Zowel het college van decanen als de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek gaat akkoord met de onderzoeksparagraaf van het ARTD-advies.
Hiermee is de weg vrij voor oprichting van Delftse interfacultaire onderzoekcentra. De aanbevelingen voor het onderwijs worden voorlopig niet uitgevoerd.
Het college van decanen en de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek (urcoo) stemmen in met de aanbevelingen voor het onderzoek uit het rapport ‘Op weg naar de 21ste eeuw’ van de Adviesraad voor het technologiebeleid TU Delft (ARTD). Daarmee lijkt voor het college van bestuur de weg vrij om acht Delftse interfacultaire onderzoekcentra (DIOC’s) op te richten. De adviesorganen voor cvb en u-raad oordelen namelijk positief over zowel de instelling DIOC’s voor interdisciplinair onderzoek, als de selectie van acht thema’s die in de nieuwe onderzoekcentra aan bod moeten komen.
Cvb-lid Veenendaal meent dat de acht thema’s ook buiten de bestuursorganen draagvlak hebben. ,,Tijdens meer informele discussies hebben we geen tegenstand gekregen tegen de acht thema’s”, zei Veenendaal tijdens de urcoo-vergadering vorige week woensdag. De ARTD had juist in zijn advies ruimte gelaten voor aanpassing of aanvulling van de thema’s, maar daar wordt op dit moment geen gebruik van gemaakt.
De decanen protesteren wel tegen het voornemen van het cvb om zelf de ‘themaleiders’ aan te stellen – een themaleider is eindverantwoordelijke voor en trekker van een DIOC. Het college van decanen wil deze ,,via een natuurlijk selectieproces naar voren laten komen”. Het college van bestuur lijkt hieraan tegemoet te komen. Veenendaal in de urcoo: ,,Wij willen een profiel voor een dergelijk leider vaststellen en vervolgens de invulling en aanstelling bottom-up laten gebeuren.”
De urcoo vraagt zich nog af hoe de DIOC’s precies binnen de TU ingepast gaan worden. De ARTD wil DIOC’s zo min mogelijk een eigen organisatie geven. ,,De DIOC’s zijn in wezen financieringsbronnen”, aldus ARTD-lid Arnbak tegenover de urcoo. Als een project goed loopt, dan wordt het verlengd, zo niet dan wil de ARTD het gemakkelijk kunnen stoppen.
De urcoo is het hier mee eens, maar urcoo-lid Jaap Klooster herinnerde er wel aan dat dit bij de oprichting van de eerste onderzoekscholen ook gezegd is. Hij meent dat onderzoekscholen inmiddels niet meer zomaar op te heffen zijn en vreest dat dit ook met de DIOC’s zal gebeuren. ,,Er is niets zo permanent als een tijdelijke organisatie”, schermde hij met de grondgedachte van de DIOC’s. Studentlid Occo Roelofsen waarschuwde daarnaast dat voorkomen moet worden dat ,,vakgroepen bij elkaar gaan zitten om geld weg te slepen en vervolgens weer vijf jaar alleen hun gang gaan.”
Om de kwaliteit van een DIOC te beoordelen, stelt het cvb voor na drie jaar een commissie bestaand uit een aantal decanen naar het onderzoekprogramma te laten kijken. Na vijf jaar geeft een internationale jury het eindoordeel.
Urcoo-lid Judith Dijk toonde zich bezorgd over het gebrek aan samenhang tussen het onderzoek in de DIOC’s en het onderwijs aan de faculteiten. Volgens Veenendaal is deze relatie gegarandeerd doordat medewerkers van de DIOC’s aan een faculteit verbonden blijven. Zij moeten dus de uitkomsten van het DIOC-onderzoek mee de faculteit in nemen, zodat het ook bij het onderwijs terecht komt.
De kritiekpunten waren voor de urcoo geen aanleiding om veranderingen in de voorstellen te verlangen. De urcoo vroeg zich wel af wat er met de onderwijsvoorstellen van de ARTD gaat gebeuren. De decanen moeten het onderwijsgedeelte nog bespreken, maar zij hebben al aangegeven momenteel niet op wijzigingen in het onderwijs te zitten wachten. De faculteiten hebben volgens hen hun handen al vol aan de overgang van de vier- naar vijfjarige opleiding.
Het college van bestuur wil daarentegen een discussie beginnen aan de hand van de onderwijsaanbevelingen van de ARTD. De ARTD pleit voor meer aandacht voor ontwerpen en ‘conceptueel denken’ en daarnaast voor drie profielen binnen elke opleiding: onderzoek, ontwerpen en management. Ook moet het propedeuse-onderwijs voor een belangrijk deel gezamenlijk verzorgd worden. Er zijn nog geen afspraken wanneer deze discussie gevoerd wordt.
Zowel het college van decanen als de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek gaat akkoord met de onderzoeksparagraaf van het ARTD-advies. Hiermee is de weg vrij voor oprichting van Delftse interfacultaire onderzoekcentra. De aanbevelingen voor het onderwijs worden voorlopig niet uitgevoerd.
Het college van decanen en de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek (urcoo) stemmen in met de aanbevelingen voor het onderzoek uit het rapport ‘Op weg naar de 21ste eeuw’ van de Adviesraad voor het technologiebeleid TU Delft (ARTD). Daarmee lijkt voor het college van bestuur de weg vrij om acht Delftse interfacultaire onderzoekcentra (DIOC’s) op te richten. De adviesorganen voor cvb en u-raad oordelen namelijk positief over zowel de instelling DIOC’s voor interdisciplinair onderzoek, als de selectie van acht thema’s die in de nieuwe onderzoekcentra aan bod moeten komen.
Cvb-lid Veenendaal meent dat de acht thema’s ook buiten de bestuursorganen draagvlak hebben. ,,Tijdens meer informele discussies hebben we geen tegenstand gekregen tegen de acht thema’s”, zei Veenendaal tijdens de urcoo-vergadering vorige week woensdag. De ARTD had juist in zijn advies ruimte gelaten voor aanpassing of aanvulling van de thema’s, maar daar wordt op dit moment geen gebruik van gemaakt.
De decanen protesteren wel tegen het voornemen van het cvb om zelf de ‘themaleiders’ aan te stellen – een themaleider is eindverantwoordelijke voor en trekker van een DIOC. Het college van decanen wil deze ,,via een natuurlijk selectieproces naar voren laten komen”. Het college van bestuur lijkt hieraan tegemoet te komen. Veenendaal in de urcoo: ,,Wij willen een profiel voor een dergelijk leider vaststellen en vervolgens de invulling en aanstelling bottom-up laten gebeuren.”
De urcoo vraagt zich nog af hoe de DIOC’s precies binnen de TU ingepast gaan worden. De ARTD wil DIOC’s zo min mogelijk een eigen organisatie geven. ,,De DIOC’s zijn in wezen financieringsbronnen”, aldus ARTD-lid Arnbak tegenover de urcoo. Als een project goed loopt, dan wordt het verlengd, zo niet dan wil de ARTD het gemakkelijk kunnen stoppen.
De urcoo is het hier mee eens, maar urcoo-lid Jaap Klooster herinnerde er wel aan dat dit bij de oprichting van de eerste onderzoekscholen ook gezegd is. Hij meent dat onderzoekscholen inmiddels niet meer zomaar op te heffen zijn en vreest dat dit ook met de DIOC’s zal gebeuren. ,,Er is niets zo permanent als een tijdelijke organisatie”, schermde hij met de grondgedachte van de DIOC’s. Studentlid Occo Roelofsen waarschuwde daarnaast dat voorkomen moet worden dat ,,vakgroepen bij elkaar gaan zitten om geld weg te slepen en vervolgens weer vijf jaar alleen hun gang gaan.”
Om de kwaliteit van een DIOC te beoordelen, stelt het cvb voor na drie jaar een commissie bestaand uit een aantal decanen naar het onderzoekprogramma te laten kijken. Na vijf jaar geeft een internationale jury het eindoordeel.
Urcoo-lid Judith Dijk toonde zich bezorgd over het gebrek aan samenhang tussen het onderzoek in de DIOC’s en het onderwijs aan de faculteiten. Volgens Veenendaal is deze relatie gegarandeerd doordat medewerkers van de DIOC’s aan een faculteit verbonden blijven. Zij moeten dus de uitkomsten van het DIOC-onderzoek mee de faculteit in nemen, zodat het ook bij het onderwijs terecht komt.
De kritiekpunten waren voor de urcoo geen aanleiding om veranderingen in de voorstellen te verlangen. De urcoo vroeg zich wel af wat er met de onderwijsvoorstellen van de ARTD gaat gebeuren. De decanen moeten het onderwijsgedeelte nog bespreken, maar zij hebben al aangegeven momenteel niet op wijzigingen in het onderwijs te zitten wachten. De faculteiten hebben volgens hen hun handen al vol aan de overgang van de vier- naar vijfjarige opleiding.
Het college van bestuur wil daarentegen een discussie beginnen aan de hand van de onderwijsaanbevelingen van de ARTD. De ARTD pleit voor meer aandacht voor ontwerpen en ‘conceptueel denken’ en daarnaast voor drie profielen binnen elke opleiding: onderzoek, ontwerpen en management. Ook moet het propedeuse-onderwijs voor een belangrijk deel gezamenlijk verzorgd worden. Er zijn nog geen afspraken wanneer deze discussie gevoerd wordt.
Comments are closed.