Zuivere wiskundigen: op feestjes oogsten ze meewarigheid, vrouwen begrijpen hen niet, en rijk worden ze nooit. Toch heeft Philibert Schogt met ‘De Wilde Getallen’ een prachtige roman over hen geschreven.
,,Gewoonlijk interesseert de pers zich niet voor wiskunde”, aldus hoofdpersoon Isaac Swift. Gewoonlijk interesseert ook de literatuur zich er niet voor. Met zijn debuutroman ‘De Wilde Getallen’ heeft Philibert Schogt met die traditie gebroken. Het is een boek dat de lezer binnenleidt in het biotoop van de zuivere wiskundigen. Lieden, gedreven door ‘de hemelse schoonheid van getallen’, en wars van ieder praktisch nut.
Zonder twijfel is Schogt de wiskunde en haar beoefenaars zeer genegen. En ook zelf is hij mathematisch goed bij de pinken. Maar het beeld dat hij van wiskundigen schetst, is volledig in overeenstemming met de bestaande clichés. Vrijwel al het menselijke is hen vreemd. Een contactgestoord, weinig benijdenswaardig soort.
Hoofdpersoon Isaac Swift is al van jongs af aan een beetje raar. Zit voortdurend op zijn kamer sommetjes te maken. ,,Hij is zo’n vreemde jongen”, hoort Swift zijn moeder een keer klagen aan de telefoon. Moeders liefde gaat dan ook voornamelijk uit naar jongere broer Andrew, die gewoon voetbalt, vecht en achter de wijven aanzit.
Gelukkig is Swift dan ook allerminst. Zijn enige uitvlucht: ‘een nog sterkere dosis wiskunde, een pijnstiller om mijn onbevredigde verlangens te verdoven.’ Ook als jongeman vindt hij weinig begrip op zijn weg. Altijd weer datzelfde verwijt: stop toch eens met die wiskunde jongen, dat heeft toch geen enkel praktisch nut. Ga het bedrijfsleven in of iets met computers doen.
Biezen
Heel even lijkt Swift toch voor het geluk geboren. Zijn briljante proefschrift levert hem onmiddellijk een baan op aan de universiteit. En uiteindelijk vindt hij ook nog de liefhebbende vriendin, waar hij zo naar smacht.
Maar wie zijn ziel aan de wiskunde verkocht heeft, komt er niet zo makkelijk van af. ,,Geen wiskunde na het eten”, verbiedt vriendin Kate. En dat gaat een tijdje goed. Maar als Swift na een vrijpartij stilletjes het bed uitsluipt om zich de rest van de nacht aan de wiskunde te geven, is het afgelopen. Kate pakt haar biezen.
Ook in intellectueel opzicht is Swift tot stilstand gekomen. Na zijn briljante proefschrift heeft hij niets meer gepubliceerd dat de moeite waard is. De 35-jarige Swift is afgegleden tot de status van matig wiskundige. Tot overmaat van ramp scoort zijn veel jongere collega Larry Oberdorfer de ene na de andere publicatie in wetenschappelijk toptijdschrift Number. En dat steekt Oberdorfer niet onder stoelen of banken.
De ellende wordt compleet als een geestelijk doorgedraaide wiskundeleraar zich bij de colleges voegt: meneer Vale. ‘Uit ervaring wist ik dat oudere studenten vaak voor problemen zorgen’, mijmert Swift. Maar meneer Vale ontpopt zich tot een ware intellectuele terrorist. Hij vuurt aan de lopende band irrelevante vragen af waarbij hij ongevraagd tracteert op zijn diepere inzichten.
Deze Vale komt op een dag aanzetten met een oplossing van het Wilde Getallen Probleem van de Franse wiskundige Anatole Beauregard. Een probleem waar generaties wiskundigen zich zonder resultaat op hebben stukgebeten. Flauwekul, oordeelt Swift na een blik op het bewijs.
Maar het Wilde Getallen Probleem laat hem niet meer los. Hij slaapt niet meer, eet niet meer, kan alleen nog nadenken. Op het moment dat hij rijp lijkt voor het gesticht, overvalt de oplossing hem. ,,God weet hoe diep ik was gevallen als dit moment van inzicht was uitgebleven.”
Plagiaat
De eminence grise van de faculteit kan geen fout in het bewijs vinden en besluit met tranen in de ogen: ,,Deze resultaten leiden direct naar het hoogland van de getallentheorie.” Swift belandt in de zevende hemel, maar had even niet op meneer Vale gerekend. De gek beschuldigt hem van plagiaat en vliegt Swift naar de strot. Uitgerekend kwal Oberdorfer redt Swift het leven. Maar redding? Na enkele minuten turen ontdekt Oberdorfer een fout in het bewijs. Swifts wereld stort in.
Als Schogt het hierbij gelaten had, was het boek zonder meer goed te noemen. Maar het toetje van de schrijver verpest de smaak een beetje. Want stort Swift zich in het ravijn, schiet hij Oberdorfer door zijn kop? Nee, hij werpt zich in de armen van een begripvolle, gescheiden vrouw. En zo komt het toch allemaal nog een beetje goed: gered door het normale leven. Ondanks dit onbevredigende einde, blijft De Wilde Getallen een aanrader. Voor wiskundigen zelfs een must.
‘De Wilde Getallen’ door Philibert Schogt; Uitgeverij De Arbeiderspers; ISBN 90 295 3731 0; fl.29,90
,
,,Gewoonlijk interesseert de pers zich niet voor wiskunde”, aldus hoofdpersoon Isaac Swift. Gewoonlijk interesseert ook de literatuur zich er niet voor. Met zijn debuutroman ‘De Wilde Getallen’ heeft Philibert Schogt met die traditie gebroken. Het is een boek dat de lezer binnenleidt in het biotoop van de zuivere wiskundigen. Lieden, gedreven door ‘de hemelse schoonheid van getallen’, en wars van ieder praktisch nut.
Zonder twijfel is Schogt de wiskunde en haar beoefenaars zeer genegen. En ook zelf is hij mathematisch goed bij de pinken. Maar het beeld dat hij van wiskundigen schetst, is volledig in overeenstemming met de bestaande clichés. Vrijwel al het menselijke is hen vreemd. Een contactgestoord, weinig benijdenswaardig soort.
Hoofdpersoon Isaac Swift is al van jongs af aan een beetje raar. Zit voortdurend op zijn kamer sommetjes te maken. ,,Hij is zo’n vreemde jongen”, hoort Swift zijn moeder een keer klagen aan de telefoon. Moeders liefde gaat dan ook voornamelijk uit naar jongere broer Andrew, die gewoon voetbalt, vecht en achter de wijven aanzit.
Gelukkig is Swift dan ook allerminst. Zijn enige uitvlucht: ‘een nog sterkere dosis wiskunde, een pijnstiller om mijn onbevredigde verlangens te verdoven.’ Ook als jongeman vindt hij weinig begrip op zijn weg. Altijd weer datzelfde verwijt: stop toch eens met die wiskunde jongen, dat heeft toch geen enkel praktisch nut. Ga het bedrijfsleven in of iets met computers doen.
Biezen
Heel even lijkt Swift toch voor het geluk geboren. Zijn briljante proefschrift levert hem onmiddellijk een baan op aan de universiteit. En uiteindelijk vindt hij ook nog de liefhebbende vriendin, waar hij zo naar smacht.
Maar wie zijn ziel aan de wiskunde verkocht heeft, komt er niet zo makkelijk van af. ,,Geen wiskunde na het eten”, verbiedt vriendin Kate. En dat gaat een tijdje goed. Maar als Swift na een vrijpartij stilletjes het bed uitsluipt om zich de rest van de nacht aan de wiskunde te geven, is het afgelopen. Kate pakt haar biezen.
Ook in intellectueel opzicht is Swift tot stilstand gekomen. Na zijn briljante proefschrift heeft hij niets meer gepubliceerd dat de moeite waard is. De 35-jarige Swift is afgegleden tot de status van matig wiskundige. Tot overmaat van ramp scoort zijn veel jongere collega Larry Oberdorfer de ene na de andere publicatie in wetenschappelijk toptijdschrift Number. En dat steekt Oberdorfer niet onder stoelen of banken.
De ellende wordt compleet als een geestelijk doorgedraaide wiskundeleraar zich bij de colleges voegt: meneer Vale. ‘Uit ervaring wist ik dat oudere studenten vaak voor problemen zorgen’, mijmert Swift. Maar meneer Vale ontpopt zich tot een ware intellectuele terrorist. Hij vuurt aan de lopende band irrelevante vragen af waarbij hij ongevraagd tracteert op zijn diepere inzichten.
Deze Vale komt op een dag aanzetten met een oplossing van het Wilde Getallen Probleem van de Franse wiskundige Anatole Beauregard. Een probleem waar generaties wiskundigen zich zonder resultaat op hebben stukgebeten. Flauwekul, oordeelt Swift na een blik op het bewijs.
Maar het Wilde Getallen Probleem laat hem niet meer los. Hij slaapt niet meer, eet niet meer, kan alleen nog nadenken. Op het moment dat hij rijp lijkt voor het gesticht, overvalt de oplossing hem. ,,God weet hoe diep ik was gevallen als dit moment van inzicht was uitgebleven.”
Plagiaat
De eminence grise van de faculteit kan geen fout in het bewijs vinden en besluit met tranen in de ogen: ,,Deze resultaten leiden direct naar het hoogland van de getallentheorie.” Swift belandt in de zevende hemel, maar had even niet op meneer Vale gerekend. De gek beschuldigt hem van plagiaat en vliegt Swift naar de strot. Uitgerekend kwal Oberdorfer redt Swift het leven. Maar redding? Na enkele minuten turen ontdekt Oberdorfer een fout in het bewijs. Swifts wereld stort in.
Als Schogt het hierbij gelaten had, was het boek zonder meer goed te noemen. Maar het toetje van de schrijver verpest de smaak een beetje. Want stort Swift zich in het ravijn, schiet hij Oberdorfer door zijn kop? Nee, hij werpt zich in de armen van een begripvolle, gescheiden vrouw. En zo komt het toch allemaal nog een beetje goed: gered door het normale leven. Ondanks dit onbevredigende einde, blijft De Wilde Getallen een aanrader. Voor wiskundigen zelfs een must.
‘De Wilde Getallen’ door Philibert Schogt; Uitgeverij De Arbeiderspers; ISBN 90 295 3731 0; fl.29,90
,,Gewoonlijk interesseert de pers zich niet voor wiskunde”, aldus hoofdpersoon Isaac Swift. Gewoonlijk interesseert ook de literatuur zich er niet voor. Met zijn debuutroman ‘De Wilde Getallen’ heeft Philibert Schogt met die traditie gebroken. Het is een boek dat de lezer binnenleidt in het biotoop van de zuivere wiskundigen. Lieden, gedreven door ‘de hemelse schoonheid van getallen’, en wars van ieder praktisch nut.
Zonder twijfel is Schogt de wiskunde en haar beoefenaars zeer genegen. En ook zelf is hij mathematisch goed bij de pinken. Maar het beeld dat hij van wiskundigen schetst, is volledig in overeenstemming met de bestaande clichés. Vrijwel al het menselijke is hen vreemd. Een contactgestoord, weinig benijdenswaardig soort.
Hoofdpersoon Isaac Swift is al van jongs af aan een beetje raar. Zit voortdurend op zijn kamer sommetjes te maken. ,,Hij is zo’n vreemde jongen”, hoort Swift zijn moeder een keer klagen aan de telefoon. Moeders liefde gaat dan ook voornamelijk uit naar jongere broer Andrew, die gewoon voetbalt, vecht en achter de wijven aanzit.
Gelukkig is Swift dan ook allerminst. Zijn enige uitvlucht: ‘een nog sterkere dosis wiskunde, een pijnstiller om mijn onbevredigde verlangens te verdoven.’ Ook als jongeman vindt hij weinig begrip op zijn weg. Altijd weer datzelfde verwijt: stop toch eens met die wiskunde jongen, dat heeft toch geen enkel praktisch nut. Ga het bedrijfsleven in of iets met computers doen.
Biezen
Heel even lijkt Swift toch voor het geluk geboren. Zijn briljante proefschrift levert hem onmiddellijk een baan op aan de universiteit. En uiteindelijk vindt hij ook nog de liefhebbende vriendin, waar hij zo naar smacht.
Maar wie zijn ziel aan de wiskunde verkocht heeft, komt er niet zo makkelijk van af. ,,Geen wiskunde na het eten”, verbiedt vriendin Kate. En dat gaat een tijdje goed. Maar als Swift na een vrijpartij stilletjes het bed uitsluipt om zich de rest van de nacht aan de wiskunde te geven, is het afgelopen. Kate pakt haar biezen.
Ook in intellectueel opzicht is Swift tot stilstand gekomen. Na zijn briljante proefschrift heeft hij niets meer gepubliceerd dat de moeite waard is. De 35-jarige Swift is afgegleden tot de status van matig wiskundige. Tot overmaat van ramp scoort zijn veel jongere collega Larry Oberdorfer de ene na de andere publicatie in wetenschappelijk toptijdschrift Number. En dat steekt Oberdorfer niet onder stoelen of banken.
De ellende wordt compleet als een geestelijk doorgedraaide wiskundeleraar zich bij de colleges voegt: meneer Vale. ‘Uit ervaring wist ik dat oudere studenten vaak voor problemen zorgen’, mijmert Swift. Maar meneer Vale ontpopt zich tot een ware intellectuele terrorist. Hij vuurt aan de lopende band irrelevante vragen af waarbij hij ongevraagd tracteert op zijn diepere inzichten.
Deze Vale komt op een dag aanzetten met een oplossing van het Wilde Getallen Probleem van de Franse wiskundige Anatole Beauregard. Een probleem waar generaties wiskundigen zich zonder resultaat op hebben stukgebeten. Flauwekul, oordeelt Swift na een blik op het bewijs.
Maar het Wilde Getallen Probleem laat hem niet meer los. Hij slaapt niet meer, eet niet meer, kan alleen nog nadenken. Op het moment dat hij rijp lijkt voor het gesticht, overvalt de oplossing hem. ,,God weet hoe diep ik was gevallen als dit moment van inzicht was uitgebleven.”
Plagiaat
De eminence grise van de faculteit kan geen fout in het bewijs vinden en besluit met tranen in de ogen: ,,Deze resultaten leiden direct naar het hoogland van de getallentheorie.” Swift belandt in de zevende hemel, maar had even niet op meneer Vale gerekend. De gek beschuldigt hem van plagiaat en vliegt Swift naar de strot. Uitgerekend kwal Oberdorfer redt Swift het leven. Maar redding? Na enkele minuten turen ontdekt Oberdorfer een fout in het bewijs. Swifts wereld stort in.
Als Schogt het hierbij gelaten had, was het boek zonder meer goed te noemen. Maar het toetje van de schrijver verpest de smaak een beetje. Want stort Swift zich in het ravijn, schiet hij Oberdorfer door zijn kop? Nee, hij werpt zich in de armen van een begripvolle, gescheiden vrouw. En zo komt het toch allemaal nog een beetje goed: gered door het normale leven. Ondanks dit onbevredigende einde, blijft De Wilde Getallen een aanrader. Voor wiskundigen zelfs een must.
‘De Wilde Getallen’ door Philibert Schogt; Uitgeverij De Arbeiderspers; ISBN 90 295 3731 0; fl.29,90

Comments are closed.