Laatst trof ik na een zenuwslopend ochtendgevecht met mijn wekker twee bouwvakkers in mijn huis aan. Ze kwamen een raam repareren in de kamer van een huisgenote.
Het was halftien, ik was redelijk op tijd opgestaan en zij waren al twee uur aan het werk.
,,Goeiemorgen”, klinkt het cynisch, als ik me in badjas naar de douche spoed.
,,Goedemorgen”, antwoord ik % gegeneerd.
Uit schuldgevoel en medelijden over zoveel onrecht besluit ik de heren een kop koffie aan te bieden.
,,Koffie?” vraag ik.
,,Lekker”, zeggen ze.
Bouwvakkers slaan nooit een kop koffie af. Dus ook deze niet. En zo zit ik met mijn ontbijtcornflakes en mijn ochtendkrant tegenover de twee mannen. De ene heeft enorme handen en draagt een overall met vlekken op knieën en mouwen. Op zijn rechterwang zit een verfveeg alsof hij indiaantje heeft gespeeld.
De andere bouwvakker heeft geen indiaantje gespeeld. Hij heeft een snorretje en een bril en draagt een slobbertrui die doet vermoeden dat hij Analyse I doceert aan de TU. Eigenlijk verraadt alleen de duimstok in zijn borstzak dat hij niet langsgekomen is om mij een ontbijtcollege over complexe getallen te geven.
Het koffiezetapparaat pruttelt. Ik spoel drie mokken schoon, schenk de koffie in. Waarover moet ik met deze mannen praten? Met vreemden communiceren is nooit mijn sterkste punt geweest, met bouwvakkers ook niet. Laat staan met vreemde bouwvakkers. Op verjaardagen met tantes praten of met het vriendje van mijn zusje vind ik vaak al een hele opgave.
,,Melk en suiker?”, vraag ik, om de stilte nog even uit te stellen.
,,Allebei graag”, zegt de bouwvakker met de duimstok, terwijl hij de voetbaluitslagen in mijn maandagkrant bestudeert.
Ik kijk in onze drie koelkasten. Koffiemelk hebben we niet, maar in de deur van de derde koelkast vind ik nog één pak halfvolle melk waarvan de houdbaarheidsdatum niet verstreken is. Een huisgenoot heeft met stift zijn naam op het pak geschreven. Misschien vreesde hij dat ik zijn melk aan bouwvakkers zou geven.
,,Ik heb alleen gewone melk. Is dat goed?”
,,Ja hoor, prima. En heb je ook een schop?” vraagt de bouwvakker met indianenstrepen.
,,Een wat?” vraag ik.
Hij maakt een roerende beweging. Ik knik en pak een schop uit onze keukenla.
,,Iedereen biedt jullie natuurlijk koffie aan. Slaat de spijsvertering daar niet van op hol?” grap ik.
,,We werken nu veel bij studenten”, bromt de man met de viezige overall, terwijl hij achtjes in zijn koffie draait. ,,Bij studenten krijgen we nooit koffie.”
Hij neemt een slok.
,,O”, zeg ik en neem ook een slok.
Dan begint hij met zijn grote handen een shaggie te draaien. Ik schuif hem een asbak toe. Waarom vraagt hij me niet of hij hier mocht roken?
,,Mijn moeder haalde zelfs de werklieden die buiten op straat stonden naar binnen voor een kop koffie”, vervolgt hij zijn aanklacht terwijl hij met zijn grote tong aan zijn vloeitje likt.
Ik denk even aan de mannen die buiten voor mijn deur de straat aan het ontregelen en betegelen zijn, al een maand lang. Ze werken aan het riool. En ik had ze nog nooit koffie aangeboden. Niemand hier in dit grote studentenhuis had ze waarschijnlijk ooit koffie aangeboden.
,,Willen jullie er misschien een koekje bij?” vraag ik. ,,Of zal ik een appeltaart voor jullie bakken?”
Laatst trof ik na een zenuwslopend ochtendgevecht met mijn wekker twee bouwvakkers in mijn huis aan. Ze kwamen een raam repareren in de kamer van een huisgenote. Het was halftien, ik was redelijk op tijd opgestaan en zij waren al twee uur aan het werk.
,,Goeiemorgen”, klinkt het cynisch, als ik me in badjas naar de douche spoed.
,,Goedemorgen”, antwoord ik % gegeneerd.
Uit schuldgevoel en medelijden over zoveel onrecht besluit ik de heren een kop koffie aan te bieden.
,,Koffie?” vraag ik.
,,Lekker”, zeggen ze.
Bouwvakkers slaan nooit een kop koffie af. Dus ook deze niet. En zo zit ik met mijn ontbijtcornflakes en mijn ochtendkrant tegenover de twee mannen. De ene heeft enorme handen en draagt een overall met vlekken op knieën en mouwen. Op zijn rechterwang zit een verfveeg alsof hij indiaantje heeft gespeeld.
De andere bouwvakker heeft geen indiaantje gespeeld. Hij heeft een snorretje en een bril en draagt een slobbertrui die doet vermoeden dat hij Analyse I doceert aan de TU. Eigenlijk verraadt alleen de duimstok in zijn borstzak dat hij niet langsgekomen is om mij een ontbijtcollege over complexe getallen te geven.
Het koffiezetapparaat pruttelt. Ik spoel drie mokken schoon, schenk de koffie in. Waarover moet ik met deze mannen praten? Met vreemden communiceren is nooit mijn sterkste punt geweest, met bouwvakkers ook niet. Laat staan met vreemde bouwvakkers. Op verjaardagen met tantes praten of met het vriendje van mijn zusje vind ik vaak al een hele opgave.
,,Melk en suiker?”, vraag ik, om de stilte nog even uit te stellen.
,,Allebei graag”, zegt de bouwvakker met de duimstok, terwijl hij de voetbaluitslagen in mijn maandagkrant bestudeert.
Ik kijk in onze drie koelkasten. Koffiemelk hebben we niet, maar in de deur van de derde koelkast vind ik nog één pak halfvolle melk waarvan de houdbaarheidsdatum niet verstreken is. Een huisgenoot heeft met stift zijn naam op het pak geschreven. Misschien vreesde hij dat ik zijn melk aan bouwvakkers zou geven.
,,Ik heb alleen gewone melk. Is dat goed?”
,,Ja hoor, prima. En heb je ook een schop?” vraagt de bouwvakker met indianenstrepen.
,,Een wat?” vraag ik.
Hij maakt een roerende beweging. Ik knik en pak een schop uit onze keukenla.
,,Iedereen biedt jullie natuurlijk koffie aan. Slaat de spijsvertering daar niet van op hol?” grap ik.
,,We werken nu veel bij studenten”, bromt de man met de viezige overall, terwijl hij achtjes in zijn koffie draait. ,,Bij studenten krijgen we nooit koffie.”
Hij neemt een slok.
,,O”, zeg ik en neem ook een slok.
Dan begint hij met zijn grote handen een shaggie te draaien. Ik schuif hem een asbak toe. Waarom vraagt hij me niet of hij hier mocht roken?
,,Mijn moeder haalde zelfs de werklieden die buiten op straat stonden naar binnen voor een kop koffie”, vervolgt hij zijn aanklacht terwijl hij met zijn grote tong aan zijn vloeitje likt.
Ik denk even aan de mannen die buiten voor mijn deur de straat aan het ontregelen en betegelen zijn, al een maand lang. Ze werken aan het riool. En ik had ze nog nooit koffie aangeboden. Niemand hier in dit grote studentenhuis had ze waarschijnlijk ooit koffie aangeboden.
,,Willen jullie er misschien een koekje bij?” vraag ik. ,,Of zal ik een appeltaart voor jullie bakken?”

Comments are closed.