Mariëlle Bordewijk ontwerpt voedsel met behulp van krachtige verhalen. Ze hielp een ambachtelijke kaasmaker aan een nieuwe naam voor zijn kaas van eigenwijze geiten. Thee giet ze in boekvorm met ‘Legends, telling teas’.
Naam: Mariëlle Bordewijk-Van der Krol (36)
Woonplaats: Bilthoven
Verliefd/verloofd/getrouwd: Getrouwd, twee kinderen
Studie: Industrieel ontwerpen
Afstudeerrichting: Vormgeving
Afstudeerjaar: 1997
Loopbaan: Van 1998 tot 2001 werkte Mariëlle Bordewijk bij Unilever als productmanager van Calvé. In 2001 was ze marketing manager van internetmaatschappij Casius. In datzelfde jaar startte ze haar eigen onderneming: studio FooDoo fooddesign& innovation. Ze geeft workshops over fooddesign, signaleert voedseltrends, ontwerpt voedsel, van het eten of drinken zelf tot de verpakkingen en nieuwe merknamen.
Heb je zin in een kopje thee? Het lijkt een doodnormale vraag bij een ontmoeting, maar wie bij fooddesigner Mariëlle Bordewijk binnenstapt, krijgt geen standaard kopje thee. In haar bedrijfspand in een voormalige meisjesschool houdt ze haar bezoek een theekaart vol kleurige kleine boekjes voor. Na het open peuteren van de kaft, lees je over theelegenden vol spannende of romantische verhalen, zoals de ‘smugglers secret’, of ‘Julia’s dream’. Dat laatste theeboek verhaalt over een verliefde vrouw die een man voor zich probeert te winnen door rode vruchten in zijn warme thee te dompelen. In het boekje zit een theezakje, dat een warmrode drank in het glas tovert.
“Veel mensen weten maar weinig van thee, en daar wilde ik graag verandering in brengen met ‘Legends, telling teas’”, zegt Bordewijk. “Ik wil mensen bewust maken van wat ze eten en drinken.” Daarvoor gebruikt de fooddesigner al haar creativiteit. De theeboekjes zien eruit als sprookjesboekjes. “Er gaan zoveel verhalen achter voedsel schuil. Neem bijvoorbeeld het verhaal achter rooibosthee. Die theesoort is ontstaan door Hollandse krenterigheid. De Hollandse zeevaarders waren te zuinig om thee uit China te importeren toen ze op de Kaap aanmeerden. Ze gebruikten liever een lokaal Zuid-Afrikaans plantje om heet water op te gieten. Althans, zo gaat de rooiboslegende, maar in vrijwel elke legende zit een kern van waarheid. Het wordt alleen wat mooier verteld. Dat doe ik nu ook, met deze thee.”
Bordewijk vertelt krachtige verhalen door middel van voedsel. Om inspiratie op te doen heeft ze een ‘rariteitenkabinet’. Deze kast vol kleurige verpakkingen ligt vol met apart eten dat ze overal ter wereld vandaan haalde. Er ligt een curry van krokodil, krokante mierensnoepjes, verse zuurstof uit Japan en lolly’s om van je rookverslaving af te komen. Eten is een ontdekkingstocht in het voormalig klaslokaal van Bordewijk. “Veel mensen consumeren gedachteloos. Ik wil mensen weer laten zien dat eten heel bijzonder en mooi kan zijn.”
Toen de voedseldesigner in 1997 bij industrieel ontwerpen afstudeerde, vonden haar medestudenten en hoogleraren haar fascinatie voor het ontwerpen van eten maar vreemd. “Bij industrieel ontwerpen ben je vooral bezig met het ontwerpen van duurzame consumentenproducten, van kunststof, hout of andere materialen. Eten en ontwerpen hadden niets met elkaar te maken, vonden ze op de faculteit. Maar dat is onzin. Bij het ontwerpen van eten moet je niet alleen rekening houden met kleur en vorm, maar ook met geur en smaak. Een fris, groen ijsje moet niet naar kaneel of aardbei smaken, maar naar limoen of munt. En je wilt ook niet dat ontbijtkoek kraakt alsof het chips is”, grinnikt Bordewijk. “Je moet alle zintuigen meenemen in je ontwerp. Daarnaast vind ik eten ontwerpen heel duurzaam. Dat wat je door middel van eten tot je neemt, wordt onderdeel van je systeem. Goed eten zorgt voor een betere levenskwaliteit.”
Bordewijk raakte voor het eerst geïntrigeerd door het onderwerp toen ze tijdens een IO-lunch een poster zag hangen van Ola. Het merk zocht studenten om mee te denken over een nieuw ijsje. “Ik heb direct een aanvraagformulier ingevuld. Ze vroegen ook om een cv, maar dat had ik toen nog helemaal niet.” Dus bedacht ze iets ludieks: ze verkleedde zichzelf als koningin, compleet met ijzig kroontje. Ze maakte een foto van zichzelf, knipte haar benen op de
foto weg, en plakte er een ijsstokje voor in de plaats. De ijskoningin was geboren. “Ze waren er blijkbaar zo door gefascineerd, dat ik ook aan de workshop mocht meedoen.”
Ze ontwierp een waterijsje voor volwassenen. “De Magnum was net doorgebroken. Dat was al een shock: een ijsje van twee gulden vijftig. Maar niet iedere volwassene wil een ijsje met chocolade en room. Waterijsjes waren toen vaak knalroze. Dat kon toch anders.” Ze ontwierp een ijsje met bronwater en een kern van sorbetijs in de smaak limoen-munt. Ze won de workshop. “Toen dacht ik voor het eerst: ‘wow! wat is het gaaf om eten te ontwerpen’.”
Haar afstudeerstage liep ze bij Douwe Egberts, en daar hield ze zich bezig met de verpakking van Natrena-zoetjes. “Het was een stap te ver om voedsel te ontwerpen op de faculteit. Ik ontdekte wel dat veel voedselinnovatie op de marketingafdeling plaatsvond.”
Dus daar wilde Bordewijk na haar afstuderen graag werken. Ze ging aan de slag bij Unilever, als productmanager voor Calvé. “Ik heb me vooral bezig gehouden met barbecuesauzen en mayonaise. Nederlandse mayonaise is erg zoet, ik heb een mayonaise bedacht op Franse leest, met minder suiker.” Het was een lijn met drie varianten: mosterd, knoflook en olijfolie. “Maar het liep niet zo goed. Na twee jaar is het uit de schappen gehaald.”
Bordewijk had het naar haar zin, maar miste de creativiteit van het ontwerpen. Ze zei haar baan op en begon haar eigen bureau: FooDoo fooddesign& innovation. Voor een ambachtelijke kaasmaker bedacht ze een nieuwe naam voor hun kaas en een marketingconcept. “Ik ontdekte dat kaas maken vrouwenwerk is. De kaasmaakster is een vrouw en de koeien of geiten zijn natuurlijk ook allemaal vrouwen. Die geiten zijn zulke ‘tante betten’: ze zijn vreselijk kieskeurig en kunnen andere geiten als regelrechte roddeltantes buitensluiten. Daar wilde ik iets mee doen.” ‘Stroese Dames’ heet de kaassoort nu, naar de woonplaats van de kaasmaker: Stroe. “En er zit natuurlijk een verwijzing in naar ‘struise dame’”, zegt Bordewijk. Op het logo prijkt dan ook een eigenwijze geit.
Voor Pickwick bedacht ze een nieuwe theelijn: elements. “Pickwick wilde een ‘natuurlijke’ theekruidenlijn. Ik heb toen bedacht dat ze daarvoor het beste terug konden gaan naar de oernatuur met de vier elementen: aarde, lucht, water en vuur.” Dat werden de vier smaken ‘earth, air, water, fire’. Bordewijk bedacht het hele product, van merknaam tot verpakking en ingrediënten. “In ‘fire’ wilde ik rooibos, gember en peper terugzien. Maar ik heb geen voedingtechnische opleiding gedaan en ik ben ook geen grafisch ondernemer. Een thee moet wel lekker smaken en mayonaise moet niet schiften. Ik geef de richting aan qua smaak, verpakking en kleur en dan gaan andere specialisten er verder mee aan de slag.”
Industrieel ontwerpen vindt ze de ideale basis voor het ontwerpen van voedsel. “Het is een brede opleiding. Ik weet wat er technisch mogelijk is met verpakkingen en wat een product aantrekkelijk maakt en hoe je dat het beste kan verbeelden. Door mijn ervaring bij Unilever weet ik ook wanneer iets commercieel gezien een kans maakt. Veel producenten willen allerlei verhalen kwijt in hun product. Maar als je een kans wilt maken, moet je een duidelijk verhaal vertellen. De schappen liggen vol. Jouw product moet eruit knallen in de eentiende seconde die klanten langs het schap lopen en dat lukt alleen met een helder, theatraal statement – een krachtig totaalbeeld.”
Wie voedselproducten bedenkt, komt sommige ontwerpen op onverwachte momenten tegen. “Laatst zat ik met vriendinnen in het café en bestelde ik thee. Kreeg ik mijn eigen theedoos met theelegenden voor mijn neus. Dat was heel leuk, maar bizar”, zegt Bordewijk.
Ze hoopt nog lang voedsel te ontwerpen en te innoveren. “Ik ben erg blij met de groene trend van de afgelopen jaren”, zegt ze. “Ik wil in de toekomst graag nog meer groene producten ontwerpen. Zoveel spullen zitten boordevol kunstmatige geur,- en smaakstoffen. Ik wil liever voedsel bedenken dat geen schade aan mens en natuur toebrengt. Of het nu brood, kaas, of een heel ander product is, maakt me niet uit. Als het maar een steentje bijdraagt aan de verbetering van het milieu. En zolang mensen maar van mijn eten genieten.”
Fotonen geven al direct nadat ze het lichaam in gestraald worden een groot deel van hun energie af. Dat betekent dat het gebied dat voor de tumor ligt, blootgesteld wordt aan een hoge dosis. Bij protonen is de energieafgifte vlak onder de huid juist laag. De afgifte neemt vervolgens exponentieel toe tot een scherpe piek, de Bragg-piek, vernoemd naar zijn uitvinder Henry William Bragg. Door de hoeveelheid energie van de bundel te variëren kan men de diepte van de piek variëren en op die manier de energieafgifte afstellen op de tumor.
In een protonenkliniek gebruikt men een versneller (een cyclotron) om de protonen (kosteloos en onbeperkt voorradig uit waterstof) de gewenste snelheid te geven. Een cyclotron is een machine van enkele meters hoog en een diameter van zo’n twintig meter, waarin met elektrische en magnetische velden de protonen worden versneld tot de helft van de lichtsnelheid. Via bundelgeleiders van tientallen meters lang gaan de protonen vervolgens naar de patiëntenruimtes.

Comments are closed.