Ik ben een romanticus. Afgestudeerd en in between plans leek het mij het beste een reis te maken. Alleen. Naar New York. De door de tijd bewezen ideale plek voor geesten om op te laden, nieuwe ideeën op te doen en even alleen te zijn.
Om het allemaal iets zinvoller te maken, want opladen kun je natuurlijk ook prima thuis, met een adapter en nieuwe ideeën staan eerder op het internet dan in New York, besloot ik offline te reizen. Geen i-phone. Geen i-pod. Geen i-mac. In mijn handbagage alleen een paperback, gekregen van mijn vriend voor vertrek. Lees het, zei hij. Het gaat over jou.
Tijdens mijn verblijf presenteerde de plaatselijke held toevallig net zijn nieuwste speeltje, real time on Times Square: de i-pad. Ik was de enige die keek naar het immense scherm, want de rest volgde de presentatie natuurlijk gewoon op zijn i-phone, zonder daarbij zijn nek te verdraaien. Zou hij het weer flikken? Gaat de i-pad hetzelfde doen met boekverkopers, schrijvers en uitgevers als met de muziekindustrie, vroegen bange boekverkopers, schrijvers en uitgevers zich wereldwijd af in papieren kranten, die zich op hun beurt zorgen lagen te maken in de newspaper-stands op straat.
In Starbucks staarde ik hopeloos ouderwets wat voor mij uit en constateerde dat ik de enige was in de ruimte zonder mobile device. Na vier dagen zonder een woord met iemand te hebben gewisseld, kon ik de aandrang maar nauwelijks onderdrukken om zo’n i-pad te kopen en acuut al mijn vrienden te twitteren, skypen en facebooken hoe geweldig New York wel niet was. Maar ik moest sterk blijven. Met lichte tegenzin pakte ik het boek uit mijn tas en begon te lezen. Het bleek te gaan over een 25-jarige studente, on the verge of a nervous breakdown, ontgoocheld door het egoïsme en de oneigenlijkheid waarmee ze zich voelt omringd. In New York. Mijn vriend had gelijk. Het ging over mij. Gegrepen door het boek en onderweg vertederd door zijn krabbels in de kantlijn, werd ik plots op mijn schouder getikt. Een lieve vrouw van vijftig keek mij veelbetekenend aan. I can’t believe you’re reading Salinger. Franny and Zooey. When I first read it, I thought he must have written it for me. I was Franny. Can you believe that he just died? Today? Ik keek haar verbaasd aan. My name is Sarah, by the way. How do you like the book? And would you like another coffee? Ha! één-nul voor de romanticus.
De nieuwe protocollen moeten voorkomen dat fouten in ziekenhuizen steeds opnieuw gemaakt worden. “Je moet fouten opmerken, begrijpen wat er verkeerd is gegaan en het dan oplossen”, zegt dr.ir. Coen van Gulijk van de afdeling veiligheidskunde van Techniek, Bestuur en Management (TBM). Hij is een van de ontwikkelaars van het nieuwe veiligheidsmanagementsysteem (VMS) voor de intensive care-afdeling van het AMC.
Sinds januari 2009 is het voor ziekenhuizen verplicht een VMS te hebben. “In de chemische industrie en in de luchtvaart bestaan dergelijke systemen al lang”, vertelt Van Gulijk. “Na een aantal incidenten en alarmerende rapporten is besloten dit ook voor ziekenhuizen verplicht te stellen.” Ziekenhuizen hebben al aandacht voor patiëntveiligheid, zegt Van Gulijk. “Melding van incidenten komt al veel voor. Dat kun je een VMS noemen, maar naar ons idee is het slechts een onderdeel daarvan.”
Aan de hand van de uitzending van Zembla zondag, over gebrekkige schoonmaak in ziekenhuizen, geeft Van Gulijk een voorbeeld van wat er in een VMS moet staan. In het tv-programma was ondermeer te zien dat op de lamp in een operatiekamer bloedspetters zaten. “Iemand die de vlekken ziet, moet dat melden”, aldus Van Gulijk. “Als het een structureel probleem blijkt te zijn, moet men een risicoanalyse uitvoeren en de mogelijke oplossingen inventariseren.” De commissie patiëntveiligheid, die bij de lancering begint, coördineert dit. “Bovendien moeten ze controleren of de oplossingen goed worden uitgevoerd.”
Hoewel er in andere vakgebieden al veel ervaring is met veiligheidsmanagementsystemen, is het systeem voor het AMC met opzet simpel gehouden. “Ze moeten zelf bedenken op welke manier ze ons raamwerk invullen. De methodes die ze gebruiken moeten niet teveel opleiding vergen, artsen moeten hun eigen werk vooral kunnen doen.”
Er gaan nog wel twee of drie generaties artsen overheen voor men gewend is aan het openlijk melden en documenteren van fouten, denkt Van Gulijk. “Daar is de cultuur nog niet naar. Maar men staat open voor ons systeem, dat blijkt al uit het feit dat deze afdeling hulp van buiten heeft ingeroepen om een VMS op te stellen.”

Comments are closed.