,,Zie je wel”, zal menig TU-medewerker denken als hij de ommezwaai op zich laat inwerken die deze week in het grote reorganisatieproces gemaakt is.
Toen augustus vorig jaar werd aangezegd dat de mammoetoperatie binnen twaalf maanden geklaard zou zijn, waren er maar weinigen die daarin geloofden. De besluiten van deze week betekenen echter niet dat het MOD-proces nu ontspoord is. Integendeel, het komt nu pas echt op gang. Een commentaar.
Vanaf mei wordt het MOD-proces gedecentraliseerd en opgesplitst. De nieuwe decanen/integraal-managers worden verantwoordelijk voor de vorming van hun eigen ondersteunende clusterdiensten, en de vorming van de diverse clusters en clusterdiensten hoeft niet meer gelijktijdig te gebeuren. De TU heeft de ‘big bang‘ vervangen door het ,,laat duizend bloemen bloeien”.
Hoewel de MOD-projectleiding in zijn informatie de indruk wekt dat deze besluiten logisch, ja bijna onvermijdelijk waren, gaat het hier toch om een fundamentele ommezwaai. Het reorganisatieproces was opgezet als een sterk centraal-gestuurde operatie. Die aanpak wordt nu verlaten. Nu de aandacht zich verplaatst van het centrale niveau (vorming collegestaf en servicecentra) naar het decentrale niveau (vorming clusters en clusterdiensten) blijken de tegenkrachten sterk en de materie weerbarstig.
Wie het afgelopen half jaar zijn twijfels uitte over het realiteitsgehalte van het twaalf-maandentraject voor de modernisering van de ondersteunende diensten, werd al gauw door projectleiding én vakbonden als defaitist bekeken. ,,Natuurlijk komen wij onze toezeggingen na”, zei de ene zijde, die fraaie spoorboekjes schreef over hoe alles in elkaar zou grijpen en op tijd zou gereed zijn. ,,Natuurlijk houden wij onverkort vast aan de afspraken uit het augustusprotocol”, zei de andere zijde, die daarover ook strijdvaardige bulletins naar zijn leden stuurde.
Aardbevingen
Het realiteitsgehalte van het protocol was met name twijfelachtig omdat wat in oorsprong alleen bedoeld was voor de storm in de ondersteunende diensten, ook de aardbevingen van het clusteren van de faculteiten moest opvangen. Projectleiding en vakbonden erkennen inmiddels zelf ook dat het augustusprotocol voorgoed geschiedenis is geworden. De projectleiding zet nu nieuwe lijnen uit, zonder begrenzingen in de tijd, en de vakbonden reageren gelaten.
,,MOD-Twee” – zoals sommigen de nieuwe fase al hoopvol betitelen – moet een eind maken aan de loopgravenoorlog en de fronten in beweging brengen. Op het ‘slagveld’ is dan ook een aantal feiten sinds vorig jaar drastisch gewijzigd.
* Ritzens nieuwe bestuursorganisatie bracht met zich mee dat de TU op zoek moest naar nieuwe faculteitsdecanen/integraal-managers. Wie zo’n functie ambieert zal ook iets te zeggenwillen hebben over de vraag hoe zijn faculteit of cluster ingericht moet worden. Tijd dus om de zelfstandige rol van het MOD-projectbureau te verkleinen.
* De TU-reorganisatie heeft inmiddels geleid tot het vormen van een high-powered staf van het college van bestuur. En nu die eenmaal draait, wil die graag invloed uitoefenen op de inrichting van de ondersteunende diensten die decentraal hun partners zullen zijn. Tijd dus om de rol van de staf van het college in het project te versterken.
* Bestuurlijk gezien zat het geheel in een impasse. De universiteitsraad, hoewel op de laatste benen lopend, wilde in maart niet meewerken aan de herindeling van de facultaire indeling. En het was aan alle kanten duidelijk dat de door het cvb voorgestelde clusterindeling tot spanningen had geleid. Tijd dus om een aanpak te kiezen die eindelijk voor het broodnodige draagvlak zou zorgen.
Goed verwerkt
De opzet van ‘MOD-II’ heeft deze nieuwe feiten goed verwerkt, en de eerste reacties vanuit de faculteiten gaan dan ook in de richting dat ‘men eindelijk eens goed geluisterd heeft’. De faculteiten krijgen veel meer greep op het proces en op hun toekomst, en bovendien worden ze niet met zijn allen in een en hetzelfde keurslijf gedwongen. Wie snel wil handelen kan dat doen, wie meer tijd nodig heeft kan dat krijgen, wie al reorganisatieplannen heeft kan die zelf afstemmen op het MOD-proces, en hoeft met zijn deelproblemen niet te wachten totdat met St. Juttemis een totaalplan voor de hele TU zou zijn afgekabeld.
Nog belangrijker is dat men erkent dat het proces zo complex is geworden, en een dusdanig groot beroep doet op de loyaliteit van de TU-werknemers, dat het eenvoudigweg niet uitsluitend top-down kan worden aangestuurd. Als de MOD inderdaad ruimte krijgt voor een bottom-upbenadering (of in de woorden van bestuurskundedekaan Sol: middle-outaanpak”) zal dat het vertrouwen aan de basis ten goede komen. Daar stelt men meer vertrouwen in het management-dichtbij, dan in de plannenmakers-van-verweg in het hoofdgebouw.
Dit laatste zal de vakbonden de komende dagen of weken nog voor een dilemma plaatsen. Alles wat zij dachten vorig jaar te hebben binnengehaald is nu verloren gegaan: er komt geen totaalplan, de reorganisaties trekken niet parallel op, en de periode van onzekerheid voor het personeel loopt niet medio augustus af. Dat alles was het trotse onderhandelingsresultaat van het seizoen 1995/’96, en was erop gericht de TU-medewerker zoveel mogelijk kansen te geven om zonodig elders bij de TU weer aan de slag te gaan. Nu de MOD weer in delen uiteenvalt, worden die kansen er niet beter op.
Sociale invulling
De komende weken wordt in het Overlegorgaan Personeelszaken het nieuws van MOD-II behandeld. Het zou mooi zijn als het college van bestuur ook naar die kant een gebaar zou maken, zodat de bonden, net als de faculteiten, kunnen concluderen dat er ook naar hèn geluisterd is. Het cvb heeft al één gevoelig accent verlegd: het nog steeds harde streven naar eenvermindering van obp-banen met ruim vierhonderd is verpakt in de uitleg dat ,,er aan de TU werk is voor iedereen die werken wil”. Het moet niet al te moeilijk zijn die leuze om te zetten in een goede afspraak met de bonden.
Het is jammer dat zo’n sociale invulling van MOD-II niet tegelijkertijd is rondgekomen – dat had de belofte van het bottom-upwerken nog sterker gemaakt. Maar als ook die invulling er eenmaal is gekomen, lijken eindelijk veel hinderpalen opgeruimd om de energie van allen te richten op de toekomstige inrichting van de TU Delft.
Binnenkort zal het college van bestuur nog komen met nieuwe voorstellen van combinaties van faculteiten die de toekomstige clusters zullen gaan vormen. Verwacht mag worden dat ook deze nieuwe clusterindeling beweging in de loopgravenoorlog zal brengen en dat de faculteiten dus de genoegdoening krijgen dat overleg met hen uiteindelijk meer geweest is dan een ,,rituele dans”.
MOD-II maakt zichtbaar dat de nieuwe organisatie van de TU al over de oude heenschuift. Bovenal kan het een begin van een ‘cultuuromslag’zijn.
,,Zie je wel”, zal menig TU-medewerker denken als hij de ommezwaai op zich laat inwerken die deze week in het grote reorganisatieproces gemaakt is. Toen augustus vorig jaar werd aangezegd dat de mammoetoperatie binnen twaalf maanden geklaard zou zijn, waren er maar weinigen die daarin geloofden. De besluiten van deze week betekenen echter niet dat het MOD-proces nu ontspoord is. Integendeel, het komt nu pas echt op gang. Een commentaar.
Vanaf mei wordt het MOD-proces gedecentraliseerd en opgesplitst. De nieuwe decanen/integraal-managers worden verantwoordelijk voor de vorming van hun eigen ondersteunende clusterdiensten, en de vorming van de diverse clusters en clusterdiensten hoeft niet meer gelijktijdig te gebeuren. De TU heeft de ‘big bang‘ vervangen door het ,,laat duizend bloemen bloeien”.
Hoewel de MOD-projectleiding in zijn informatie de indruk wekt dat deze besluiten logisch, ja bijna onvermijdelijk waren, gaat het hier toch om een fundamentele ommezwaai. Het reorganisatieproces was opgezet als een sterk centraal-gestuurde operatie. Die aanpak wordt nu verlaten. Nu de aandacht zich verplaatst van het centrale niveau (vorming collegestaf en servicecentra) naar het decentrale niveau (vorming clusters en clusterdiensten) blijken de tegenkrachten sterk en de materie weerbarstig.
Wie het afgelopen half jaar zijn twijfels uitte over het realiteitsgehalte van het twaalf-maandentraject voor de modernisering van de ondersteunende diensten, werd al gauw door projectleiding én vakbonden als defaitist bekeken. ,,Natuurlijk komen wij onze toezeggingen na”, zei de ene zijde, die fraaie spoorboekjes schreef over hoe alles in elkaar zou grijpen en op tijd zou gereed zijn. ,,Natuurlijk houden wij onverkort vast aan de afspraken uit het augustusprotocol”, zei de andere zijde, die daarover ook strijdvaardige bulletins naar zijn leden stuurde.
Aardbevingen
Het realiteitsgehalte van het protocol was met name twijfelachtig omdat wat in oorsprong alleen bedoeld was voor de storm in de ondersteunende diensten, ook de aardbevingen van het clusteren van de faculteiten moest opvangen. Projectleiding en vakbonden erkennen inmiddels zelf ook dat het augustusprotocol voorgoed geschiedenis is geworden. De projectleiding zet nu nieuwe lijnen uit, zonder begrenzingen in de tijd, en de vakbonden reageren gelaten.
,,MOD-Twee” – zoals sommigen de nieuwe fase al hoopvol betitelen – moet een eind maken aan de loopgravenoorlog en de fronten in beweging brengen. Op het ‘slagveld’ is dan ook een aantal feiten sinds vorig jaar drastisch gewijzigd.
* Ritzens nieuwe bestuursorganisatie bracht met zich mee dat de TU op zoek moest naar nieuwe faculteitsdecanen/integraal-managers. Wie zo’n functie ambieert zal ook iets te zeggenwillen hebben over de vraag hoe zijn faculteit of cluster ingericht moet worden. Tijd dus om de zelfstandige rol van het MOD-projectbureau te verkleinen.
* De TU-reorganisatie heeft inmiddels geleid tot het vormen van een high-powered staf van het college van bestuur. En nu die eenmaal draait, wil die graag invloed uitoefenen op de inrichting van de ondersteunende diensten die decentraal hun partners zullen zijn. Tijd dus om de rol van de staf van het college in het project te versterken.
* Bestuurlijk gezien zat het geheel in een impasse. De universiteitsraad, hoewel op de laatste benen lopend, wilde in maart niet meewerken aan de herindeling van de facultaire indeling. En het was aan alle kanten duidelijk dat de door het cvb voorgestelde clusterindeling tot spanningen had geleid. Tijd dus om een aanpak te kiezen die eindelijk voor het broodnodige draagvlak zou zorgen.
Goed verwerkt
De opzet van ‘MOD-II’ heeft deze nieuwe feiten goed verwerkt, en de eerste reacties vanuit de faculteiten gaan dan ook in de richting dat ‘men eindelijk eens goed geluisterd heeft’. De faculteiten krijgen veel meer greep op het proces en op hun toekomst, en bovendien worden ze niet met zijn allen in een en hetzelfde keurslijf gedwongen. Wie snel wil handelen kan dat doen, wie meer tijd nodig heeft kan dat krijgen, wie al reorganisatieplannen heeft kan die zelf afstemmen op het MOD-proces, en hoeft met zijn deelproblemen niet te wachten totdat met St. Juttemis een totaalplan voor de hele TU zou zijn afgekabeld.
Nog belangrijker is dat men erkent dat het proces zo complex is geworden, en een dusdanig groot beroep doet op de loyaliteit van de TU-werknemers, dat het eenvoudigweg niet uitsluitend top-down kan worden aangestuurd. Als de MOD inderdaad ruimte krijgt voor een bottom-upbenadering (of in de woorden van bestuurskundedekaan Sol: middle-outaanpak”) zal dat het vertrouwen aan de basis ten goede komen. Daar stelt men meer vertrouwen in het management-dichtbij, dan in de plannenmakers-van-verweg in het hoofdgebouw.
Dit laatste zal de vakbonden de komende dagen of weken nog voor een dilemma plaatsen. Alles wat zij dachten vorig jaar te hebben binnengehaald is nu verloren gegaan: er komt geen totaalplan, de reorganisaties trekken niet parallel op, en de periode van onzekerheid voor het personeel loopt niet medio augustus af. Dat alles was het trotse onderhandelingsresultaat van het seizoen 1995/’96, en was erop gericht de TU-medewerker zoveel mogelijk kansen te geven om zonodig elders bij de TU weer aan de slag te gaan. Nu de MOD weer in delen uiteenvalt, worden die kansen er niet beter op.
Sociale invulling
De komende weken wordt in het Overlegorgaan Personeelszaken het nieuws van MOD-II behandeld. Het zou mooi zijn als het college van bestuur ook naar die kant een gebaar zou maken, zodat de bonden, net als de faculteiten, kunnen concluderen dat er ook naar hèn geluisterd is. Het cvb heeft al één gevoelig accent verlegd: het nog steeds harde streven naar eenvermindering van obp-banen met ruim vierhonderd is verpakt in de uitleg dat ,,er aan de TU werk is voor iedereen die werken wil”. Het moet niet al te moeilijk zijn die leuze om te zetten in een goede afspraak met de bonden.
Het is jammer dat zo’n sociale invulling van MOD-II niet tegelijkertijd is rondgekomen – dat had de belofte van het bottom-upwerken nog sterker gemaakt. Maar als ook die invulling er eenmaal is gekomen, lijken eindelijk veel hinderpalen opgeruimd om de energie van allen te richten op de toekomstige inrichting van de TU Delft.
Binnenkort zal het college van bestuur nog komen met nieuwe voorstellen van combinaties van faculteiten die de toekomstige clusters zullen gaan vormen. Verwacht mag worden dat ook deze nieuwe clusterindeling beweging in de loopgravenoorlog zal brengen en dat de faculteiten dus de genoegdoening krijgen dat overleg met hen uiteindelijk meer geweest is dan een ,,rituele dans”.
MOD-II maakt zichtbaar dat de nieuwe organisatie van de TU al over de oude heenschuift. Bovenal kan het een begin van een ‘cultuuromslag’zijn.

Comments are closed.