Education

Produktveiligheid is bij Ritzen ver te zoeken

Apetrots waren ze, de landelijke studentenvakbonden toen ze deze zomer het ‘studeerbaarheidsakkoord’ met minister Ritzen van Onderwijs sloten. Eindelijk zouden er forse bedragen naar de kwaliteit van het onderwijs vloeien.

Maar de herfst bracht de ontnuchtering. Heeft de minister het akkoord gebruikt om zijn eigen plannetjes door te zetten. Een bestuurslid van de VSSD vindt van wel. ,,De minister voldoet niet aan zijn eigen programma van eisen en verdraait de woorden van de studenten.”

Van steeds meer kanten komen nu negatieve reacties binnen op de de landelijke studentenorganisaties. Ritzen weet op een huichelachtige, slinkse manier de woorden van studenten te verdraaien. En alle besluiten en overeenkomsten verstopt hij in een doolhof van woorden waarin alleen hij de weg weet.

Vorig jaar december voerde Ritzen achter de rug van de studenten overleg met de instellingen. Resultaat: een fikse verhoging van het collegegeld. Dit jaar pakt hij het makkelijker aan. Niks stiekem meer, hij houdt zich gewoon openlijk niet meer aan de door hem gemaakte afspraken. Voorbeelden hiervan zijn in groten getale te vinden als je het rapport van deze zomer over ‘Kwaliteit en Studeerbaarheid’ vergelijkt met het wetsvoorstel van september over de herziening van de universitaire bestuursstructuren.

De stuurgroep die het rapport schreef, bestond uit vertegenwoordigers van de instellingen, de studenten en het ministerie. In juni werd een rapport afgeleverd met goede voorstellen. Deze zouden gefinancierd worden uit het Studeerbaarheidsfonds van 500 miljoen gulden. Ook werd een aanzet gegeven tot een herziening van de universitaire bestuursstructuren, in de vorm van een programma van eisen waar alle groeperingen weinig op aan te merken hadden.

In september bleek dat de minister zich bij zijn wetsvoorstel over de herziening van de universitaire bestuursstructuren slecht heeft gehouden aan dit mede door hemzelf opgestelde programma. De ‘structurele inbreng’ van studenten op ‘alle niveaus’ zou gewaarborgd worden.
Verhaal brengen

In het wetsvoorstel lijkt dit niet het geval te zijn. Het medebestuur van studenten wordt omgezet in instemming en advies. Bij een instemmingsrecht kunnen studenten alleen ‘ja’ of ‘nee’ zeggen, zodat van een structurele inbreng geen sprake kan zijn. Bij een adviesrecht lijkt de inbreng van studenten genegeerd te kunnen worden. Bovendien worden geen garanties gegeven voor het zitting nemen van een student in de nieuw in te stellen Raad van Toezicht (boven het college van bestuur). Bovendien zullen de in te stellen opleidingsbesturen of -directeuren veel van de besluitvorming op onderwijsgebied naar zich toe trekken, waardoor een opleidingscommissie verwordt tot een praatgroepje. Van eeninbreng op ‘alle niveaus’ lijkt dus echt geen sprake te zijn.

Ook zouden studenten ‘verhaal’ kunnen halen als de kwaliteit en studeerbaaarheid van de opleiding niet voldoet. Dit ‘collectief beklag’ doen zij bij de dekaan, die volgens het wetsvoorstel binnen de faculteit verantwoordelijk is op bestuurlijk- en beheersniveau. Deze zelfde persoon kan echter bepalen of het beklag gegrond is. Dat is niet op ‘verhaal halen’, maar ten hoogste ‘verhaal brengen’.

Ook stond in het ‘programma van eisen’ dat het beleid van de universiteit moet kunnen rekenen op een breed draagvlak. Maar hoe kan dat als er geen organen zijn die alle geledingen van de universiteit vertegenwoordigen en echte macht bezitten? Hoe is het mogelijk dat een begroting voldoende draagvlak krijgt als docenten en studenten slechts een adviesrecht hebben over het budget voor zaken als studentenvoorzieningen, tempobeurs- en afstudeerfondsen, scholing en training? Waar haalt de minister het draagvlak vandaan als het college van bestuur zonder goedkeuring van de universiteitsraad de richtlijnen voor de coördinatie en organisatie van het onderwijs en de wetenschapsbeoefening mag vaststellen? Het gaat hier om de rechten, plichten en richtlijnen voor studenten en docenten!
Produktveiligheid

Ook op punten als ‘studentenoordelen over personeelsbeleid’, ‘inspraak van de geledingen op alle niveaus’ en ‘de betrokkenheid van studenten bij alle aspecten en resultaten van kwaliteitszorg’ zijn vraagtekens te stellen bij de manier waarop de minister voldoet aan het door hemzelf opgestelde programma van eisen.

Hierbij komt nog iets als ‘produktveiligheid’. Ontwerpers leren dat je bij het ontwerpen van een produkt rekening moet houden met mensen die het produkt op een andere manier gebruiken dan zij zich voor hadden gesteld. De schade bij misbruik van het produkt moet zo veel mogelijk beperkt worden.

De minister gaat in de toelichting op het wetsvoorstel steeds uit van de zonnigste kant van de zaak. Waarom kijkt hij ook niet eens naar het ‘worst-casescenario’? Als men er altijd vanuit gaat dat steeds de juiste man op de juiste plaats komt is zelfs een dictatuur een goede staatsvorm. Het lijkt er echter op dat de minister het puntje ‘produktveiligheid’ bij het ontwerpen van zijn wetsvoorstel vergeten is.

Bovendien weet de minister zijn ‘klanten’ op een onnavolgbare manier teleur te stellen. De studentenorganisaties hadden zich erop verheugd dat met behulp van die 500 miljoen gulden eindelijk eens wat gedaan zou wordem aan de verbetering van het hoger onderwijs. De minister weet echter 382 van de 500 miljoen gulden op slinkse wijze te gebruiken voor zijn eigen voorstellen, de plannen zoals vertaald in het HOOP ’96.

Apetrots waren ze, de landelijke studentenvakbonden toen ze deze zomer het ‘studeerbaarheidsakkoord’ met minister Ritzen van Onderwijs sloten. Eindelijk zouden er forse bedragen naar de kwaliteit van het onderwijs vloeien. Maar de herfst bracht de ontnuchtering. Heeft de minister het akkoord gebruikt om zijn eigen plannetjes door te zetten. Een bestuurslid van de VSSD vindt van wel. ,,De minister voldoet niet aan zijn eigen programma van eisen en verdraait de woorden van de studenten.”

Van steeds meer kanten komen nu negatieve reacties binnen op de de landelijke studentenorganisaties. Ritzen weet op een huichelachtige, slinkse manier de woorden van studenten te verdraaien. En alle besluiten en overeenkomsten verstopt hij in een doolhof van woorden waarin alleen hij de weg weet.

Vorig jaar december voerde Ritzen achter de rug van de studenten overleg met de instellingen. Resultaat: een fikse verhoging van het collegegeld. Dit jaar pakt hij het makkelijker aan. Niks stiekem meer, hij houdt zich gewoon openlijk niet meer aan de door hem gemaakte afspraken. Voorbeelden hiervan zijn in groten getale te vinden als je het rapport van deze zomer over ‘Kwaliteit en Studeerbaarheid’ vergelijkt met het wetsvoorstel van september over de herziening van de universitaire bestuursstructuren.

De stuurgroep die het rapport schreef, bestond uit vertegenwoordigers van de instellingen, de studenten en het ministerie. In juni werd een rapport afgeleverd met goede voorstellen. Deze zouden gefinancierd worden uit het Studeerbaarheidsfonds van 500 miljoen gulden. Ook werd een aanzet gegeven tot een herziening van de universitaire bestuursstructuren, in de vorm van een programma van eisen waar alle groeperingen weinig op aan te merken hadden.

In september bleek dat de minister zich bij zijn wetsvoorstel over de herziening van de universitaire bestuursstructuren slecht heeft gehouden aan dit mede door hemzelf opgestelde programma. De ‘structurele inbreng’ van studenten op ‘alle niveaus’ zou gewaarborgd worden.
Verhaal brengen

In het wetsvoorstel lijkt dit niet het geval te zijn. Het medebestuur van studenten wordt omgezet in instemming en advies. Bij een instemmingsrecht kunnen studenten alleen ‘ja’ of ‘nee’ zeggen, zodat van een structurele inbreng geen sprake kan zijn. Bij een adviesrecht lijkt de inbreng van studenten genegeerd te kunnen worden. Bovendien worden geen garanties gegeven voor het zitting nemen van een student in de nieuw in te stellen Raad van Toezicht (boven het college van bestuur). Bovendien zullen de in te stellen opleidingsbesturen of -directeuren veel van de besluitvorming op onderwijsgebied naar zich toe trekken, waardoor een opleidingscommissie verwordt tot een praatgroepje. Van eeninbreng op ‘alle niveaus’ lijkt dus echt geen sprake te zijn.

Ook zouden studenten ‘verhaal’ kunnen halen als de kwaliteit en studeerbaaarheid van de opleiding niet voldoet. Dit ‘collectief beklag’ doen zij bij de dekaan, die volgens het wetsvoorstel binnen de faculteit verantwoordelijk is op bestuurlijk- en beheersniveau. Deze zelfde persoon kan echter bepalen of het beklag gegrond is. Dat is niet op ‘verhaal halen’, maar ten hoogste ‘verhaal brengen’.

Ook stond in het ‘programma van eisen’ dat het beleid van de universiteit moet kunnen rekenen op een breed draagvlak. Maar hoe kan dat als er geen organen zijn die alle geledingen van de universiteit vertegenwoordigen en echte macht bezitten? Hoe is het mogelijk dat een begroting voldoende draagvlak krijgt als docenten en studenten slechts een adviesrecht hebben over het budget voor zaken als studentenvoorzieningen, tempobeurs- en afstudeerfondsen, scholing en training? Waar haalt de minister het draagvlak vandaan als het college van bestuur zonder goedkeuring van de universiteitsraad de richtlijnen voor de coördinatie en organisatie van het onderwijs en de wetenschapsbeoefening mag vaststellen? Het gaat hier om de rechten, plichten en richtlijnen voor studenten en docenten!
Produktveiligheid

Ook op punten als ‘studentenoordelen over personeelsbeleid’, ‘inspraak van de geledingen op alle niveaus’ en ‘de betrokkenheid van studenten bij alle aspecten en resultaten van kwaliteitszorg’ zijn vraagtekens te stellen bij de manier waarop de minister voldoet aan het door hemzelf opgestelde programma van eisen.

Hierbij komt nog iets als ‘produktveiligheid’. Ontwerpers leren dat je bij het ontwerpen van een produkt rekening moet houden met mensen die het produkt op een andere manier gebruiken dan zij zich voor hadden gesteld. De schade bij misbruik van het produkt moet zo veel mogelijk beperkt worden.

De minister gaat in de toelichting op het wetsvoorstel steeds uit van de zonnigste kant van de zaak. Waarom kijkt hij ook niet eens naar het ‘worst-casescenario’? Als men er altijd vanuit gaat dat steeds de juiste man op de juiste plaats komt is zelfs een dictatuur een goede staatsvorm. Het lijkt er echter op dat de minister het puntje ‘produktveiligheid’ bij het ontwerpen van zijn wetsvoorstel vergeten is.

Bovendien weet de minister zijn ‘klanten’ op een onnavolgbare manier teleur te stellen. De studentenorganisaties hadden zich erop verheugd dat met behulp van die 500 miljoen gulden eindelijk eens wat gedaan zou wordem aan de verbetering van het hoger onderwijs. De minister weet echter 382 van de 500 miljoen gulden op slinkse wijze te gebruiken voor zijn eigen voorstellen, de plannen zoals vertaald in het HOOP ’96.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.