Wetenschap

Patenten: zilvervloot of wespennest?

Universiteiten moeten vaker octrooi aanvragen op vondsten van hun onderzoekers, vindt het ministerie van Economische Zaken. Maar onderzoekers die met het bijltje hebben gehakt staan niet te juichen.

br />
Bij Economische Zaken vinden ze het lage aantal universitaire octrooien nog steeds onbegrijpelijk – zeker nu de universiteiten zich tegen bezuinigingen verzetten met het argument dat ze de ‘motor van de kenniseconomie’ zijn. Wat ligt er dan meer voor de hand dan vaker patenteren? De universiteit bewijst de samenleving er een dienst mee en kan tegelijk de eigen portemonnee spekken met royalties, is de redenatie.

Een handvol faculteiten met een actief octrooibeleid (vooral bij de TU’s, maar ook in de medische sector) bewijst al jaren dat Nederlandse vondsten inderdaad goed genoeg zijn voor octrooiering. In sommige gevallen levert dat zelfs tonnen of miljoenen aan royalties op. Veelgenoemde voorbeelden zijn de vliegtuigmaterialen Arall en Glare van de Delftse hoogleraar Boud Vogelesang.

Toch blijven dit uitzonderingen. Als geheel blijft universitair Nederland passief als het om octrooiering van onderzoeksresultaten gaat. Zo vroeg de Universiteit van Californië in de jaren 1995-1999 bijna 1600 patenten aan. De TU Delft, koploper in Nederland, kwam in diezelfde periode uit op ruim vijftig octrooien.

Dat is een doorn in het oog van opeenvolgende ministers van Economische Zaken. Aan onbeschermde kennis valt immers geen cent te verdienen. Ook de nieuwe LPF-bewindsman Herman Heinsbroek meldt in zijn begroting dat er meer gedaan moet worden aan universitaire octrooien. Om meer vaart in de zaak te brengen is met steun van Economische Zaken een Platform Universitair Octrooibeleid opgericht. Voorzitter is professor Ben Veltman, oud-topman van zowel de TU Delft als de Universiteit Twente en nu voorzitter van de Adviesraad Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). Veltman wijst erop dat octrooien voor universiteiten bittere noodzaak zijn om de samenwerking met het bedrijfsleven te garanderen. ,,Als je geen octrooi aanvraagt, neemt geen bedrijf je vondsten in productie. De concurrent kan die productie immers straffeloos overnemen.%%

Valkuilen

Onderzoekers die zelf met het octrooibijltje hebben gehakt, laten verrassende tegengeluiden horen. ,,Ik heb er alleen maar spijt van”, bekent Vogelesang over het octrooi dat hij indertijd samen met AkzoNobel aanvroeg voor het sandwich-materiaal Glare. ,,Het patent zat ons in de weg.” Vogelesang kon lange tijd niet publiceren en andere onderzoeksgroepen konden het materiaal niet bestuderen. Dat was lastig voor het onderzoek, en zelfs voor de verdere technische ontwikkeling.

Hij heeft wel succes gehad met zijn vondsten, maar volgens Vogelesang komt dat niet door de octrooien. ,,Kennis is macht. Als je de beste onderzoeksgroep hebt, kunnen ze niet om je heen. Alleenals een zwakke groep per ongeluk iets leuks ontdekt, moet ze direct patenteren – dat levert iets op dat ze later niet meer kunnen binnenhalen.”

Vogelesang staat bepaald niet alleen. Juist geld blijkt een van de belangrijkste valkuilen. Want tegenover de mogelijke opbrengsten van een octrooi staan de kosten. Voor bedrijven geldt al dat hooguit één op de tien octrooien rendabel is. Maar voor universiteiten ligt het, zeker in Europa, nog moeilijker. Volgens het ministerie van Economische Zaken liggen de kosten voor het aanvragen en het instandhouden van een octrooi met gemiddeld 50.000 euro per patent in Europa liefst vijfmaal zo hoog als in de VS. Een verschil, dat vooral ontstaat doordat er nog steeds geen Europees ‘gemeenschapsoctrooi’ bestaat, zodat er in meerdere landen en in vijftien talen patent moet worden aangevraagd. Aan zo’n octrooi wordt overigens al jaren gewerkt.

Een nog groter probleem zijn de mogelijke rechtszaken. Ook als men het octrooi geregeld heeft, blijft het nodig om zich tegen inbreuken op het patent te verweren. En de kosten daarvan lopen al snel in de tienduizenden euro’s, zegt de Arnhemse patentrechtadvocaat Eric Looyen. Zelfs wie de octrooizaak wint, kan veel geld verliezen. Want de advocaatkosten en een groot deel van de proceskosten zijn meestal niet terug te krijgen.

Bovendien geldt volgens Looyen bij octrooizaken vaak het recht van de sterkste, of eigenlijk: van de rijkste. ,,De octrooiregels en -literatuur zijn zeer ondoorzichtig. Als je er maar genoeg geld tegenaan gooit, vind je vaak wel ergens een oud patent dat veel lijkt op het nieuwe.” Daarmee kan de partij die jij van inbreuk wilde beschuldigen, jóúw octrooi ongeldig laten verklaren.

Sceptisch

Voor Nederlandse universiteiten lijkt het dan ook helemaal niet zo aantrekkelijk om zich in de octrooien te begeven. Dat vindt ook de Eindhovense chemicus prof.dr. Piet Lemstra. Hij is directeur van het technologisch topinstituut PTN in Eindhoven, dat nota bene is opgericht als samenwerking tussen universiteiten en bedrijven. Toch is hij zeer sceptisch over het wespennest van de Europese octrooien.

Lemstra geeft een voorbeeld: ,,Als ik in Frankrijk tegenover een grote Franse firma sta, dan zijn er arbeidsplaatsen in het geding. Daar zijn rechters gevoelig voor. Als mijn advocaat bovendien even luncht met de tegenpartij, dan voel je al welke kant het opgaat. Het Europese systeem is verrot. In Amerika heb je een lekenjury. En die kiest sneller voor de underdog, de onderzoeker.”

Des te belangrijker is het dat de universiteiten samen met een plan komen om toch nog iets aan kennisbescherming te doen, vinden de voorstanders van patenten. Dat plan wordt op 18 oktober verwacht, als het Platform Universitair Octrooibeleid van Veltman haar rapport presenteert. Verwacht wordt dat het platform zal constateren dat universiteiten zelf geen octrooien kunnen beheren. Dat zullen de bedrijven moeten doen, want die kunnen de afweging maken welk octrooi de moeite van het verdedigen waard is. Maar ook dan blijft het volgens Veltman nodig dat de universiteiten minder passief worden. Alleen dan is er kans op lucratieve samenwerking met het bedrijfsleven.

Intussen zijn zelfs sleutelfiguren in de samenwerking tussenuniversiteit en bedrijven pessimistisch. Dat geldt in elk geval voor chemicus Lemstra. De VS nadoen is er niet bij, meent hij: de VS kent immers een echte kenniseconomie, waar de drempels voor innovatie al zo veel mogelijk geslecht zijn. ,,Bij ons is octrooibeleid niet te betalen. Als onderzoeker van een onbeduidende Nederlandse universiteit, die bovendien geen geld heeft, ben je volstrekt weerloos.”

Universiteiten moeten vaker octrooi aanvragen op vondsten van hun onderzoekers, vindt het ministerie van Economische Zaken. Maar onderzoekers die met het bijltje hebben gehakt staan niet te juichen.

Bij Economische Zaken vinden ze het lage aantal universitaire octrooien nog steeds onbegrijpelijk – zeker nu de universiteiten zich tegen bezuinigingen verzetten met het argument dat ze de ‘motor van de kenniseconomie’ zijn. Wat ligt er dan meer voor de hand dan vaker patenteren? De universiteit bewijst de samenleving er een dienst mee en kan tegelijk de eigen portemonnee spekken met royalties, is de redenatie.

Een handvol faculteiten met een actief octrooibeleid (vooral bij de TU’s, maar ook in de medische sector) bewijst al jaren dat Nederlandse vondsten inderdaad goed genoeg zijn voor octrooiering. In sommige gevallen levert dat zelfs tonnen of miljoenen aan royalties op. Veelgenoemde voorbeelden zijn de vliegtuigmaterialen Arall en Glare van de Delftse hoogleraar Boud Vogelesang.

Toch blijven dit uitzonderingen. Als geheel blijft universitair Nederland passief als het om octrooiering van onderzoeksresultaten gaat. Zo vroeg de Universiteit van Californië in de jaren 1995-1999 bijna 1600 patenten aan. De TU Delft, koploper in Nederland, kwam in diezelfde periode uit op ruim vijftig octrooien.

Dat is een doorn in het oog van opeenvolgende ministers van Economische Zaken. Aan onbeschermde kennis valt immers geen cent te verdienen. Ook de nieuwe LPF-bewindsman Herman Heinsbroek meldt in zijn begroting dat er meer gedaan moet worden aan universitaire octrooien. Om meer vaart in de zaak te brengen is met steun van Economische Zaken een Platform Universitair Octrooibeleid opgericht. Voorzitter is professor Ben Veltman, oud-topman van zowel de TU Delft als de Universiteit Twente en nu voorzitter van de Adviesraad Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). Veltman wijst erop dat octrooien voor universiteiten bittere noodzaak zijn om de samenwerking met het bedrijfsleven te garanderen. ,,Als je geen octrooi aanvraagt, neemt geen bedrijf je vondsten in productie. De concurrent kan die productie immers straffeloos overnemen.%%

Valkuilen

Onderzoekers die zelf met het octrooibijltje hebben gehakt, laten verrassende tegengeluiden horen. ,,Ik heb er alleen maar spijt van”, bekent Vogelesang over het octrooi dat hij indertijd samen met AkzoNobel aanvroeg voor het sandwich-materiaal Glare. ,,Het patent zat ons in de weg.” Vogelesang kon lange tijd niet publiceren en andere onderzoeksgroepen konden het materiaal niet bestuderen. Dat was lastig voor het onderzoek, en zelfs voor de verdere technische ontwikkeling.

Hij heeft wel succes gehad met zijn vondsten, maar volgens Vogelesang komt dat niet door de octrooien. ,,Kennis is macht. Als je de beste onderzoeksgroep hebt, kunnen ze niet om je heen. Alleenals een zwakke groep per ongeluk iets leuks ontdekt, moet ze direct patenteren – dat levert iets op dat ze later niet meer kunnen binnenhalen.”

Vogelesang staat bepaald niet alleen. Juist geld blijkt een van de belangrijkste valkuilen. Want tegenover de mogelijke opbrengsten van een octrooi staan de kosten. Voor bedrijven geldt al dat hooguit één op de tien octrooien rendabel is. Maar voor universiteiten ligt het, zeker in Europa, nog moeilijker. Volgens het ministerie van Economische Zaken liggen de kosten voor het aanvragen en het instandhouden van een octrooi met gemiddeld 50.000 euro per patent in Europa liefst vijfmaal zo hoog als in de VS. Een verschil, dat vooral ontstaat doordat er nog steeds geen Europees ‘gemeenschapsoctrooi’ bestaat, zodat er in meerdere landen en in vijftien talen patent moet worden aangevraagd. Aan zo’n octrooi wordt overigens al jaren gewerkt.

Een nog groter probleem zijn de mogelijke rechtszaken. Ook als men het octrooi geregeld heeft, blijft het nodig om zich tegen inbreuken op het patent te verweren. En de kosten daarvan lopen al snel in de tienduizenden euro’s, zegt de Arnhemse patentrechtadvocaat Eric Looyen. Zelfs wie de octrooizaak wint, kan veel geld verliezen. Want de advocaatkosten en een groot deel van de proceskosten zijn meestal niet terug te krijgen.

Bovendien geldt volgens Looyen bij octrooizaken vaak het recht van de sterkste, of eigenlijk: van de rijkste. ,,De octrooiregels en -literatuur zijn zeer ondoorzichtig. Als je er maar genoeg geld tegenaan gooit, vind je vaak wel ergens een oud patent dat veel lijkt op het nieuwe.” Daarmee kan de partij die jij van inbreuk wilde beschuldigen, jóúw octrooi ongeldig laten verklaren.

Sceptisch

Voor Nederlandse universiteiten lijkt het dan ook helemaal niet zo aantrekkelijk om zich in de octrooien te begeven. Dat vindt ook de Eindhovense chemicus prof.dr. Piet Lemstra. Hij is directeur van het technologisch topinstituut PTN in Eindhoven, dat nota bene is opgericht als samenwerking tussen universiteiten en bedrijven. Toch is hij zeer sceptisch over het wespennest van de Europese octrooien.

Lemstra geeft een voorbeeld: ,,Als ik in Frankrijk tegenover een grote Franse firma sta, dan zijn er arbeidsplaatsen in het geding. Daar zijn rechters gevoelig voor. Als mijn advocaat bovendien even luncht met de tegenpartij, dan voel je al welke kant het opgaat. Het Europese systeem is verrot. In Amerika heb je een lekenjury. En die kiest sneller voor de underdog, de onderzoeker.”

Des te belangrijker is het dat de universiteiten samen met een plan komen om toch nog iets aan kennisbescherming te doen, vinden de voorstanders van patenten. Dat plan wordt op 18 oktober verwacht, als het Platform Universitair Octrooibeleid van Veltman haar rapport presenteert. Verwacht wordt dat het platform zal constateren dat universiteiten zelf geen octrooien kunnen beheren. Dat zullen de bedrijven moeten doen, want die kunnen de afweging maken welk octrooi de moeite van het verdedigen waard is. Maar ook dan blijft het volgens Veltman nodig dat de universiteiten minder passief worden. Alleen dan is er kans op lucratieve samenwerking met het bedrijfsleven.

Intussen zijn zelfs sleutelfiguren in de samenwerking tussenuniversiteit en bedrijven pessimistisch. Dat geldt in elk geval voor chemicus Lemstra. De VS nadoen is er niet bij, meent hij: de VS kent immers een echte kenniseconomie, waar de drempels voor innovatie al zo veel mogelijk geslecht zijn. ,,Bij ons is octrooibeleid niet te betalen. Als onderzoeker van een onbeduidende Nederlandse universiteit, die bovendien geen geld heeft, ben je volstrekt weerloos.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.