Directeur Studentengezondheidszorg Wim van Donselaar is bezorgd over de groei van studentenverenigingen. Hij denkt dat de verantwoordelijkheid te groot wordt voor studentenbesturen .
De afgelopen jaren heeft Van Donselaar de verenigingen behoorlijk zien groeien. Nu vraagt hij zich af of de besturen van die clubs de verantwoordelijkheid logistiek nog wel aankunnen, zeker in combinatie met de dalende leeftijd van bestuurders die hij constateert. “Ik denk zelf dat de verantwoordelijkheid te groot is. Er zou meer begeleiding en controle moeten zijn op wat er feitelijk gebeurt tijdens de kennismakingstijd. Zeker als je kijkt naar ontwikkelingen in andere steden.”
In het verleden heeft Van Donselaar geopperd om voor het toezicht een professioneel team op te richten, bestaande uit oud (ambulance-)verpleegkundigen. Dit team zou bij verenigingen naar binnen moeten kunnen stappen om te registreren en corrigeren wat daar gebeurt. “Maar toen kwamen verenigingen zelf met een commissie van oud-leden die dat ging doen.”
Drukke zaalavonden
Die commissie bestaat uit oud-leden van diverse studentenverenigingen en was ook tijdens de afgelopen kennismakingstijd (kmt) actief. Dat zegt Matthijs Kan, tijdens de kmt nog president van het Delftsch Studenten Corps (DSC). “De commissie kent het hele programma en brengt iedere dag of twee dagen een bezoek. Ze legt liever de nadruk op drukke zaalavonden dan op een dag waarop nuldejaars een jaarlied moeten verzinnen en films kijken.”
Volgens Kan worden DSC-bestuurders niet steeds jonger. “Ik merk wel dat studenten in het algemeen jonger worden, maar wij hebben voor de senaat als vuistregel dat er drie vierdejaars en twee vijfdejaars in moeten zitten. Af en toe wijken we daarvan af.” Toch begrijpt Kan de zorgen van SGZ-directeur Van Donselaar. “Als je groeit, beïnvloedt dat alles wat je bij je vereniging doet.”
Rust en hygiëne
SGZ begeleidt studentenverenigingen en eerstejaars tijdens de ontgroeningsperiode. Ook heeft SGZ een commissie Medisch en StudieAdvies bestaande uit een studieadviseur van de TU, een psycholoog en een studentenarts. In samenwerking met een aantal huisartsen heeft die commissie richtlijnen opgesteld over rust en hygiëne tijdens de kmt. Zo zouden ‘nullen’ tijdens de eerste kmt-week minstens zeven uur en in de tweede week acht uur per nacht moeten kunnen slapen. Ook zou er voor elke dertig tot veertig leden een toilet moeten zijn en zouden aankomend leden na natte activiteiten droge kleding moeten kunnen aantrekken.
Verenigingen moeten de commissie jaarlijks laten zien hoe ze die richtlijnen hebben verwerkt in hun kmt-programma.
Verder krijgen de grootste verenigingen – Virgiel, Sint Jansbrug en het DSC – vragenlijsten om te bepalen of er studenten zijn die risico’s lopen. Zoals studenten die zijn geopereerd of een ziekte als epilepsie of een infectie hebben. Ook geeft SGZ aan de drie grote verenigingen een presentatie over EHBO.
Spanningsveld
Tijdens de kmt zijn er bij SGZ vervolgens speciale spreekuren: iedere dag één voor Virgiel en één voor het DSC. Voor Sint Jansbrug zijn er minder. Op die spreekuren komen begeleiders met nullen die ziek zijn geworden. Volgens Van Donselaar zijn dat zo’n vijf tot tien mensen per spreekuur per dag. “Ik vind dat niet veel. Het is laagdrempelig. De meeste hebben last van infectieziekten zoals verkoudheden, diarree en wondjes.”
In hoeverre de studenten zich aan de gestelde richtlijnen houden, weet Van Donselaar niet. “Het blijft moeilijk daar zicht op te krijgen. Er wordt niet gemakkelijk over gepraat door verenigingen of nuldejaars.” Dat illustreert het spanningsveld waarin Van Donselaar zich zegt te bevinden. Aan de ene kant wil hij zicht houden op wat er gebeurt, aan de andere kant wil hij niet dat verenigingen daardoor de deur dicht gooien.

Comments are closed.