Ergens in de sollicitatieprocedure had het toch moeten opvallen, zou je zeggen. Ton Kool, die in de drie maanden waarin hij mijn huisgenoot was een tiental brandjes en net-niet-fatale ongelukken veroorzaakte – afgezien van de explosie waarmee hij zichzelf tot een half jaar revalidatie en, godzijdank, een kamer in een woning zonder trap veroordeelde; deze Ton Kool blijkt sinds vorige maand als ingenieur te werken voor een Franse fabrikant van geleide wapens.
La réalité défasse l’imagination. Het is alsof Bill Clinton Saddam Hoessein uitnodigt om eens achter de afstandsbediening van een Pershing II plaats te nemen.
Ton was het type KIJK-lezer waarop de TU Delft een onweerstaanbare aantrekkingskracht lijkt uit te oefenen. Wiskundeknobbel, fenomenaal geheugen, en gespeend van iedere sociale vaardigheid.
Toen hij bij ons introk bracht hij, behalve enkele wagonladingen gereedschap, elektronica en een onheilspellend geblakerde chemische experimenteerset, ook zijn broer Nico mee. Nico studeerde niet in Delft, hoewel hij volgens Ton van hen beiden de slimste was. Zowel Nico als Ton bleek begiftigd met een grote spectaculair-wetenschappelijke ontdekkingsdrang. Al de eerste dag was het raak: op een zeker moment zag ik de broertjes tussen de verhuisdozen zwaaien met twee vermoedelijk uit tv-onderdelen samengestelde slagzwaarden, waartussen luid knetterend een blauwpaarse plasmaboog oversprong.
Dit was nogal onschuldig bij wat er in de weken daarna zoal zou worden geknutseld, en vooral: waar dat gebeurde. Ons hele huis werd het lab van Ton en Nico; elke hoekje was een potentieel reactorvat, elk gaatje een mogelijke proefbaan.
Ik herinner me dat Peter eens een cake wilde bakken. Hij opende de deur van de oven om het gas aan te steken, maar toen hem een vochtig-warme, scherp ruikende damp in het gezicht sloeg, boog hij zich verder voorover om te zien wat er in het fornuis stond. De lucifer in zijn hand verlichtte een duistere massa op de bakplaat. ,,O ja, mijn kruit staat in de oven”, zei Ton terloops. Iedereen in de gemeenschappelijke ruimte verstijfde. ,,Daar droogt het lekker snel”, verklaarde doctor Strangelove blijmoedig.
Het zou allemaal nog wel zijn meegevallen, als Tonny en Nico maar oppassende jongens waren geweest, met een beetje handigheid en enig geweten. Helaas; de broertjes beschikten over het één noch het ander. Hoe knap ook, qua motoriek en moreel besef stamde de familie Kool in rechte lijn af van holbewoners. Cro-magnon meets Gilles de la Tourette.
Op een warme dag zaten de verzamelde huisgenoten op het balkon. Ook Ton stond er, met in zijn ene hand een groot glas appelsap en zijn andere hand op het hekwerk, genietend van de zon. ,,Goed zeg”, hoor ik hem zeggen. En dan, plotseling: ,,Alleen die wespen altijd!” Waarop Tons briljante brein, dat toch moeiteloos pi tot op 57 decimalen reproduceerde, om onverklaarbare redenen besloot om de gewraakte dieren niet met de vrije hand te verjagen, maar met die waarmee hij zijn frisdrank vasthield.
Zulke verstrooidheidjes gebeurden nou ook altijd als Ton en Nico een fietspomp met buskruit hadden gevuld om een koperen deurknop over de Aula heen te schieten.
Het is maar goed dat Ton de invoering van ethiek in de Delftse onderwijsprogramma’s niet meer heeft meegemaakt. Hij had er niets van begrepen.
Ergens in de sollicitatieprocedure had het toch moeten opvallen, zou je zeggen. Ton Kool, die in de drie maanden waarin hij mijn huisgenoot was een tiental brandjes en net-niet-fatale ongelukken veroorzaakte – afgezien van de explosie waarmee hij zichzelf tot een half jaar revalidatie en, godzijdank, een kamer in een woning zonder trap veroordeelde; deze Ton Kool blijkt sinds vorige maand als ingenieur te werken voor een Franse fabrikant van geleide wapens. La réalité défasse l’imagination. Het is alsof Bill Clinton Saddam Hoessein uitnodigt om eens achter de afstandsbediening van een Pershing II plaats te nemen.
Ton was het type KIJK-lezer waarop de TU Delft een onweerstaanbare aantrekkingskracht lijkt uit te oefenen. Wiskundeknobbel, fenomenaal geheugen, en gespeend van iedere sociale vaardigheid.
Toen hij bij ons introk bracht hij, behalve enkele wagonladingen gereedschap, elektronica en een onheilspellend geblakerde chemische experimenteerset, ook zijn broer Nico mee. Nico studeerde niet in Delft, hoewel hij volgens Ton van hen beiden de slimste was. Zowel Nico als Ton bleek begiftigd met een grote spectaculair-wetenschappelijke ontdekkingsdrang. Al de eerste dag was het raak: op een zeker moment zag ik de broertjes tussen de verhuisdozen zwaaien met twee vermoedelijk uit tv-onderdelen samengestelde slagzwaarden, waartussen luid knetterend een blauwpaarse plasmaboog oversprong.
Dit was nogal onschuldig bij wat er in de weken daarna zoal zou worden geknutseld, en vooral: waar dat gebeurde. Ons hele huis werd het lab van Ton en Nico; elke hoekje was een potentieel reactorvat, elk gaatje een mogelijke proefbaan.
Ik herinner me dat Peter eens een cake wilde bakken. Hij opende de deur van de oven om het gas aan te steken, maar toen hem een vochtig-warme, scherp ruikende damp in het gezicht sloeg, boog hij zich verder voorover om te zien wat er in het fornuis stond. De lucifer in zijn hand verlichtte een duistere massa op de bakplaat. ,,O ja, mijn kruit staat in de oven”, zei Ton terloops. Iedereen in de gemeenschappelijke ruimte verstijfde. ,,Daar droogt het lekker snel”, verklaarde doctor Strangelove blijmoedig.
Het zou allemaal nog wel zijn meegevallen, als Tonny en Nico maar oppassende jongens waren geweest, met een beetje handigheid en enig geweten. Helaas; de broertjes beschikten over het één noch het ander. Hoe knap ook, qua motoriek en moreel besef stamde de familie Kool in rechte lijn af van holbewoners. Cro-magnon meets Gilles de la Tourette.
Op een warme dag zaten de verzamelde huisgenoten op het balkon. Ook Ton stond er, met in zijn ene hand een groot glas appelsap en zijn andere hand op het hekwerk, genietend van de zon. ,,Goed zeg”, hoor ik hem zeggen. En dan, plotseling: ,,Alleen die wespen altijd!” Waarop Tons briljante brein, dat toch moeiteloos pi tot op 57 decimalen reproduceerde, om onverklaarbare redenen besloot om de gewraakte dieren niet met de vrije hand te verjagen, maar met die waarmee hij zijn frisdrank vasthield.
Zulke verstrooidheidjes gebeurden nou ook altijd als Ton en Nico een fietspomp met buskruit hadden gevuld om een koperen deurknop over de Aula heen te schieten.
Het is maar goed dat Ton de invoering van ethiek in de Delftse onderwijsprogramma’s niet meer heeft meegemaakt. Hij had er niets van begrepen.

Comments are closed.