Campus

‘We bouwen de spiegel van onze cultuur’

Internationaal vermaard architect ir. Kees Kaan is praktijkhoogleraar aan de TU en heeft zijn eigen architectenbureau. Vorige week won zijn team een internationale wedstrijd om een nieuw stadsdeel voor Barcelona te ontwerpen.

WIE IS KEES KAAN?
Kees Kaan is sinds 1987 mede-eigenaar van architectenbureau ‘Claus en Kaan Architecten’ en heeft een achtergrond als docent in de architectuur. Sinds 2006 is hij praktijkhoogleraar architectuur bij Bouwkunde. Daarvoor was hij sinds 1993 als gastdocent verbonden aan de TU. Buiten de TU doceerde hij onder andere aan de Academies van Bouwkunst in Rotterdam en Amsterdam. Bij Claus en Kaan werkte hij aan enkele prestigieuze projecten, zoals het nieuwe gebouw voor het Nederlands Forensisch Instituut, de Nederlandse ambassade in Mozambique en het ontwerp voor het havengebied Euromed in Marseille. Kaan ontving ook diverse architectonische prijzen. Onlangs won zijn team de ontwerpwedstrijd voor een nieuwe wijk van Barcelona.

Hoe gaat zo’n internationale prijsvraag in z’n werk?
“De regionale bestuursorganen van Barcelona schreven samen een internationale stedenbouwkundige prijsvraag uit en selecteerden tien teams, op basis van cv’s en referenties. Na de eerste selectie kregen die tien teams een briefing en met die informatie ging iedereen aan de slag. Dat was een paar maanden werk. Het resultaat was een plan dat anoniem werd ingediend en daarna besliste een jury wie de uiteindelijke winnaars waren.”

Kunt u wat over uw plan vertellen?
“Het gebied waar het om gaat ligt naast Barcelona en boven El Prat, bij het gelijknamige vliegveld. De druk vanuit de metropool op dat gebied is enorm. Wij hebben voorgesteld om de snelweg die vanaf het vliegveld komt, ondergronds te maken. Hij loopt dan onder een groot park door, dat een beetje het kernstuk is van ons voorstel. Aan de overkant van het park stellen we een grote woonwijk voor en naast het park komt een wijk met grote panden, kantoren en (sport)voorzieningen.”

Maar het park is dus het belangrijkste?
“Ja. Het wordt een park voor de nieuwe en oude bewoners van El Prat. Die laatsten kunnen straks zo vanuit hun wijk het park inlopen. Het park wordt groot genoeg om ook iets te bieden aan de inwoners van Barcelona, aan de andere kant van de Llobregat-rivier. Er komen twee metrostations, zodat ze het park eenvoudig bereiken. Het park wordt een bijzondere ruimte. We willen er veel voorzieningen in stoppen. Dat je bij wijze van spreke een paard kunt huren om het landschap te verkennen. Verder planten we grote bomen in het midden van het park. We graven daar ook wat grond weg, zodat het een soort dal wordt. De wortels van de bomen kunnen dan beter bij het grondwater. In de rand van dat dal kunnen we voorzieningen aanbrengen die vanuit de stadsdelen niet zichtbaar zijn. Het park moet de identiteit van de wijk bepalen. Ook is het het verbindende element tussen de twee stadsdelen.”

Hoe zullen die stadsdelen eruit zien?
“In het stedelijke gebied, dat we ‘de spiegel’ noemen, wordt de straat de belangrijkste open ruimte. Het is een grid met een stratenpatroon, een beetje zoals in het huidige El Prat ook al het geval is. In het andere deel komen de grote voorzieningen. De grove gebouwen waar duizenden vierkante meters voor nodig zijn. Daar ontleent het gebied dan ook zijn eigenheid aan.”

Zo’n groot project lijkt wel wat op een moeilijke puzzel. Wat was het eerste stukje dat u legde?
“Mijn eerste wandeling door het gebied was met onze bioloog, een echte Catalaan. Hij sprak enthousiast over de vruchtbare grond, pakte wat in z’n handen, wreef het tussen zijn vingers, rook eraan en riep: ‘Ik zou dit wel willen eten!’ Door zijn enthousiasme zag ik een geweldig park voor me. Daarna ben ik gaan zitten voor een eerste schets. Ik zag direct voor me hoe je vanaf het vliegveld de stad inkomt en dan langs een mooie boulevard rijdt, aan de rand van het park. Een beetje grandeur. En vanuit dat beeld ben ik gaan puzzelen. Dan komen alle praktische aspecten en de exacte indeling. Maar dat eerste gevoel, het originele idee, dat kwam door de wandeling met die gek, die bioloog.”

Op welke projecten van uw bureau bent u echt trots?
“We hebben de Nederlandse ambassade ontworpen in Mozambique. Dat deden we op een Nederlandse manier, maar gebruikmakend van lokale materialen. Het gebouw is met mensenhanden gemaakt, wat het een zekere ‘onstrakheid’ geeft. Het was een van de eerste gebouwen daar in de wederopbouwperiode na de burgeroorlog. Tegelijkertijd waren we bezig met het ontwerp van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De Rijksgebouwendienst was de opdrachtgever en die had een goed pakket van eisen klaarliggen, inclusief industriële bouweisen en voorgefabriceerde onderdelen die we daarna alleen nog maar in elkaar hoefden te zetten. Die twee gebouwen hadden een enorm cultureel verschil, maar als je ze naast elkaar legt, blijken ze wel verwant.”

Heeft u een eigen identiteit, zijn uw ontwerpen herkenbaar?“Ons bureau heeft een duidelijke signatuur. Wij geven ruimte aan accenten. Maar: iedere opgave is anders. Zo hebben we voor de Kop van Zuid in Rotterdam een mooi gebouw ontworpen, maar we weten nog niet wie de uiteindelijke gebruikers zijn. De belangrijkste vraag is dan: wat kun je aan de stad toevoegen? Dat levert goede confectie.
Het NFI-gebouw is een maatpak. Je gaat dan vragen stellen als: wat is de identiteit van dit instituut? Dat zijn andere belangen. Dat zou kunnen leiden tot totaal verschillende gebouwen, maar over de jaren heen blijkt ons oeuvre best veel samenhang te vertonen.”

Een van uw uitspraken is dat je als architect niet kunt ontwerpen, maar alleen kunt bouwen. Wat bedoelt u daarmee?
“Laat ik vooraf duidelijk zijn: natuurlijk moeten architecten ontwerpen. Maar met een bouwopdracht anticipeer je ook op de realisatie. Je ontwerpt dan niet voor het discours, als manifest of om een discussie te ontlokken. Dat past niet bij ons. De insteek dat je ontwerpt om te bouwen, geeft ons extra inspiratie. Kijk naar die ambassade: zodra je weet wat er beschikbaar is aan vakmanschap en materialen, ben je bezig in de fysieke realiteit en dat kan je ontwerp positief beïnvloeden. Dat vind ik inspirerend.”

Wat zijn de eigenschappen van een goede architect?
“Veel architecten zijn met zichzelf bezig. Die hebben hun eigen ideeën die ze willen verwezenlijken. Dat levert soms heel bijzondere producten op, maar vaak ook een academische vorm van navelstaren. Die valkuil probeer ik te omzeilen. Ieder project is een eigen verhaal en daar moet iets unieks uit komen. Opdrachtgevers verwachten vaak dat je als architect heel dwingend bent. Maar ik werk liever vanuit het project zelf. Een goede architect moet dat kunnen.”

Loopt u niet het risico dat uw collega’s zeggen: ‘Die Kaan, die heeft geen ideeën’?
“Nee, want dit ís mijn visie. Bouwen is te veelomvattend om het op jezelf te betrekken. Wat we nu bouwen is de spiegel van onze cultuur. De vraag is vaak cultureel of politiek bepaald. Over tien tot twintig jaar is het type opdrachten dat architecten krijgen weer anders. Je werkt altijd in de publieke ruimte. Een grote verantwoordelijkheid. En dat is geen smoesje om een gebrek aan ideeën te verhullen.”

Loopt er nog genoeg talent rond?
“Je komt altijd talent tegen. Niet alleen in Delft, maar ook op mijn eigen bureau. Ik vind alleen dat de nadruk in het onderwijs verkeerd ligt. De TU stimuleert bijvoorbeeld vooral persoonlijke ideeën en meningen. Maar als je talent hebt, komen die ideeën vanzelf wel. Dat hoef je niet dag in dag uit te bewijzen. Het is veel belangrijker om die ideeën te laten ontwikkelen en rijpen. Daar probeer ik in mijn onderwijs veel aandacht aan te besteden. Helaas hebben we in Nederland een cultuur van collectieve verontwaardiging. Je ziet het iedere avond op televisie in de talkshows, waar iedereen over alles een mening heeft. Er is te weinig ruimte voor reflectie, teveel gelul. Dat is in de architectuur ook zo: het mag allemaal wel wat langzamer en meer doordacht.”

Hoe ziet de tijdlijn voor de ontwikkeling van El Prat eruit?“Het kan nog wel twintig jaar duren. Ik ga er over twee weken weer heen om over de planning te praten. Na de zomer beginnen we aan het doorontwikkelen, het verbeteren van de ideeën in onze prijsvraaginzending. Ze moeten uitrijpen. Een aantal dingen behoeft bovendien een lange voorbereidingstijd. Bij het afbreken van een snelweg komt bijvoorbeeld ook een politiek aspect kijken. Dat gaan we de komende maanden bespreken. Ook bekijken we dan hoe veel van het uiteindelijke stadsdeel we zelf ontwerpen en hoe betrokken we blijven bij de uitbesteding van deelprojecten. We zitten in een periode zonder economische druk. Dus als we nu aan het plan werken, dan is alles klaar tegen de tijd dat de economie weer aantrekt.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.