Jehan François Boucher raakte pas rond de kerst als regisseur betrokken bij ‘François Guyon’ van de Delftsche Opera Compagnie. Hij moest zich razendsnel verdiepen in de geschiedenis en heeft het daardoor de afgelopen maanden erg druk gehad.
Toch heeft hij er bijzonder veel zin in. ,,Ik ben laat gekomen”, zegt hij, ,,maar misschien nog net op het nippertje.”
Toen Jehan François Boucher in december vorig jaar telefonisch werd benaderd voor de regie van ‘François Guyon’, was zijn eerste reactie: ,,Oh ja, over de Franse dichter ‘François Villon’, van die heb ik gehoord.” Nadat de spraakverwarring was opgehelderd, ging bij hem meteen het lichtje branden dat François Guyon de valse naam was waaronder Balthazar Gerards (eigenlijk: Balthasar Gérard) in 1584 Willem van Oranje benaderde om zijn snode plannetje te smeden.
Aan een tafel in de foyer van Theater De Veste, waar vanaf vorige week woensdag dagelijks wordt gerepeteerd, moet hij er hard om lachen. Hij heeft geen moment getwijfeld om het regiestokje over te nemen van Bob van Tol die na een conflict was vertrokken. ,,Ik wilde heel graag met componist Kees Olthuis werken, en ook met de solisten en het jonge koor. Verder trok het me aan dat het in het kader van 750 jaar Delft is. Een opera over Willem van Oranje is een heel groot project voor deze stad. De première is op 15 april. Een dag later ben ik precies twintig jaar in Nederland. Ik dacht: dit is geweldig!”
Molens en klompen
Hij haast zich eraan toe te voegen dat hij Ruud van Megen, de librettist, niet moet vergeten te noemen. ,,Die is een erg goede tekstschrijver. Ik vind dat hij een intelligent libretto heeft geschreven. Het verhaal is historisch en zijn visie daarop is oké. Hij heeft van Gerards een centraal figuur gemaakt en een aantal elementen toegevoegd, zoals de verzonnen liefdesverhouding tussen Gerards en Elise. Dat hij deze fanatieke katholiek koppelt aan een hugenote maakt de opera bijzonder interessant.”
Het feit dat de Franstalige Canadees een opera regisseert over een markant hoofdstuk in de roerige ontstaansperiode van Nederland als staat, heeft voor hem geen speciale betekenis. ,,Ik heb net zoveel affiniteit met Willem van Oranje als met Hendrik VIII, Napoleon of Che Guevara. Maar ik vind die periode in de Nederlandse geschiedenis, waarin de maatschappij zich losmaakte van de totalitaire heerschappij van de katholieke kerk, wel heel boeiend.”
Zijn belangstelling voor Nederland gaat al terug toen hij nog kind was. ,,Het is heel merkwaardig”, zegt hij lachend, ,,maar ik was net zoals veel typisch Amerikaanse toeristen gefascineerd door molens en klompen. Ook heb ik altijd een fascinatie gehad voor het verleden en de geschiedenis. Misschien is dat ook de reden dat ik niet in Canada ben gebleven en naar Europa, zeg maar naar mijn wortels ben teruggekeerd.”
Zoals je zou verwachten – en dat wordt hem ook altijd gevraagd, laat hij blijken – komt hij niet uit Québec, maar uit een plaatsje net daarbuiten in het Engelstalige Ontario. Daar zat hij toepasselijk genoeg eerst op een katholieke en toen op een ‘protestantse’ public school. Hij studeerde toneel en muziek en begon daarna met een opleiding klavecimbel. Vervolgens kwam hij in Amsterdam terecht waar hij bij Ton Koopman studeerde aan het Sweelinck conservatorium.
Topland
,,Voor barokmuziek is Nederland een topland. Je hebt hier mensen als Gustav Leonhardt, Ton Koopman en vele anderen. Ik kwam hier om één jaar te studeren. Dat werden twee jaar, drie jaar en toen ben ik hier blijven hangen. Hoewel ik ben afgestudeerd, was ik vergeleken met mijn collega’s nooit een fanatieke clavecinist. Even heb ik eraan gedacht om te acteren, maar daarvoor moet je de taal voor honderd procent beheersen. Dus toen ben ik de richting van de opera opgegaan.”
Dat Nederland niet kan bogen op een lange opera-traditie vindt hij eerder een pre dan een nadeel. ,,Er zijn landen met een grote traditie waar de opera stagneert. Het Duitse Operahaus met het systeem van het A-, B-, C- en D-theater is zeer georganiseerd. Maar ik vind dat in België – dat een langere operatraditie heeft dan Nederland – bijvoorbeeld in de Munt te Brussel, en bij de Nederlandse Opera veel meer wordt gezocht naar vernieuwing. ‘Muziektheater’ is een Nederlandse term, een vorm van totaaltheater, en inmiddels een begrip in het buitenland. In het Amsterdamse Muziektheater heb je wereldpremières, zoals ‘Dario Fo’, ‘Mozes en Aäron’ en ‘Life with an idiot’, waar de internationale scene naar kijkt.”
Volgens hem was dat vroeger wel anders, toen Nederland een provincie was op opera-gebied. Vanuit het buitenland stuurde men produkties om te testen hoe het onkritische publiek er hier op reageerde. ,,Het was heel snel tevreden. Dat is nu ook nog wel zo. Het gaat heel snel opstaan om te klappen. Dat was voor mij in het begin een schok. Nu moet ik er soms om lachen. Meestal zie ik het ook niet meer, want in de loop der jaren ben ik natuurlijk vernederlandst.”
Contactgestoord
Over de vraag of ‘François Guyon’ ook vernieuwend zal zijnmoet Boucher lang nadenken. ,,Vernieuwend…, vernieuwend…?”, zegt hij aarzelend, ,,het is heel moeilijk om aan het eind van de twintigste eeuw nog vernieuwend te zijn. Het is een bijzondere opera en niet avant-gardistisch. Een moderne opera zonder vaste bedrijven maar met 24 scènes die opgezet zijn zoals de televisie werkt met de formule van de montage. Er spelen zich bijna altijd twee dingen simultaan op het toneel af. Je ziet iets in de kamer van de één èn iets in de kamer van de ander. We doen veel met de belichting. De opera is visueel, maar daarnaast zit er ontzettend mooie muziek in.”
,,Toch is het een traditionele opera in de vorm van aria’s en recitatieven, helden en niet-helden. De opera is beslist geen eerherstel voor Balthazar Gerards. Sommige mensen vinden de moordenaar van Rabin een geweldig man. Zo zie je dat alles twee kanten heeft. De moord op Rabin lijkt trouwens veel op die op Willem van Oranje. Beide daders denken puur vanuit hun ideologie: die man moet ik vermoorden. Als ik dit gedaan heb, denken ze, dan heb ik iets bereikt in mijn leven.”
,,Gerards dacht zwart-wit en was contactgestoord. Hij ziet ook maar twee soorten vrouwen in zijn omgeving, namelijk goeden en slechten. Er was maar één goed en dat is Maria de moeder, de rest zijn hoeren. Hij voelt wel iets voor Elise – hij ziet haar borsten en heupen – vrijt zelfs met haar, maar gaat na afloop meteen vergiffenis vragen bij Maria. Hij is een fundamentalist die uiteindelijk als martelaar sterft.” ,,In de lange, tweede scène kun je zijn karakter goed zien. Hij buigt voor iedereen, zelfs voor Willem van Oranje, de duivel. Tijdens hun eerste ontmoeting weet hij niet hoe hij zich moet gedragen. Als Willem hem een glas wijn aanbiedt, zit Gerards hem onthutst aan te kijken; hij heeft ook iets kinderlijks.”
,,Historisch is dit inderdaad niet, maar wat maakt het ook uit. Jeane d’Arc van Verdi gaat dood van extase in plaats van dat ze op de brandstapel belandt. Dat maakt een mooi verhaal. De geschiedenis kun je wel lezen in een boek.”
Jehan François Boucher raakte pas rond de kerst als regisseur betrokken bij ‘François Guyon’ van de Delftsche Opera Compagnie. Hij moest zich razendsnel verdiepen in de geschiedenis en heeft het daardoor de afgelopen maanden erg druk gehad. Toch heeft hij er bijzonder veel zin in. ,,Ik ben laat gekomen”, zegt hij, ,,maar misschien nog net op het nippertje.”
Toen Jehan François Boucher in december vorig jaar telefonisch werd benaderd voor de regie van ‘François Guyon’, was zijn eerste reactie: ,,Oh ja, over de Franse dichter ‘François Villon’, van die heb ik gehoord.” Nadat de spraakverwarring was opgehelderd, ging bij hem meteen het lichtje branden dat François Guyon de valse naam was waaronder Balthazar Gerards (eigenlijk: Balthasar Gérard) in 1584 Willem van Oranje benaderde om zijn snode plannetje te smeden.
Aan een tafel in de foyer van Theater De Veste, waar vanaf vorige week woensdag dagelijks wordt gerepeteerd, moet hij er hard om lachen. Hij heeft geen moment getwijfeld om het regiestokje over te nemen van Bob van Tol die na een conflict was vertrokken. ,,Ik wilde heel graag met componist Kees Olthuis werken, en ook met de solisten en het jonge koor. Verder trok het me aan dat het in het kader van 750 jaar Delft is. Een opera over Willem van Oranje is een heel groot project voor deze stad. De première is op 15 april. Een dag later ben ik precies twintig jaar in Nederland. Ik dacht: dit is geweldig!”
Molens en klompen
Hij haast zich eraan toe te voegen dat hij Ruud van Megen, de librettist, niet moet vergeten te noemen. ,,Die is een erg goede tekstschrijver. Ik vind dat hij een intelligent libretto heeft geschreven. Het verhaal is historisch en zijn visie daarop is oké. Hij heeft van Gerards een centraal figuur gemaakt en een aantal elementen toegevoegd, zoals de verzonnen liefdesverhouding tussen Gerards en Elise. Dat hij deze fanatieke katholiek koppelt aan een hugenote maakt de opera bijzonder interessant.”
Het feit dat de Franstalige Canadees een opera regisseert over een markant hoofdstuk in de roerige ontstaansperiode van Nederland als staat, heeft voor hem geen speciale betekenis. ,,Ik heb net zoveel affiniteit met Willem van Oranje als met Hendrik VIII, Napoleon of Che Guevara. Maar ik vind die periode in de Nederlandse geschiedenis, waarin de maatschappij zich losmaakte van de totalitaire heerschappij van de katholieke kerk, wel heel boeiend.”
Zijn belangstelling voor Nederland gaat al terug toen hij nog kind was. ,,Het is heel merkwaardig”, zegt hij lachend, ,,maar ik was net zoals veel typisch Amerikaanse toeristen gefascineerd door molens en klompen. Ook heb ik altijd een fascinatie gehad voor het verleden en de geschiedenis. Misschien is dat ook de reden dat ik niet in Canada ben gebleven en naar Europa, zeg maar naar mijn wortels ben teruggekeerd.”
Zoals je zou verwachten – en dat wordt hem ook altijd gevraagd, laat hij blijken – komt hij niet uit Québec, maar uit een plaatsje net daarbuiten in het Engelstalige Ontario. Daar zat hij toepasselijk genoeg eerst op een katholieke en toen op een ‘protestantse’ public school. Hij studeerde toneel en muziek en begon daarna met een opleiding klavecimbel. Vervolgens kwam hij in Amsterdam terecht waar hij bij Ton Koopman studeerde aan het Sweelinck conservatorium.
Topland
,,Voor barokmuziek is Nederland een topland. Je hebt hier mensen als Gustav Leonhardt, Ton Koopman en vele anderen. Ik kwam hier om één jaar te studeren. Dat werden twee jaar, drie jaar en toen ben ik hier blijven hangen. Hoewel ik ben afgestudeerd, was ik vergeleken met mijn collega’s nooit een fanatieke clavecinist. Even heb ik eraan gedacht om te acteren, maar daarvoor moet je de taal voor honderd procent beheersen. Dus toen ben ik de richting van de opera opgegaan.”
Dat Nederland niet kan bogen op een lange opera-traditie vindt hij eerder een pre dan een nadeel. ,,Er zijn landen met een grote traditie waar de opera stagneert. Het Duitse Operahaus met het systeem van het A-, B-, C- en D-theater is zeer georganiseerd. Maar ik vind dat in België – dat een langere operatraditie heeft dan Nederland – bijvoorbeeld in de Munt te Brussel, en bij de Nederlandse Opera veel meer wordt gezocht naar vernieuwing. ‘Muziektheater’ is een Nederlandse term, een vorm van totaaltheater, en inmiddels een begrip in het buitenland. In het Amsterdamse Muziektheater heb je wereldpremières, zoals ‘Dario Fo’, ‘Mozes en Aäron’ en ‘Life with an idiot’, waar de internationale scene naar kijkt.”
Volgens hem was dat vroeger wel anders, toen Nederland een provincie was op opera-gebied. Vanuit het buitenland stuurde men produkties om te testen hoe het onkritische publiek er hier op reageerde. ,,Het was heel snel tevreden. Dat is nu ook nog wel zo. Het gaat heel snel opstaan om te klappen. Dat was voor mij in het begin een schok. Nu moet ik er soms om lachen. Meestal zie ik het ook niet meer, want in de loop der jaren ben ik natuurlijk vernederlandst.”
Contactgestoord
Over de vraag of ‘François Guyon’ ook vernieuwend zal zijnmoet Boucher lang nadenken. ,,Vernieuwend…, vernieuwend…?”, zegt hij aarzelend, ,,het is heel moeilijk om aan het eind van de twintigste eeuw nog vernieuwend te zijn. Het is een bijzondere opera en niet avant-gardistisch. Een moderne opera zonder vaste bedrijven maar met 24 scènes die opgezet zijn zoals de televisie werkt met de formule van de montage. Er spelen zich bijna altijd twee dingen simultaan op het toneel af. Je ziet iets in de kamer van de één èn iets in de kamer van de ander. We doen veel met de belichting. De opera is visueel, maar daarnaast zit er ontzettend mooie muziek in.”
,,Toch is het een traditionele opera in de vorm van aria’s en recitatieven, helden en niet-helden. De opera is beslist geen eerherstel voor Balthazar Gerards. Sommige mensen vinden de moordenaar van Rabin een geweldig man. Zo zie je dat alles twee kanten heeft. De moord op Rabin lijkt trouwens veel op die op Willem van Oranje. Beide daders denken puur vanuit hun ideologie: die man moet ik vermoorden. Als ik dit gedaan heb, denken ze, dan heb ik iets bereikt in mijn leven.”
,,Gerards dacht zwart-wit en was contactgestoord. Hij ziet ook maar twee soorten vrouwen in zijn omgeving, namelijk goeden en slechten. Er was maar één goed en dat is Maria de moeder, de rest zijn hoeren. Hij voelt wel iets voor Elise – hij ziet haar borsten en heupen – vrijt zelfs met haar, maar gaat na afloop meteen vergiffenis vragen bij Maria. Hij is een fundamentalist die uiteindelijk als martelaar sterft.” ,,In de lange, tweede scène kun je zijn karakter goed zien. Hij buigt voor iedereen, zelfs voor Willem van Oranje, de duivel. Tijdens hun eerste ontmoeting weet hij niet hoe hij zich moet gedragen. Als Willem hem een glas wijn aanbiedt, zit Gerards hem onthutst aan te kijken; hij heeft ook iets kinderlijks.”
,,Historisch is dit inderdaad niet, maar wat maakt het ook uit. Jeane d’Arc van Verdi gaat dood van extase in plaats van dat ze op de brandstapel belandt. Dat maakt een mooi verhaal. De geschiedenis kun je wel lezen in een boek.”

Comments are closed.