van de tekst: die weten ze na afloop namelijk niet meer. Dat is een belangrijke reden om bijzondere effecten mondjesmaat te gebruiken.”
RTL-4 manier
Van Aalst constateert dat er nog veel onkunde heerst in het gebruik van multimedia. ,,Feitelijk hebben de meesten geen idee hoe ze multimedia moeten gebruiken. Het is een hype, en men gelooft dus dat dit de ultieme oplossing is. Dat geloof is volgens mij niet gerechtvaardigd. Aan de inhoud van de boodschap die je wilt overbrengen blijkt multimedia niets toe te voegen. Het wordt nu gebruikt op een RTL-4 manier: het ziet er glad uit, maar het heeft geen inhoud. Ik pleit daarom voor een nuchtere en smaakvolle aanpak van multimedia. Een goede vergelijking is te maken met ‘eet gevarieerd en matig’!”
Toch zijn bepaalde aspecten van de multimedia hype wel blijvertjes, volgens Van Aalst: ,,Volgens mij gaat het gebruik van video’s een hoge vlucht nemen. Het didactisch raamwerk van computer ondersteund onderwijs werkt wel goed, de kracht daarvan blijkt ook uit dit onderzoek naar de resultaten van de studenten.”
,,Het bedrijfsleven stond aanvankelijk erg negatief tegenover deze ontwikkeling, maar dat is sterk aan het veranderen, net als gebeurd is met de Disney-films voor volwassenen. Zolang ze het nuchter zullen toepassen heeft dat ook zeker nut, maar de kennis over multimedia-toepassingen is nog te beperkt.”
Voorlopig heeft de TU een achterstand op de ervaringen in Noord-Amerika: ,,We hebben hier wel een klein multimedia-lab, maar er gebeurt in Amerika veel meer.” (P.R.)
Jan-Willem van Aalst: ,,Geen saaie dikke tekstboeken meer”
Computer ondersteund onderwijs heeft de toekomst volgens Jan-Willem van Aalst, die deze maand afstudeert bij de vakgroep informatiesystemen van de faculteit TWI. ,,Geen saaie dikke tekstboeken meer, maar een uitdagend interactief computerprogramma. Mijn onderzoek toont de kracht en efficiëntie aan van computer ondersteund onderwijs, maar je moet er wel voorzichtig mee omspringen. Daarbij is het toepassen van multimedia uitdagend maar het moet nuchter en zakelijk benaderd worden.”
Van Aalst heeft zijn onderzoek niet in Delft uitgevoerd. ,,Vooral in Canada wordt er veel onderzoek naar computereducatie gedaan. Mijn afstudeerbegeleider, (ir.) Charles van der Mast, heeft daar veel contacten en voor ik het wist zat ik op de universiteit van Guelph, in de staat Ontario. Ik werkte daar aan een computerprogramma dat studenten moet helpen om te leren programmeren. De studenten moeten met FLUID een ontwerpmethode van user-interfaces aanleren. Vandaar de naam FLUID: Framework for Learning User-Interface Design.”
Van Aalst toont hoe FLUID opgebouwd is: de student komt in een ‘verhaal’ terecht. ,,Bijvoorbeeld, de student moet een opzet voor een programma schrijven dat in een meubelzaak gebruikt wordt om meubels in een plattegrond te plaatsen. Hij krijgt van de manager van de meubelzaak middels een stukje video een gesproken uitleg over wat het programma in het algemeen moet kunnen. Zijn projectleider maakt hem wat meer duidelijk en geeft wat tips.”
,,Als de student dan voldoende weet, dient hij keuzes te gaan maken. Bijvoorbeeld, moet je een meubel alleen kunnen verplaatsen, of ook kunnen draaien. Als hij ervoor kiest om niet te draaien, krijgt hij van de gebruikers van het programma als commentaar dat het programma niet genoeg kan. ‘Je moet toch tenminste kunnen roteren? Dat doe je in werkelijkheid toch vaak met meubels’, roepen de gebruikers in het video-fragment. Door dit soort keuzes te ordenen in een schema met daarbij waarom een student moet kiezen, leert de student systematisch te werken”, legt Van Aalst uit.
Effecten
Eisen van de gebruikers worden te vaak vergeten, meent de afstudeerder. ,,Hoewel dat de afgelopen tien jaar ten goede aan het veranderen is, komt het nog te vaak voor dat programmeurs niet met de gebruikers rekening houden. Daarom hebben we voor een interactieve benadering gekozen, waarin zowel de opdrachtgever als de gebruikers eisen stellen en commentaar geven in video-fragmenten.”
Om het programma hier en daar op te fleuren zijn wat special effects in het programma opgenomen. ,,We hebben bijvoorbeeld een keer een video-beeld van een persoon die het roteren vanmeubels laat zien door een zwevende stoel te laten draaien. We hoopten zo de aandacht vast te houden door afwisseling in het programma te brengen.”
De vraag was of FLUID met toepassing van multimedia effectief de ontwerp-methode aanleerde. Om te testen wat er bleef hangen zijn er in Delft zowel als in Canada zes studenten FLUID gaan uitproberen. ,,Het doel was om studenten te vragen of ze echt iets hadden geleerd. Was de ontwerptechniek die ze met het programma moesten aanleren nuttig? Bovendien was het natuurlijk de vraag: is deze manier van leren aantrekkelijker dan een tekstboek. De studenten zijn over alle vragen positief. Ze merken wel op dat het maken van een diagram voor de ontwerpmethode vrij veel tijd kost, en dat dit niet geschikt is voor kleinere programmeer-projecten.”
,,Het is zeker aantrekkelijk om de stof zo te leren, maar er zitten haken en ogen aan. We hebben de studenten getest op wat ze onthouden van de tekst die de personen op video zeggen. Daarbij blijkt dat, als we een special effect toepassen, de studenten wel lachen en veel aandacht hebben, maar niet voor de inhoud van de tekst: die weten ze na afloop namelijk niet meer. Dat is een belangrijke reden om bijzondere effecten mondjesmaat te gebruiken.”
RTL-4 manier
Van Aalst constateert dat er nog veel onkunde heerst in het gebruik van multimedia. ,,Feitelijk hebben de meesten geen idee hoe ze multimedia moeten gebruiken. Het is een hype, en men gelooft dus dat dit de ultieme oplossing is. Dat geloof is volgens mij niet gerechtvaardigd. Aan de inhoud van de boodschap die je wilt overbrengen blijkt multimedia niets toe te voegen. Het wordt nu gebruikt op een RTL-4 manier: het ziet er glad uit, maar het heeft geen inhoud. Ik pleit daarom voor een nuchtere en smaakvolle aanpak van multimedia. Een goede vergelijking is te maken met ‘eet gevarieerd en matig’!”
Toch zijn bepaalde aspecten van de multimedia hype wel blijvertjes, volgens Van Aalst: ,,Volgens mij gaat het gebruik van video’s een hoge vlucht nemen. Het didactisch raamwerk van computer ondersteund onderwijs werkt wel goed, de kracht daarvan blijkt ook uit dit onderzoek naar de resultaten van de studenten.”
,,Het bedrijfsleven stond aanvankelijk erg negatief tegenover deze ontwikkeling, maar dat is sterk aan het veranderen, net als gebeurd is met de Disney-films voor volwassenen. Zolang ze het nuchter zullen toepassen heeft dat ook zeker nut, maar de kennis over multimedia-toepassingen is nog te beperkt.”
Voorlopig heeft de TU een achterstand op de ervaringen in Noord-Amerika: ,,We hebben hier wel een klein multimedia-lab, maar er gebeurt in Amerika veel meer.” (P.R.)
Jan-Willem van Aalst: ,,Geen saaie dikke tekstboeken meer”
Comments are closed.