Opinie

Verloedering

Recent luidde een manifest van 50 professoren de noodklok over de teloorgang van de academische cultuur. Vermoedelijk had ik dit manifest ook getekend, als ik maar op tijd geweten had dat het bestond.

Na bijna twintig jaar in Nederland had ik niet meer de illusie dat ik in dit land met de gloorrijke historie van handelaren, zeevaarders en zeerovers nog met het Humboldtse ‘Bildungsideal’ aan moest komen. De kruideniersmentaliteit van het Nederlandse wetenschapsbeleid is niet om over naar huis te schrijven en de jarenlange bezuinigingen hebben hun tol geëist. Volgens het rapport ‘Education at a glance’ van de OESO zit Nederland wat betreft uitgaven voor onderwijs en wetenschap intussen in het achterwagentje van de trein van rijke OESO-landen. Over de moderne kenniseconomie gesproken. Goed om te weten dat mijn zorgen gedeeld worden.

Moeten we nu gewoon wachten totdat er uit Den Haag een grotere zak vol geld komt? Volgens mij moeten we intussen alvast doen wat we kunnen doen met de middelen die we hebben, desnoods naar het motto ‘klein maar fijn’. Ik denk aan drie gebieden: (1) studenteninstroom, (2) accenten in het onderwijs en (3) strenge benoemingseisen.

Ten eerste is het goed dat Delft tot nog toe de verleiding heeft kunnen weerstaan om allerlei fancy studies op te richten waar bijvoorbeeld Twente zo goed mee boert – wat betreft de kwantitatieve studenteninstroom.

Ten tweede zou er in het onderwijs meer ruimte moeten komen voor ‘nutteloze’ kennis. Ik voel in mijn faculteit een zware druk om studenten vooral wat praktische trucjes bij te brengen en ik moet vechten voor een minimum aan ruimte voor academische vorming. Volgens mij moeten studenten niet alleen weten ‘hoe het moet’. Een goede academicus moet óók weten hoe het nog anders kan en daarvoor heb je bredere achtergrondkennis nodig. Wij kunnen het de studenten nu eenmaal niet besparen om af en toe een geleerd boek in te duiken. In de economie betekent dit: ze mogen best leren hoe je een kostprijs berekent of een balans interpreteert, maar er moet ook ruimte zijn voor een gedegen inleiding micro- en macro-economie. Een volwaardige academicus zou eigenlijk ook een cursus economische en sociale geschiedenis gevolgd moeten hebben, maar de hoop dat dit ook nog kan heb ik intussen opgegeven. Het valt met de ‘nutteloosheid’ van dat soort kennis overigens best mee. Als de beleggers om de Damrak dat soort vakken hadden gevolgd, dan waren ze niet als de lemmingen achter Nina Brink aangelopen.

Ten derde moet er strenger naar benoemingen worden gekeken. Met het niet verlengen van computerprofessor Van Till heeft het College een daad gesteld. De reacties die dit uitlokte waren hevig; de cultuur van de academische middelmaat leek regelrecht in opstand te zijn gekomen. De meest onthullende uitspraak over academische lichtvoetigheid hoorde ik van Professor Van Till zelf: ‘de IT sector is zó dynamisch dat je stukken al weer verouderd zijn voordat ze verschijnen’. Zo heb ik er ook nog een: ik kan niet meer publiceren over economie, want die verandert toch ook iedere maand!?

De ellende met extern gesponsorde ‘praktijkprofessoren’ rijst met name in de bedrijfskundefaculteiten de pan uit. Een beetje captain of industry belt zijn vriendje op die intussen decaan is geworden: ,,Hé, Paul, wat kost dat nou om bij jullie professor te worden?” Kennelijk wil men het gebrek aan wetenschappelijk profiel compenseren door namen met een hoge PR-waarde aan zich te verbinden. Deze praktijkprofessoren schitteren meestal door afwezigheid in de wetenschappelijke tijdschriften. Als ze kunnen helpen om academici met praktijkproblemen te confronteren, dan is dat zeker nuttig (en soms zelfs onmisbaar). Echter, het moet een aanvulling blijven en mag niet de kern worden. Mensen als ir. Van Till (of drs. Maljers, drs. Herkströter of ir. Pieper) mogen best af en toe voor een lezing naar de TU komen. Ze hebben zeker grote verdiensten in het bedrijfsleven. Maar we belonen toch ook niet de ’tennisser van het jaar’ met een vaste basisplaats in het eerste team van Ajax?

Recent luidde een manifest van 50 professoren de noodklok over de teloorgang van de academische cultuur. Vermoedelijk had ik dit manifest ook getekend, als ik maar op tijd geweten had dat het bestond. Na bijna twintig jaar in Nederland had ik niet meer de illusie dat ik in dit land met de gloorrijke historie van handelaren, zeevaarders en zeerovers nog met het Humboldtse ‘Bildungsideal’ aan moest komen. De kruideniersmentaliteit van het Nederlandse wetenschapsbeleid is niet om over naar huis te schrijven en de jarenlange bezuinigingen hebben hun tol geëist. Volgens het rapport ‘Education at a glance’ van de OESO zit Nederland wat betreft uitgaven voor onderwijs en wetenschap intussen in het achterwagentje van de trein van rijke OESO-landen. Over de moderne kenniseconomie gesproken. Goed om te weten dat mijn zorgen gedeeld worden.

Moeten we nu gewoon wachten totdat er uit Den Haag een grotere zak vol geld komt? Volgens mij moeten we intussen alvast doen wat we kunnen doen met de middelen die we hebben, desnoods naar het motto ‘klein maar fijn’. Ik denk aan drie gebieden: (1) studenteninstroom, (2) accenten in het onderwijs en (3) strenge benoemingseisen.

Ten eerste is het goed dat Delft tot nog toe de verleiding heeft kunnen weerstaan om allerlei fancy studies op te richten waar bijvoorbeeld Twente zo goed mee boert – wat betreft de kwantitatieve studenteninstroom.

Ten tweede zou er in het onderwijs meer ruimte moeten komen voor ‘nutteloze’ kennis. Ik voel in mijn faculteit een zware druk om studenten vooral wat praktische trucjes bij te brengen en ik moet vechten voor een minimum aan ruimte voor academische vorming. Volgens mij moeten studenten niet alleen weten ‘hoe het moet’. Een goede academicus moet óók weten hoe het nog anders kan en daarvoor heb je bredere achtergrondkennis nodig. Wij kunnen het de studenten nu eenmaal niet besparen om af en toe een geleerd boek in te duiken. In de economie betekent dit: ze mogen best leren hoe je een kostprijs berekent of een balans interpreteert, maar er moet ook ruimte zijn voor een gedegen inleiding micro- en macro-economie. Een volwaardige academicus zou eigenlijk ook een cursus economische en sociale geschiedenis gevolgd moeten hebben, maar de hoop dat dit ook nog kan heb ik intussen opgegeven. Het valt met de ‘nutteloosheid’ van dat soort kennis overigens best mee. Als de beleggers om de Damrak dat soort vakken hadden gevolgd, dan waren ze niet als de lemmingen achter Nina Brink aangelopen.

Ten derde moet er strenger naar benoemingen worden gekeken. Met het niet verlengen van computerprofessor Van Till heeft het College een daad gesteld. De reacties die dit uitlokte waren hevig; de cultuur van de academische middelmaat leek regelrecht in opstand te zijn gekomen. De meest onthullende uitspraak over academische lichtvoetigheid hoorde ik van Professor Van Till zelf: ‘de IT sector is zó dynamisch dat je stukken al weer verouderd zijn voordat ze verschijnen’. Zo heb ik er ook nog een: ik kan niet meer publiceren over economie, want die verandert toch ook iedere maand!?

De ellende met extern gesponsorde ‘praktijkprofessoren’ rijst met name in de bedrijfskundefaculteiten de pan uit. Een beetje captain of industry belt zijn vriendje op die intussen decaan is geworden: ,,Hé, Paul, wat kost dat nou om bij jullie professor te worden?” Kennelijk wil men het gebrek aan wetenschappelijk profiel compenseren door namen met een hoge PR-waarde aan zich te verbinden. Deze praktijkprofessoren schitteren meestal door afwezigheid in de wetenschappelijke tijdschriften. Als ze kunnen helpen om academici met praktijkproblemen te confronteren, dan is dat zeker nuttig (en soms zelfs onmisbaar). Echter, het moet een aanvulling blijven en mag niet de kern worden. Mensen als ir. Van Till (of drs. Maljers, drs. Herkströter of ir. Pieper) mogen best af en toe voor een lezing naar de TU komen. Ze hebben zeker grote verdiensten in het bedrijfsleven. Maar we belonen toch ook niet de ’tennisser van het jaar’ met een vaste basisplaats in het eerste team van Ajax?

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.