De gouverneur van South Carolina is ertegen, de publieke opinie in Amerika is ertegen en in de TU-wijk is er ook geen plaats voor: de afgewerkte splijtstofstaven van het Interfacultair Reactor Instituut.
Het transport van 33 van deze staven in september vorig jaar naar de VS zorgde voor veel commotie en opwinding. Reden genoeg voor prof.dr.ir. M. de Bruin, wetenschappelijk directeur van het instituut, om in een colloquium tekst en uitleg over de gebeurtenissen te geven.
Een verantwoord beheer van een reactor betekent dat men steeds zeker moet zijn van goede afvoer van gebruikte en nog te gebruiken splijtstof. Zoals een aantal maanden geleden in de landelijke dagbladen te lezen was, kan deze afvoer met nogal wat problemen gepaard gaan. Een schip met 33 afgewerkte splijtstofstaven uit Delft en afval van een onderzoeksreactor in Oostenrijk werd de toegang tot Amerika geweigerd.
Andere universiteiten waren toentertijd volop bezig met de aangekondigde bezuinigingen door het nieuwe kabinet. Met de problemen rond de splijtstofafvoer toonde het IRI aan ,,het buitenste beentje van het Nederlandse universitaire bestel te zijn”, zei De Bruin.
De benodigde splijtstofstaven voor onderzoek krijgt het IRI van de Verenigde Staten in bruikleen. Na gebruik kunnen deze dan weer in de VS opgeslagen worden in afwachting van technieken om de staven onschadelijk te maken. Tot voor ongeveer anderhalf jaar geleden maakte het IRI gebruik van hoogverrijkt uranium, dat ook geschikt is voor kernwapens.
Dit was dan ook de reden dat de VS in 1978 hun ‘Non-proliferatie politiek’ afkondigden. Dit hield in dat de onderzoeksreactoren die uranium in bruikleen hadden, hun reactor zouden aanpassen voor gebruik van het, strategisch veel minder gevaarlijke, laagverrijkte uranium.
De VS kondigden verder aan dat zij alleen nog splijtstofstaven terug zouden nemen van aangepaste reactoren. Bij de conversie van de reactoren zouden de Amerikanen technische steun verschaffen. Op het IRI werd als gevolg daarvan in 1980 aangekondigd dat de reactor geschikt zou worden gemaakt voor laagverrijkt uranium, een formeel besluit hierover werd in 1986 genomen en de verwachting is dat de centrale pas eind 1995 volledig omgeschakeld zal zijn.
Kort geding
De problemen beginnen in 1989, als blijkt dat de afgewerkte staven hoogverrijkt uranium niet meer terug mogen naar Amerika. Het gevolg is een opstapeling van de hoeveelheid afgewerkte splijtstof in verschillende Europese onderzoeksreactoren. In 1992 sluit het IRI zich aan bij de zogenaamde ‘Edlow-groep’, een lobbygroep van negen gedupeerde landen in Europa en daarbuiten die in Amerika wil bewerkstelligen dat de gebruikte staven toch teruggenomenworden. Als gevolg van de druk van deze groep besluit het Amerikaanse ministerie van Energie (DOE) in augustus 1993 tot het gefaseerd terugnemen van de ongeveer twintigduizend elementen die overal in de wereld rondzwerven.
Inmiddels is in Delft het water ook al tot aan de lippen van de IRI-medewerkers gestegen. De totale opgeslagen hoeveelheid uraan nadert het toegestane vergunningsmaximum en er dreigt een vermindering van het reactorvermogen. De directie haalt bij de aankondiging van de gefaseerde terugname opgelucht adem en meldt 33 elementen aan voor spoedige terugzending naar de VS. Hierna volgen de gebeurtenissen elkaar snel op.
Na een vergadering van alle belanghebbenden bij het transport in de VS, uiteenlopend van de vier betrokken ministeries tot diverse milieugroeperingen en bestuurders van de doorkruiste gemeenten, krijgt het transport in juli groen licht. De mensen op het IRI slaken een zucht van verlichting als in september 1994 dan uiteindelijk onder politie-escorte de vrachtwagen met de staven het hek uitdraait.
Maar niet voor lang, want in Cherbourg loopt het zeetransport onder Deense vlag de eerste week vertraging op door last-minute eisen van de Deense regering aan het vervoer. Na aanpassing en inwilliging van de eisen hebben de mensen in Delft weer even rust als het schip uiteindelijk toch mag vertrekken. Maar niet voor lang: terwijl het schip koers zet naar de haven Sunny Point in Amerika steekt het volgende probleem de kop op: De gouverneur van South Carolina wint een kort geding waarin het transport door de staat verboden wordt.
Honderddertig jaar
Ondanks veel protesten vanuit het IRI en een tijdelijke opheffing van het verbod krijgt het schip met de omstreden lading op 26 september geen toestemming de territoriale wateren van Amerika binnen te varen. Na een aantal dagen ronddobberen voor de kust mag het schip op 29 september aanleggen en de vracht ontschepen. Dit als gevolg van de grote politieke druk die de ambassadeurs van zeven landen op het DOE uitoefenden. De Bruin en de zijnen slaken wederom een zucht van verlichting. Na aankomst op de Savannah River Site zijn de staven daar opgeslagen. Er is echter nog steeds geen definitieve uitspraak gedaan in het geruchtmakende proces van de gouverneur tegen de komst van het afval en dit zou wel eens nare gevolgen kunnen hebben voor het transport in de nabije toekomst. In februari dit jaar staat een volgende verscheping van Europa naar de VS gepland
Op de korte termijn ziet De Bruin als enige optie om met hulp van de Edlow-groep het afval terug te sturen naar de VS. Op de langere termijn wil de IRI-directeur echter tot een nationale oplossing voor dit probleem komen. Hiertoe zijn er plannen om een Nederlandse faciliteit te bouwen waar alle afgewerkte splijtstof in Nederland tot ongeveer 2010 vrijkomt, opgeslagen kan worden. De staven moeten 130 jaar zonder enige vorm van verzorging of onderhoud bewaard kunnen worden zonder dat er iets mee gebeurt (passieve opslag). Tegen die tijd, rond het jaar 2125, zo is de algemene veronderstelling, zal er wel een nuttige en veilige oplossing voor dit afvalprodukt gevonden zijn. (M.t.B.)
IRI-directeur De Bruin: Nederlandse opslag voor splijtstofafval bouwen
De gouverneur van South Carolina is ertegen, de publieke opinie in Amerika is ertegen en in de TU-wijk is er ook geen plaats voor: de afgewerkte splijtstofstaven van het Interfacultair Reactor Instituut. Het transport van 33 van deze staven in september vorig jaar naar de VS zorgde voor veel commotie en opwinding. Reden genoeg voor prof.dr.ir. M. de Bruin, wetenschappelijk directeur van het instituut, om in een colloquium tekst en uitleg over de gebeurtenissen te geven.
Een verantwoord beheer van een reactor betekent dat men steeds zeker moet zijn van goede afvoer van gebruikte en nog te gebruiken splijtstof. Zoals een aantal maanden geleden in de landelijke dagbladen te lezen was, kan deze afvoer met nogal wat problemen gepaard gaan. Een schip met 33 afgewerkte splijtstofstaven uit Delft en afval van een onderzoeksreactor in Oostenrijk werd de toegang tot Amerika geweigerd.
Andere universiteiten waren toentertijd volop bezig met de aangekondigde bezuinigingen door het nieuwe kabinet. Met de problemen rond de splijtstofafvoer toonde het IRI aan ,,het buitenste beentje van het Nederlandse universitaire bestel te zijn”, zei De Bruin.
De benodigde splijtstofstaven voor onderzoek krijgt het IRI van de Verenigde Staten in bruikleen. Na gebruik kunnen deze dan weer in de VS opgeslagen worden in afwachting van technieken om de staven onschadelijk te maken. Tot voor ongeveer anderhalf jaar geleden maakte het IRI gebruik van hoogverrijkt uranium, dat ook geschikt is voor kernwapens.
Dit was dan ook de reden dat de VS in 1978 hun ‘Non-proliferatie politiek’ afkondigden. Dit hield in dat de onderzoeksreactoren die uranium in bruikleen hadden, hun reactor zouden aanpassen voor gebruik van het, strategisch veel minder gevaarlijke, laagverrijkte uranium.
De VS kondigden verder aan dat zij alleen nog splijtstofstaven terug zouden nemen van aangepaste reactoren. Bij de conversie van de reactoren zouden de Amerikanen technische steun verschaffen. Op het IRI werd als gevolg daarvan in 1980 aangekondigd dat de reactor geschikt zou worden gemaakt voor laagverrijkt uranium, een formeel besluit hierover werd in 1986 genomen en de verwachting is dat de centrale pas eind 1995 volledig omgeschakeld zal zijn.
Kort geding
De problemen beginnen in 1989, als blijkt dat de afgewerkte staven hoogverrijkt uranium niet meer terug mogen naar Amerika. Het gevolg is een opstapeling van de hoeveelheid afgewerkte splijtstof in verschillende Europese onderzoeksreactoren. In 1992 sluit het IRI zich aan bij de zogenaamde ‘Edlow-groep’, een lobbygroep van negen gedupeerde landen in Europa en daarbuiten die in Amerika wil bewerkstelligen dat de gebruikte staven toch teruggenomenworden. Als gevolg van de druk van deze groep besluit het Amerikaanse ministerie van Energie (DOE) in augustus 1993 tot het gefaseerd terugnemen van de ongeveer twintigduizend elementen die overal in de wereld rondzwerven.
Inmiddels is in Delft het water ook al tot aan de lippen van de IRI-medewerkers gestegen. De totale opgeslagen hoeveelheid uraan nadert het toegestane vergunningsmaximum en er dreigt een vermindering van het reactorvermogen. De directie haalt bij de aankondiging van de gefaseerde terugname opgelucht adem en meldt 33 elementen aan voor spoedige terugzending naar de VS. Hierna volgen de gebeurtenissen elkaar snel op.
Na een vergadering van alle belanghebbenden bij het transport in de VS, uiteenlopend van de vier betrokken ministeries tot diverse milieugroeperingen en bestuurders van de doorkruiste gemeenten, krijgt het transport in juli groen licht. De mensen op het IRI slaken een zucht van verlichting als in september 1994 dan uiteindelijk onder politie-escorte de vrachtwagen met de staven het hek uitdraait.
Maar niet voor lang, want in Cherbourg loopt het zeetransport onder Deense vlag de eerste week vertraging op door last-minute eisen van de Deense regering aan het vervoer. Na aanpassing en inwilliging van de eisen hebben de mensen in Delft weer even rust als het schip uiteindelijk toch mag vertrekken. Maar niet voor lang: terwijl het schip koers zet naar de haven Sunny Point in Amerika steekt het volgende probleem de kop op: De gouverneur van South Carolina wint een kort geding waarin het transport door de staat verboden wordt.
Honderddertig jaar
Ondanks veel protesten vanuit het IRI en een tijdelijke opheffing van het verbod krijgt het schip met de omstreden lading op 26 september geen toestemming de territoriale wateren van Amerika binnen te varen. Na een aantal dagen ronddobberen voor de kust mag het schip op 29 september aanleggen en de vracht ontschepen. Dit als gevolg van de grote politieke druk die de ambassadeurs van zeven landen op het DOE uitoefenden. De Bruin en de zijnen slaken wederom een zucht van verlichting. Na aankomst op de Savannah River Site zijn de staven daar opgeslagen. Er is echter nog steeds geen definitieve uitspraak gedaan in het geruchtmakende proces van de gouverneur tegen de komst van het afval en dit zou wel eens nare gevolgen kunnen hebben voor het transport in de nabije toekomst. In februari dit jaar staat een volgende verscheping van Europa naar de VS gepland
Op de korte termijn ziet De Bruin als enige optie om met hulp van de Edlow-groep het afval terug te sturen naar de VS. Op de langere termijn wil de IRI-directeur echter tot een nationale oplossing voor dit probleem komen. Hiertoe zijn er plannen om een Nederlandse faciliteit te bouwen waar alle afgewerkte splijtstof in Nederland tot ongeveer 2010 vrijkomt, opgeslagen kan worden. De staven moeten 130 jaar zonder enige vorm van verzorging of onderhoud bewaard kunnen worden zonder dat er iets mee gebeurt (passieve opslag). Tegen die tijd, rond het jaar 2125, zo is de algemene veronderstelling, zal er wel een nuttige en veilige oplossing voor dit afvalprodukt gevonden zijn. (M.t.B.)
IRI-directeur De Bruin: Nederlandse opslag voor splijtstofafval bouwen
![](https://delta.tudelft.nl/wp-content/uploads/2023/08/Delta_favicon.png)
Comments are closed.