Opinie

Een stoel met een gat

Ivo Niehe interviewt de schrijver Roald Dahl. Hij is er als een van de weinigen in geslaagd om door te dringen in het heiligdom waar al die prachtige kinderboeken en hilarische verhalen worden gemaakt.

br />
Sommige mensen denken dat je voor het schrijven van mooie boeken een comfortabel eikenhouten bureau, een goedgevulde bibliotheek achter je rug, een stevig glas wijn, een haardvuur en een weids uitzicht over een rustgevende omgeving nodig hebt. Anderen denken juist dat de beste boeken geschreven worden door uitgemergelde genieën die op een mansardekamertje leven van een homp hard brood.

Bij Roald Dahl niets daarvan. Hij woont in een aardig landhuis, maar hij schrijft al zijn boeken in een nietig, slechtverwarmd tuinhuisje waar je alleen roestige fietsen en een versleten grasmaaimachine zou verwachten. Ivo Niehe mag het filmen, en de meester laat tot in de details zien hoe hij dertig jaar lang heeft geschreven. Hij gaat zitten in een oude groene fauteuil waar de veren uitspringen. Dan legt hij al zittend een vierkante plank over de armleuningen van de fauteuil heen, en een rolletje daaronder om de plank naar zich toe te laten hellen. Hij neemt een paar vellen geel Amerikaans lijntjespapier en zes goedgeslepen potloden, en begint te schrijven. Zes ja, dan hoeft hij een hele dag geen punten te slijpen. Soms gumt hij wat uit, maar meestal schrijft hij achter elkaar.

,,’s Winters is het koud, want het is maar een enkelsteens muurtje. Dan verwarm ik mij met een electrisch kacheltje”, legt hij uit. Het spiraalkacheltje hangt aan een soort railsjes van zelfgebogen ijzerdraad aan het plafond, en er hangt ook een los kronkelig ijzerdraadje van af naar beneden. ,,Als het koud wordt trek ik aan dat draadje het kacheltje naar mij toe, en als het te warm wordt, duw ik het weer weg” , zegt hij. En inderdaad, het gedeukte kacheltje beweegt schokkerig heen en weer. ,,Ik heb veel last van mijn rug, daar heb ik ook wat op gevonden”, zegt hij. Hij staat op, en laat een groot gat zien dat hij onderin de rugleuning van de fauteuil heeft geknipt. ,,Zo heb ik minder pijn.”

Het geeft mij een schok van herkenning. Het is precies dezelfde geïmproviseerde privétechniek als die van mijn vader. Die had ook een knutselimperium van slordig gefiguurzaagde hardboard plankjes, bakelieten fittingen, elastiekjes, pleisters, Arabisch gom, bungelende fietslampjes, oude flesjes uit zijn oogartsenpraktijk, met schroefoogjes aan elkaar gekoppelde kleurpotloden, en dat alles beplakt met etiketten waar het allemaal voor diende: onderzettertje voor onder de afwasteil. Dan koelt het afwaswater niet zo snel af. Zelfbedachte instantfunctionaliteit, met een minimum aan middelen en zonder enige concessie aan vormgeving of duurzaamheid. Pure creativiteit.

Wat kan ik daar naar terugverlangen als ik door de arbodienst wéér een nieuwe cardanisch opgehangen bureaustoel met verstelbare armleuningen krijg opgedrongen, en de sirene begint te loeien als de videocamera mijn foute werkhouding heeft ontdekt. Zo komt er van het werken niets terecht.

Prof.dr. S.B.Kroonenberg is hoogleraar geologie aan de TU Delft

Ivo Niehe interviewt de schrijver Roald Dahl. Hij is er als een van de weinigen in geslaagd om door te dringen in het heiligdom waar al die prachtige kinderboeken en hilarische verhalen worden gemaakt.

Sommige mensen denken dat je voor het schrijven van mooie boeken een comfortabel eikenhouten bureau, een goedgevulde bibliotheek achter je rug, een stevig glas wijn, een haardvuur en een weids uitzicht over een rustgevende omgeving nodig hebt. Anderen denken juist dat de beste boeken geschreven worden door uitgemergelde genieën die op een mansardekamertje leven van een homp hard brood.

Bij Roald Dahl niets daarvan. Hij woont in een aardig landhuis, maar hij schrijft al zijn boeken in een nietig, slechtverwarmd tuinhuisje waar je alleen roestige fietsen en een versleten grasmaaimachine zou verwachten. Ivo Niehe mag het filmen, en de meester laat tot in de details zien hoe hij dertig jaar lang heeft geschreven. Hij gaat zitten in een oude groene fauteuil waar de veren uitspringen. Dan legt hij al zittend een vierkante plank over de armleuningen van de fauteuil heen, en een rolletje daaronder om de plank naar zich toe te laten hellen. Hij neemt een paar vellen geel Amerikaans lijntjespapier en zes goedgeslepen potloden, en begint te schrijven. Zes ja, dan hoeft hij een hele dag geen punten te slijpen. Soms gumt hij wat uit, maar meestal schrijft hij achter elkaar.

,,’s Winters is het koud, want het is maar een enkelsteens muurtje. Dan verwarm ik mij met een electrisch kacheltje”, legt hij uit. Het spiraalkacheltje hangt aan een soort railsjes van zelfgebogen ijzerdraad aan het plafond, en er hangt ook een los kronkelig ijzerdraadje van af naar beneden. ,,Als het koud wordt trek ik aan dat draadje het kacheltje naar mij toe, en als het te warm wordt, duw ik het weer weg” , zegt hij. En inderdaad, het gedeukte kacheltje beweegt schokkerig heen en weer. ,,Ik heb veel last van mijn rug, daar heb ik ook wat op gevonden”, zegt hij. Hij staat op, en laat een groot gat zien dat hij onderin de rugleuning van de fauteuil heeft geknipt. ,,Zo heb ik minder pijn.”

Het geeft mij een schok van herkenning. Het is precies dezelfde geïmproviseerde privétechniek als die van mijn vader. Die had ook een knutselimperium van slordig gefiguurzaagde hardboard plankjes, bakelieten fittingen, elastiekjes, pleisters, Arabisch gom, bungelende fietslampjes, oude flesjes uit zijn oogartsenpraktijk, met schroefoogjes aan elkaar gekoppelde kleurpotloden, en dat alles beplakt met etiketten waar het allemaal voor diende: onderzettertje voor onder de afwasteil. Dan koelt het afwaswater niet zo snel af. Zelfbedachte instantfunctionaliteit, met een minimum aan middelen en zonder enige concessie aan vormgeving of duurzaamheid. Pure creativiteit.

Wat kan ik daar naar terugverlangen als ik door de arbodienst wéér een nieuwe cardanisch opgehangen bureaustoel met verstelbare armleuningen krijg opgedrongen, en de sirene begint te loeien als de videocamera mijn foute werkhouding heeft ontdekt. Zo komt er van het werken niets terecht.

Prof.dr. S.B.Kroonenberg is hoogleraar geologie aan de TU Delft

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.