Campus

Ortners universum

‘De vooruitgang onzer aarde vindt zijn oorsprong in de nobele geestesarbeid van de ingenieur’, concludeerde professor Nagelaar in hoofdstuk drie van zijn memoires. Ortner had sinds hij het boek in een van zijn bureaulades vond, elke dag een stuk gelezen.


1 Illustratie: Bas Wlidschut

Een waar visionair vond hij Nagelaar en een voorbeeld voor ons, hedendaagse geleerden. Wie formuleert helder en krachtig het cruciale belang van de techniek, zoals Nagelaar dat durfde? Wie kan zich met hem meten?

Die laatste vraag liet Ortner een paar maal door zijn hoofd cirkelen. Wie, wie? Niemand, dacht Ortner. Niemand kan dat. Hij keek naar het statige boek voor hem op de tafel. Hij bevoelde de leren kaft en volgde de letters van de titel met zijn wijsvinger. Memoires van een wetenschapsmensch. Ook Ortner, professor Ortner, was nu in dienst van de wetenschap. Waarin verschilde hij van Nagelaar? Wie betwijfelde of Ortner een inzicht helder kon verwoorden? Zeer zeker kon hij dat! Natuurlijk kon hij de techniek de lof toezingen die het verdiende. Nu even geen valse bescheidenheid: zonder enige twijfel kon Ortners nobele geestesarbeid als voorbeeld dienen voor toekomstige generaties.

Ortner sloeg het boek dicht. Een beslissing was genomen, een roeping gehoord. Prof.dr.ir. H.A. Ortner: Leven en Werk, de memoires in twee kloeke delen. De plicht roept, aan de slag!

Een grote werklust bruiste op in Ortner. Hij dribbelde zijn kamer uit, roffelde op de deur van Minon, zweefde naar haar bureautje.

,,Minon, ik heb een schrijfblok nodig. Nee, beter een cahier. Zo’n voornaam blanco boekwerk met linnen kaft. Kun je me dat bezorgen? Een beetje snel?”

,,Kijk maar of er iets in de voorraadkast ligt. Ik heb wel dit boek voor je, Hein. De agenda van de oude Gardman. Er staan een paar afspraken in die je moet overnemen.”

Twee keer bedacht Ortner een openingszin voor het cahier, een zwart schrift dat ondanks de simpele nietjes een stijlvol voorkomen had, maar twee keer verstoorde de telefoon zijn gedachten. De verbouwingscommissie verwachtte een voorstel voor de dekking van tijdelijke-huisvestingskosten, meldde een ongeduldige stem door de hoorn. Later – was het diezelfde stem of toch een andere? – kreeg Ortner een dringend verzoek om de uitslag van de kerstpakketten-enquête op papier te zetten. Waar die gek van een Gardman zich allemaal voor geleend had! Ortner was niet van plan dat werk allemaal klakkeloos over te nemen, hij had zich een belangrijker taak toebedacht. Om te beginnen legde hij de telefoonhoorn van de haak.

Ook de agenda van Gardman hing van futiliteiten aan elkaar: een collegerooster samenstellen, vergaderingetje lustrum-commissie, afspraken in onleesbaar handschrift of versleuteld in lettercodes. Niets om naar uit te zien. Als hij echt gemist werd zou men hem wel opbellen, dacht Ortner en daar moest hij stiekem om lachen. Hij besloot nog een paar bladzijden uit Nagelaar te lezen, ter inspiratie.

Een klop op de deur. Ortner hield zich stil, maar Minon kwamde kamer al binnenlopen met drie post-it memo’s op haar vingers.

,,De lustrumcommissie belde, waar je bleef. Daar moet je echt heen hoor. We zijn een kleine sectie, niemand houdt rekening met onze belangen. En wil je dit telefoonnummer terugbellen, het gaat over stageplaatsen.”

Minon plakte het gele briefje op de telefoon en legde de hoorn weer recht. ,,Vandaar dat ze allemaal mij bellen…”

De telefoon rinkelde.

,,Zo kan ik me toch niet concentreren? Minon, ik moet rustig kunnen werken. Wat kan mij dat lustrum schelen, of de verbouwing, of al die willekeurige drieletterwoorden. Ik wil niet afgeleid worden door al die onzinnigheden!”

,,Je kunt er maar beter aan wennen, Hein. Het is je werk. Zal ik de commissie voor vandaag dan maar afbellen?”

Ja, dat leek Ortner een goed idee. Weg met die flauwekul.

,,Nog iets, Hein. Ik wil veel voor je doen, maar luisteren naar gezeur behoort niet tot mijn taken. Lucht je hart maar in dat nieuwe schriftje. Ik ben de klaagmuur niet.”

Ortner zocht naar snedige repliek, maar Minon liep al weg. Aan haar linker elleboog bungelde een memobriefje.

Wen er maar aan, had ze gezegd. De energie was nog sneller verdwenen dan hij was komen opzetten. Ortner sloeg het zwarte schriftje open. Op de eerste regel, daar waar die welluidende openingszin had moeten staan, beet Ortner van zich af.

Professor is een mooi woord voor klusjesman. Wat een misère.


1 Illustratie: Bas Wlidschut

Een waar visionair vond hij Nagelaar en een voorbeeld voor ons, hedendaagse geleerden. Wie formuleert helder en krachtig het cruciale belang van de techniek, zoals Nagelaar dat durfde? Wie kan zich met hem meten?

Die laatste vraag liet Ortner een paar maal door zijn hoofd cirkelen. Wie, wie? Niemand, dacht Ortner. Niemand kan dat. Hij keek naar het statige boek voor hem op de tafel. Hij bevoelde de leren kaft en volgde de letters van de titel met zijn wijsvinger. Memoires van een wetenschapsmensch. Ook Ortner, professor Ortner, was nu in dienst van de wetenschap. Waarin verschilde hij van Nagelaar? Wie betwijfelde of Ortner een inzicht helder kon verwoorden? Zeer zeker kon hij dat! Natuurlijk kon hij de techniek de lof toezingen die het verdiende. Nu even geen valse bescheidenheid: zonder enige twijfel kon Ortners nobele geestesarbeid als voorbeeld dienen voor toekomstige generaties.

Ortner sloeg het boek dicht. Een beslissing was genomen, een roeping gehoord. Prof.dr.ir. H.A. Ortner: Leven en Werk, de memoires in twee kloeke delen. De plicht roept, aan de slag!

Een grote werklust bruiste op in Ortner. Hij dribbelde zijn kamer uit, roffelde op de deur van Minon, zweefde naar haar bureautje.

,,Minon, ik heb een schrijfblok nodig. Nee, beter een cahier. Zo’n voornaam blanco boekwerk met linnen kaft. Kun je me dat bezorgen? Een beetje snel?”

,,Kijk maar of er iets in de voorraadkast ligt. Ik heb wel dit boek voor je, Hein. De agenda van de oude Gardman. Er staan een paar afspraken in die je moet overnemen.”

Twee keer bedacht Ortner een openingszin voor het cahier, een zwart schrift dat ondanks de simpele nietjes een stijlvol voorkomen had, maar twee keer verstoorde de telefoon zijn gedachten. De verbouwingscommissie verwachtte een voorstel voor de dekking van tijdelijke-huisvestingskosten, meldde een ongeduldige stem door de hoorn. Later – was het diezelfde stem of toch een andere? – kreeg Ortner een dringend verzoek om de uitslag van de kerstpakketten-enquête op papier te zetten. Waar die gek van een Gardman zich allemaal voor geleend had! Ortner was niet van plan dat werk allemaal klakkeloos over te nemen, hij had zich een belangrijker taak toebedacht. Om te beginnen legde hij de telefoonhoorn van de haak.

Ook de agenda van Gardman hing van futiliteiten aan elkaar: een collegerooster samenstellen, vergaderingetje lustrum-commissie, afspraken in onleesbaar handschrift of versleuteld in lettercodes. Niets om naar uit te zien. Als hij echt gemist werd zou men hem wel opbellen, dacht Ortner en daar moest hij stiekem om lachen. Hij besloot nog een paar bladzijden uit Nagelaar te lezen, ter inspiratie.

Een klop op de deur. Ortner hield zich stil, maar Minon kwamde kamer al binnenlopen met drie post-it memo’s op haar vingers.

,,De lustrumcommissie belde, waar je bleef. Daar moet je echt heen hoor. We zijn een kleine sectie, niemand houdt rekening met onze belangen. En wil je dit telefoonnummer terugbellen, het gaat over stageplaatsen.”

Minon plakte het gele briefje op de telefoon en legde de hoorn weer recht. ,,Vandaar dat ze allemaal mij bellen…”

De telefoon rinkelde.

,,Zo kan ik me toch niet concentreren? Minon, ik moet rustig kunnen werken. Wat kan mij dat lustrum schelen, of de verbouwing, of al die willekeurige drieletterwoorden. Ik wil niet afgeleid worden door al die onzinnigheden!”

,,Je kunt er maar beter aan wennen, Hein. Het is je werk. Zal ik de commissie voor vandaag dan maar afbellen?”

Ja, dat leek Ortner een goed idee. Weg met die flauwekul.

,,Nog iets, Hein. Ik wil veel voor je doen, maar luisteren naar gezeur behoort niet tot mijn taken. Lucht je hart maar in dat nieuwe schriftje. Ik ben de klaagmuur niet.”

Ortner zocht naar snedige repliek, maar Minon liep al weg. Aan haar linker elleboog bungelde een memobriefje.

Wen er maar aan, had ze gezegd. De energie was nog sneller verdwenen dan hij was komen opzetten. Ortner sloeg het zwarte schriftje open. Op de eerste regel, daar waar die welluidende openingszin had moeten staan, beet Ortner van zich af.

Professor is een mooi woord voor klusjesman. Wat een misère.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.