Wetenschap

Scheurenvoospeller

Grote graafprojecten als de Delftse Spoorzone trekken een wissel op bestaande gebouwen aan de rand van de bouwput. Methoden om schade te voorspellen volstaan niet altijd, ontdekte civiel ingenieur Panagiotis Oikonomidis. Dus wat dan?

Onderzoek: Building response due to deep excavations in Delft: Criteria vs.performance’
Eindcijfer: 6,5

Hoe we hem hebben gevonden, vraagt Panagiotis Oikonomidis (30). Want als het gaat om zijn afstudeertraject, is hij het lichtend voorbeeld van hoe het niet moet, denkt hij. “Eén tip: combineer je afstuderen nooit met een fulltime baan”, lacht hij. De reden dat hij zijn masterscriptie afsloot met een 6,5. “Ik heb er vijf jaar over gedaan, geen grap. Aanvankelijk naast een parttime baan in de Spoorzone in Delft, maar die bleek zo intensief, dat ik mijn scriptie steeds weer op de lange baan schoof. Toen ik begon aan mijn master civiele techniek in Delft, was ik 23.” Het is het resultaat dat telt, beseft hij. Want met zijn papiertje vers in handen, heeft hij mooi al jaren een fulltime baan op zak als monitoring specialist in de Spoorzone.

Het onderzoek waar het allemaal mee begon: hoe reageren gebouwen in Delft op diepe afgravingen? Daar bestaan criteria voor, maar de praktijk pakt vaak anders uit. Plaats van actie: de Spoorzone.

Oikonomidis onderzocht er 130 gebouwen, die grotendeels zijn gebouwd op ondiepe funderingen. Kwetsbaar voor diepe afgravingen, dus. Er bestaan parameters om de schade aan gebouwen naast diepe afgravingen te voorspellen, maar zijn die wel nauwkeurig? Hij besloot het voor alle betrokken gebouwen te onderzoeken, door meetapparaten te installeren op hun façades. Tijdens de werkzaamheden hielden robotstations de horizontale én verticale deformaties aan die façades ieder uur bij. Wat bleek: de voorspelde schade aan de gebouwen was helemaal niet representatief voor de daadwerkelijke schade. Bovendien bleken zijwanden vele malen gevoeliger voor schade dan de façades van de gebouwen.

Conclusie: tijdens grote afgravingen als bij de Delftse Spoortunnel zou standaard dergelijke meetapparatuur bevestigd moeten worden op de omliggende gebouwen. Zo kun je schade veel beter berekenen, en vergelijken met de vooraf gestelde deformatiecriteria. “Pas dan is afgraven echt veilig voor gebouwen”, aldus de civiel ingenieur. “Om de horizontale belasting van de gebouwen te berekenen, zou je bovendien meetapparatuur moeten bevestigen op de achterwand, of moeten kijken naar de gegevens van de meter op de zijwand die het dichtst bij de achterwand ligt.”

In het geval van de Spoorzone trad eigenlijk geen excessief hogere schade op dan voorspeld in de oude methode, geeft Oikonomidis toe. “En bij toekomstige afgravingen waarbij wél excessieve schade dreigt op te treden aan gebouwen, volstaat de oude methode als het gaat om flexibele of zwakke gebouwen.” Het gaat ‘m vooral om de vrijstaande panden, volgens de ingenieur. “Díe lijken zich vrij te bewegen aan de rand van de bouwput, en zijn dus veel gevoeliger dan voorspeld in de zogenoemde traditionele ‘critical damage parameters’.” Die traditionele meetmethode is dus redelijk betrouwbaar, volgens de civieler, maar bij bijzonder diepe afgravingen of kwetsbare gebouwen direct aan de rand van de afgraving, zijn toch echt specialeaanvullende calculatiemethoden nodig om schade te voorspellen. “Ingenieurs moeten, kortom, weten hoe ze hun tools moeten gebruiken”, concludeert hij. En ja, dat geldt óók voor hem. Als deskundige lonken nieuwe projecten, zoals een nieuwe tunnel in Den Haag. Zeker nu met eindelijk zijn papiertje op zak.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.