Goeiemoggel Klaas.- Goeiemoggel Piet. Biertje?Lekker, en doe de jongens er ook maar een van mij. Klaas jongen, wat ik nou weer heb meegemaakt.
Ik loop van de week van de haven terug naar huis, staat er zo’n prediker bij mij in de straat op een sinaasappelkissie te orakelen.
– Joh.
En echt zo’n irritant figuur, joh. Lange magere vent, met van dat vieze lange haar en een dikke baard, en met zo’n hele onschuldige blik op zijn smoel. En lullen dat-ie deed. Over verdraagzaamheid, en zorg voor elkaar, en dat we allemaal dankbaar moeten zijn voor wat we hebben, weet je wel.
– Wat een ouwehoer, joh.
Tja. Nou is dat het ergste nog niet, maar ondertussen staat-ie wel halfnaakt bij mij in de straat, je ken zo onder z’n lendelappie doorkijken, terwijl m’n vrouw en kinderen er elk moment aan kennen kommen. Dus ik zeg: dat gelul van jou moeten we hier niet, en nou wegwezen met je geouwehoer. Begint-ie tegen mij! Over naastenliefde en dit en dit en dat, dus op een gegeven moment denk ik: nou is ’t genoeg, en – POF! – ik geef hem zo een peut op zijn muil. Wat denk je dat-ie doet? Hij gaat zo met z’n andere wang naar me toe staan. Dus ik denk ik laat me niet kennen, en – POF! – nog een muilpeer, recht op z’n bakkes. Blijft die mafkees gewoon staan joh, dus ik geef ‘m nog een paar hengsten. Op een gegeven moment krijg ik de smaak te pakken, dus ik mep hem zo’n beetje naar ’t eind van de straat tot we bij de gracht staan. Hij ken geen kant meer op, dus ik denk: dat wordt zwemles voor die heilige boon. Maar niks hoor: hij kijkt eerst naar mij, en dan naar ’t water, en dan nog een keer naar mij, en uiteindelijk loopt-ie doodleuk over het water naar de overkant! Klimt-ie kurkiedroog de stoep weer op, gaat-ie daar weer staan ouwehoeren, met z’n gezeur over vrede op aarde en alles.
– Wat een leipo, zeg.
Nou ja, ik denk opgeruimd staat netjes, zolang ze maar niet in mijn straat gaan lopen jeremiëren. Het zijn allemaal leipkezen tegenwoordig, ja toch? En doe mij d’r nou nog maar eentje, want van al dat ouwehoeren krijg je dorst.
– Proost Piet.
Proost.
Daan Schuurbiers is onderzoeker bij de werkgroep biotechnologie en maatschappij
Goeiemoggel Klaas.
– Goeiemoggel Piet. Biertje?
Lekker, en doe de jongens er ook maar een van mij. Klaas jongen, wat ik nou weer heb meegemaakt. Ik loop van de week van de haven terug naar huis, staat er zo’n prediker bij mij in de straat op een sinaasappelkissie te orakelen.
– Joh.
En echt zo’n irritant figuur, joh. Lange magere vent, met van dat vieze lange haar en een dikke baard, en met zo’n hele onschuldige blik op zijn smoel. En lullen dat-ie deed. Over verdraagzaamheid, en zorg voor elkaar, en dat we allemaal dankbaar moeten zijn voor wat we hebben, weet je wel.
– Wat een ouwehoer, joh.
Tja. Nou is dat het ergste nog niet, maar ondertussen staat-ie wel halfnaakt bij mij in de straat, je ken zo onder z’n lendelappie doorkijken, terwijl m’n vrouw en kinderen er elk moment aan kennen kommen. Dus ik zeg: dat gelul van jou moeten we hier niet, en nou wegwezen met je geouwehoer. Begint-ie tegen mij! Over naastenliefde en dit en dit en dat, dus op een gegeven moment denk ik: nou is ’t genoeg, en – POF! – ik geef hem zo een peut op zijn muil. Wat denk je dat-ie doet? Hij gaat zo met z’n andere wang naar me toe staan. Dus ik denk ik laat me niet kennen, en – POF! – nog een muilpeer, recht op z’n bakkes. Blijft die mafkees gewoon staan joh, dus ik geef ‘m nog een paar hengsten. Op een gegeven moment krijg ik de smaak te pakken, dus ik mep hem zo’n beetje naar ’t eind van de straat tot we bij de gracht staan. Hij ken geen kant meer op, dus ik denk: dat wordt zwemles voor die heilige boon. Maar niks hoor: hij kijkt eerst naar mij, en dan naar ’t water, en dan nog een keer naar mij, en uiteindelijk loopt-ie doodleuk over het water naar de overkant! Klimt-ie kurkiedroog de stoep weer op, gaat-ie daar weer staan ouwehoeren, met z’n gezeur over vrede op aarde en alles.
– Wat een leipo, zeg.
Nou ja, ik denk opgeruimd staat netjes, zolang ze maar niet in mijn straat gaan lopen jeremiëren. Het zijn allemaal leipkezen tegenwoordig, ja toch? En doe mij d’r nou nog maar eentje, want van al dat ouwehoeren krijg je dorst.
– Proost Piet.
Proost.
Daan Schuurbiers is onderzoeker bij de werkgroep biotechnologie en maatschappij

Comments are closed.