Geïnteresseerden in de nieuwste games-technologie kunnen donderdag hun hart ophalen op het NewMediaEvent. Het programma van het gratis toegankelijke evenement op het sport- en cultuurcentrum is opgezet door de nieuwe studentenvereniging Game Development Sanctuary.
‘Eén groot futuristisch avontuur met gaming pods, beamerschermen, de nieuwste tekentablets, gastlezers, bands en dj’s, demonstraties van digitale artiesten en een expositie over technologische onderzoekprojecten van de TU Delft. De avond wordt afgesloten met een afterparty, waarbij dj’s game soundtracks zullen mixen om het sfeertje door te zetten.’
In ronkende taal hoopt de organisatie geïnteresseerden te lokken naar dit initiatief, waarvoor de unit sport en cultuur de hulp inriep van de negen maanden geleden opgerichte studentenvereniging Game Development Sanctuary (GDS).
De vereniging ontstond uit onvrede met het gebrek aan een organisatie op de TU die zich bezighoudt met game development. “Terwijl dat toch een snel groeiende industrie is”, weet voorzitter Frans van Agthoven. “Er bestaan wel hbo-opleidingen, maar ze zijn er niet op universitair niveau. De TU doet daar op een enkel project na weinig mee. Omdat we met een aantal mensen waren die graag wetenschappelijk onderwijs volgen, zijn we eens om ons heen gaan kijken wie er nog meer interesse in hadden.”
Dat resulteerde in een club van achttien studenten, voornamelijk uit de hoek van de informatica. GDS is geen gezelligheidsvereniging, benadrukt de preses, maar een cultuurvereniging, zij het vooralsnog zonder officiële status. “We staan niet geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. We zijn ook niet erkend door de TU.” Eigenlijk vindt Van Agthoven dat niet erg: “Het is prettig om onafhankelijk te zijn, dan heb je een grotere vrijheid met je projecten, wat tot meer creativiteit leidt.”
Met de unit cultuur sloot de vereniging een overeenkomst. “Drie dagen per week mogen we gebruikmaken van een lokaal om spellen te ontwikkelen. In ruil daarvoor organiseren wij dit evenement. Het cultuurcentrum helpt ons bij die organisatie, zo doen wij ook extra ervaring op met organiseren.”
Het eerste project waar de developers zich op stortten, was game modifications: het ontwikkelen van spellen vanuit een bestaand framework als basis. “We concentreren ons op de beginselen van de game development. Zelf ben ik in Flash bezig. Daarin kun je je makkelijk ontwikkelen, zeker op het gebied van 2D-spellen. Daar heb je alleen basiskennis voor nodig. In principe zijn we autodidactisch bezig, maar we gebruiken daarbij wel kennis die we opdoen bij onze studie informatica. Programmeren is immers onderdeel van onze TU-opleiding.”
Bij de activiteiten maakt GDS dankbaar gebruik van de contacten met Dutch Game Garden, een Utrechtse organisatie die de game-industrie in Nederland tracht te stimuleren. “Onder meer via hen vragen we professionals uit de industrie om gastcolleges bij ons te geven. In ruil voor een flesje wijn, meer kunnen we ze niet bieden. Daar leren we ook weer veel van. Onze absolute held is echter dr.ir. Rafael Bidarra, die het enige project op dit gebied op de TU Delft leidt.”
Op het NewMediaEvent staat onder meer een live-band op het programma die soundtracks van bestaande games ten gehore zal brengen, want muziek speelt een grote rol in de hedendaagse wereld van computerspelen. Op de afterparty zal een dj-duo soundtracks van games mixen. De buitentent wordt getransformeerd in een expositiehal waar resultaten van TU-onderzoeksprojecten zoals de DUT-racingcar, robots, pico-projectors, serious gaming (simulatiespellen) en nog veel meer spectaculaire technologieën in ontwikkeling zijn te bekijken en beleven.
Over het aantal mogelijke bezoekers tast Van Agthoven volledig in het duister. “Het is afhankelijk van de hoeveelheid promotie in de laatste week. Bovendien is het een pilot event, dus we kunnen de opkomst ook niet schatten op basis van vorige ervaringen. Hoewel we het event zo mainstream mogelijk hebben geprogrammeerd, heeft het nog steeds een beetje een specifieke doelgroep. Het is de vraag of we díe groep kunnen aanspreken.”
Het is voor het eerst dat twee satellieten botsen. De Amerikaanse sonde was een communicatiesatelliet van 560 kilo, gelanceerd door het bedrijf Iridium in 1997. De Russische satelliet (900 kilo) ging in 1993 de lucht in voor militaire doeleinden. Twee jaar na lancering was hij al defect. De kunstmanen volgden beiden ongeveer een poolbaan en knalden met een relatieve snelheid van ongeveer elf kilometer per seconde tegen elkaar aan.
Konden de satellieten elkaar niet ontwijken? “Iridium beweert dat het de botsing niet kon zien aankomen”, zegt ir. Jasper Bouwmeester van de afdeling space system engineering van Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R) desgevraagd. “Maar dat geloof ik niet helemaal. Het bedrijf kan van diverse ruimtevaartorganisaties radarbeelden krijgen van alle objecten groter dan tien centimeter. Dat er een close call was – een waarschuwing voor naderende objecten – wisten ze waarschijnlijk wel.”
“Misschien waren de raketmotoren waarmee ze opzij hadden kunnen gaan, defect”, speculeert de kunstmaanexpert. “Of er zat iemand te slapen. Maar het zou ook kunnen dat de missie van de communicatiesatelliet er op zat en dat het bedrijf heeft besloten om waarschuwingen te negeren. Want het kost veel tijd en geld om bij elke close call na te gaan hoe groot het botsingsgevaar werkelijk is.”
In de zogeheten lage aardbaan waar de twee satellieten zich bevonden, stikt het van de objecten. Satellieten moeten rekening houden met duizenden anderen sondes. Vooral gevaarlijk zijn de tientallen duizenden brokjes afval: stukjes die afgebroken zijn van kunstmanen en puin dat is ontstaan doordat het Amerikaanse en Chinese leger uit machtsvertoon oude sondes kapot hebben geschoten.
“Satellieten kunnen elkaar en brokstukken nu nog ontwijken”, zegt Bouwmeester. “Maar het wordt wel steeds drukker. Waarschijnlijk zwengelt deze botsing de discussie in de ruimtevaartwereld aan over de vraag of er niet extra maatregelen nodig zijn. De hoeveelheid rommel is door deze botsing drie procent toegenomen. Dat is nog niet zo’n probleem. Maar als het vaker gebeurt, kan er een kettingreactie ontstaan waarbij alle satellieten uiteindelijk gevaar lopen.”
Delfi-C3
Een van de objecten die tussen de brokstukken zweeft is de Delfi-C3, de vermaarde nanosatelliet ter grootte van een melkpak die L&R-studenten en -onderzoekers vorig jaar lanceerden. “Over ongeveer 25 jaar verbrandt de satelliet in de atmosfeer”, zegt Bouwmeester. Als student werkte hij mee aan dit project en nu is hij projectleider van de opvolger, de Delfi-n3Xt die in 2010 de lucht in gaat.
Met satellietcrematie in 2033 houden de Delftenaren zich keurig aan de informele afspraken die heersen in de satellietwereld over het opruimen van eigen ruimterotzooi. “Iedereen moet zijn sondes binnen vijfentwintig jaar na afronding van de missie in de atmosfeer laten afzakken waar ze verbranden”, zegt Bouwmeester. “Of ze moeten hun laatste brandstof gebruiken om in de zogeheten graveyard baan te komen. Ze worden dan als het ware verbannen naar een baan zo ver dat ze geen schade meer kunnen berokkenen aan actieve satellieten. Dit geldt voor satellieten die in de geostationaire banen cirkelen op 36 duizend kilometer hoogte.”
“Dat zijn gentlemen’s agreements om te voorkomen dat er teveel troep rondslingert”, aldus Bouwmeester. “Misschien besluit men binnenkort dat de periode van 25 jaar verkort moet. En wellicht gaan er stemmen op om een soort verkeersregelaar voor satellieten in het leven te roepen.” (TvD)

Comments are closed.