Campus

Doom in Delft

De moeder aller videogames, het werk van de duivel in digitale vorm, blood and gore galore: Doom is het ergst van allemaal. Het spelletje heeft computers over de hele wereld stormenderhand veroverd.

Huisvaders veranderen achter het beeldscherm in virtuele massamoordenaars. Overtuigde pacifisten hanteren met overgave riotgun en motorzaag. Ook de TU blijkt een vruchtbare voedingsbodem voor het elektronische geweld.
‘De makers hebben gewoon veel slimme trucjes toegepast’
Het heeft vele radio’s, koffiemachines en stofzuigers gekost: de aangeboren afwijking van techneuten om te willen weten hoe ‘iets’ in elkaar zit. Op zich is het dus niet zo verwonderlijk dat werktuigbouwer Bas-Jan ’t Jong een programma schreef dat de graphics van Doom uit elkaar rafelt. Zomaar, uit nieuwsgierigheid, als een staaltje typisch Delfts gedrag.
Vreemd genoeg vindt ’t Jong het gewelddadige spel helemaal niet leuk. ,,Ik heb Doom nooit uitgespeeld, ik ben geen spelletjesgek”, licht hij toe. Niets aan voor ’t Jong als consument dus, maar des te interessanter vindt hij het software-produkt als hobby-programmeur. ,,Programma-technisch zit Doom nu eenmaal erg mooi in elkaar.”

Nadat ’t Jong vorig jaar een tekst had gelezen waarin de geheimen van het databestand van Doom werden ontsluierd, begonnen zijn vingers te jeuken. De ins en outs van deze zogeheten WAD-file vormden de essentiële ingrediënten voor de gedachtenspinsels van ’t Jong, die afgelopen zomer zijn ideeën in Pascal en primitieve machinecode implementeerde.

Het resultaat mag er zijn. Het is een snel, feilloos werkend programma, dat alle plaatjes die in Doom voorkomen om de beurt op het scherm plaatst. Ook de plattegronden van de sceneries staan in een oogwenk op de kleurenmonitor, compleet met alle geheime ruimtes. Mooi, maar het lijkt niet een programma te zijn waar een Doom-freak op te wachten zit.

’t Jong geeft toe: ,,Eerlijk gezegd heeft het programma niet zo veel nut. Maar het is wel een stuk sneller dan de rest.” Daarmee bedoelt hij zogenaamde Doom-editors, programma’s waar fanatiekelingen hun eigen sceneries mee kunnen opbouwen. Met een editor kun je ook Doom-graphics bekijken, maar dat doet ’t Jong’s programma toch een stuk efficiënter. ,,Mijn programma kun je als een snel hulpje gebruiken bij een editor. Als je dan een bepaalde graphic zoekt, komt snelheid goed van pas.”

Of zijn programma nu een waardevolle toevoeging bij de verzameling Doom-accessoires vormt of niet, ’t Jong heeft er in ieder geval van geleerd. ,,Je komt er een beetje achter hoe zo’n programmeur zijn spel in elkaar zet.” Iets waar hij veel bewondering voor heeft. ,,Neem nou zo’n muur. Die is gewoon opgebouwd uit een aantal basisbouwstenen die in een bepaald patroon worden herhaald”, vertelt hij enthousiast. En zo kanhij nog wel even doorgaan. ,,De makers hebben gewoon veel slimme trucjes toegepast.”

Voor de geïnteresseerde heeft ’t Jong zijn programma geplaatst op het bulletin board system van de TH Rijswijk. Een paradijs voor Doom-liefhebbers, vindt de hobbyist. ,,Er worden per dag zo’n twintig tot dertig nieuwe Doom-levels geplaatst. Zo ben ik eens gestuit op een level waarin Bill Clinton als monster functioneerde.”

De geluiden bij deze sceneries zijn soms doorspekt met puberhumor. Samples van Beavis & Butthead kom je er vaak tegen, zodat de moord op een slijmerig monster een welgemeend ‘Yeah cool, huh huh‘ aan de geluidskaart ontlokt. Voor de liefhebber dus. (BBS TH-Rijswijk: 070-3401534)

Robin Lopulan
Toeschouwer wordt hoofdrolspeler in eigen B-film
,,Men like to see stuff go bang”, merkte de Amerikaanse columnist Dave Barry eens op, naar aanleiding van het bestaan van sporten als autobowling en sneeuwploeghockey. Misschien is dat de verklaring voor het succes van Doom op plekken waar de mannelijke soort algemeen is. In Doom gaat tenslotte een hoop stuk.
De FAQ – de lijst van frequently asked questions – over het spel onderstreept het fictieve karakter van de agressie: ,,Deze tekst wil op geen enkele wijze het doden van uzelf, van anderen, of moord in welke vorm dan ook bevorderen.” Achter het toetsenbord is een bloedbadje trouwens wel zo gemakkelijk te organiseren, want de slachtoffers komen voortdurend gewillig opdraven.

In het flinterdunne verhaaltje van Doom is de protagonist een ruimtemarinier die op een van de manen van – natuurlijk – Mars een verzameling gruwelijke monsters moet uitroeien. Het is de essentie van het videospel: daar komen de klootzakken, hier is een berg wapens; schieten maar!

Je beweegt door een doolhof van griezelig echte gangen, troosteloze hallen en pleinen, en riolen waarin giftige smurrie borrelt. Kerkers lichten bij nadering op in het akelige schijnsel van tl-buizen. Om je heen klinken voetstappen, gehijg en het weerzinwekkende gerochel van wezens die het zonder uitzondering op jouw leven hebben gemunt.

Maar je krijgt ruimschoots de gelegenheid om je huid duur te verkopen. Op je weg vind je een reeks van steeds krachtiger verdelgingsmiddelen: een dubbelloops jachtgeweer, een raketwerper, en – oh yes! – de BFG 9000. Volgens Doom-adepten staat de afkorting voor big fuckin’ gun, en daar is geen woord van gelogen. Voor wie dit allemaal te grof is, ligt er hier en daar een kettingzaag.

Wat Doom uitzonderlijk maakt is de overtuigingskracht van de kunstmatige wereld, die, hoe absurd het plot ook mag wezen, de speler als het ware naar binnen zuigt. Op een snelle pc lopen de beelden vloeiend in elkaar over, precies zoals op tv. Dit stelt de kijker in staat om helemaal in het spel op te gaan. De toeschouwer wordt daarmee de hoofdrolspeler in zijn eigen B-film.

Allerlei hulpprogramma’s stellen de enthousiaste computerhobbyist in staat het geweld wat meer op depersoonlijke leefomgeving te betrekken. Er bestaan editors om decors en geluid te manipuleren; de liefhebbers kunnen het slagveld naar believen in hun studentensociëteit of kantoor situeren.

Bijzonder is ook de mogelijkheid om Doom over een netwerk, of via de modem te spelen. Je kunt samenwerken, maar dat is voor watjes: echte mannen spelen deathmatch, waarbij collega’s of huisgenoten dezelfde behandeling ondergaan als de gedrochten die het spel bevolken. De installatie van Doom op een bedrijfsnetwerk schijnt de arbeidsproductiviteit met sprongen te doen dalen.

Er is zelfs een Internet Head to Head Deamon, om dood en verderf in Cyberspace te zaaien. Op het Net is Doom overigens een belangrijk gespreksonderwerp. Aan de diverse subtiliteiten van het spel zijn discussiegroepen en chat-kanalen gewijd, en op het World Wide Web is er de DoomGate.

Opvolger Doom II, die medio 1994 verscheen, heeft de gespannen verwachtingen niet helemaal waar kunnen maken. Meer van hetzelfde, was de consensus onder de addicts. In december 1994 verschenen er troonpretendenten op het Internet die de spektakel van Doom moeten overtreffen. Vooral Descent steelt de show, met hallucinogene 3D-beelden en ruimtelijk geluid. Maar het belangrijkste is gebleven: alles wat in ’t vizier komt, moet dood.

Ger-Jan te Dorsthorst
‘Er wordt alleen nog gespeeld op het netwerk’
,,Vroeger wisselden we via ons net nog wel eens wat informatie uit maar tegenwoordig worden er alleen nog maar spelletjes op gespeeld”, zeggen Fulco Scherjon en Peter van de Pols. Zij wonen op de vierde etage van de prof. Evertslaan, waar zes van de achttien bewoners hun computers tot een netwerk hebben samengesmeed. Tot diep in de nacht wordt daar de studie ontweken door monsters of huisgenoten neer te knallen.
Doom is het populairste spel van het afgelopen jaar. Voor thuis is het een zeer gewild spel, maar ook op de netwerken van de TU wordt het veel gespeeld. ,,Die populariteit neemt alweer af”, voorspelt Scherjon. Zelf spelen zij tegenwoordig vaak Warcraft, maar ook Descent wint terrein.

,,Er zijn echter maar weinig spellen die je met meerdere spelers tegelijk over een netwerk kan spelen”, zegt Van de Pols. Bij Doom kan dat wel, wat bijdraagt aan het succes. Daar komt de ongebreidelde agressie bij, die de spelers via het spel kunnen kanaliseren. Je loopt door een doolhof vol monsters die je dood moet schieten. ,,Je bent Rambo of Arnold Schwarzenegger in een aparte wereld”, verklaart Scherjon. Descent is veel cleaner; je laat geen bloed of lijken achter. Bovendien kun je niet, zoals bij Doom met een kettingzaag iedereen te lijf. Bij Descent bevind je je echter wel in een 3D-ruimte, terwijl het speelveld van Doom tweedimensionaal is.

Doom bevat een editor waarmee mensen zelf hun levels kunnen samenstellen. Scherjon en Van der Pols hebben daarmee een plaatje van een huisgenoot ingescand en die omgewisseld met één van de monsters. Ze lachen: ,,We hadden zelfs zijn stopwoordje gesampled, maar echt leuk vond hij het toch niet.”

Een netwerk is vrij gemakkelijk aan te leggen. Als je slechtstwee computers met elkaar wilt verbinden volstaat een simpel nul-modem kabeltje. Voor meerdere computers zijn echter een aantal ethernetkaarten, splitsers en BNC-connectoren nodig, alsmede twee terminators. Al met al kost dat zo’n tweehonderd gulden, zegt Van de Pols, en vervolgt: ,,Als je zelf een net wil aanleggen kun je dat wel het beste doen met iemand die het eerder gedaan heeft. Als je het dan een keer ziet, kun je het ook.”

Jeroen Arendsen

,

De moeder aller videogames, het werk van de duivel in digitale vorm, blood and gore galore: Doom is het ergst van allemaal. Het spelletje heeft computers over de hele wereld stormenderhand veroverd. Huisvaders veranderen achter het beeldscherm in virtuele massamoordenaars. Overtuigde pacifisten hanteren met overgave riotgun en motorzaag. Ook de TU blijkt een vruchtbare voedingsbodem voor het elektronische geweld.
‘De makers hebben gewoon veel slimme trucjes toegepast’
Het heeft vele radio’s, koffiemachines en stofzuigers gekost: de aangeboren afwijking van techneuten om te willen weten hoe ‘iets’ in elkaar zit. Op zich is het dus niet zo verwonderlijk dat werktuigbouwer Bas-Jan ’t Jong een programma schreef dat de graphics van Doom uit elkaar rafelt. Zomaar, uit nieuwsgierigheid, als een staaltje typisch Delfts gedrag.
Vreemd genoeg vindt ’t Jong het gewelddadige spel helemaal niet leuk. ,,Ik heb Doom nooit uitgespeeld, ik ben geen spelletjesgek”, licht hij toe. Niets aan voor ’t Jong als consument dus, maar des te interessanter vindt hij het software-produkt als hobby-programmeur. ,,Programma-technisch zit Doom nu eenmaal erg mooi in elkaar.”

Nadat ’t Jong vorig jaar een tekst had gelezen waarin de geheimen van het databestand van Doom werden ontsluierd, begonnen zijn vingers te jeuken. De ins en outs van deze zogeheten WAD-file vormden de essentiële ingrediënten voor de gedachtenspinsels van ’t Jong, die afgelopen zomer zijn ideeën in Pascal en primitieve machinecode implementeerde.

Het resultaat mag er zijn. Het is een snel, feilloos werkend programma, dat alle plaatjes die in Doom voorkomen om de beurt op het scherm plaatst. Ook de plattegronden van de sceneries staan in een oogwenk op de kleurenmonitor, compleet met alle geheime ruimtes. Mooi, maar het lijkt niet een programma te zijn waar een Doom-freak op te wachten zit.

’t Jong geeft toe: ,,Eerlijk gezegd heeft het programma niet zo veel nut. Maar het is wel een stuk sneller dan de rest.” Daarmee bedoelt hij zogenaamde Doom-editors, programma’s waar fanatiekelingen hun eigen sceneries mee kunnen opbouwen. Met een editor kun je ook Doom-graphics bekijken, maar dat doet ’t Jong’s programma toch een stuk efficiënter. ,,Mijn programma kun je als een snel hulpje gebruiken bij een editor. Als je dan een bepaalde graphic zoekt, komt snelheid goed van pas.”

Of zijn programma nu een waardevolle toevoeging bij de verzameling Doom-accessoires vormt of niet, ’t Jong heeft er in ieder geval van geleerd. ,,Je komt er een beetje achter hoe zo’n programmeur zijn spel in elkaar zet.” Iets waar hij veel bewondering voor heeft. ,,Neem nou zo’n muur. Die is gewoon opgebouwd uit een aantal basisbouwstenen die in een bepaald patroon worden herhaald”, vertelt hij enthousiast. En zo kanhij nog wel even doorgaan. ,,De makers hebben gewoon veel slimme trucjes toegepast.”

Voor de geïnteresseerde heeft ’t Jong zijn programma geplaatst op het bulletin board system van de TH Rijswijk. Een paradijs voor Doom-liefhebbers, vindt de hobbyist. ,,Er worden per dag zo’n twintig tot dertig nieuwe Doom-levels geplaatst. Zo ben ik eens gestuit op een level waarin Bill Clinton als monster functioneerde.”

De geluiden bij deze sceneries zijn soms doorspekt met puberhumor. Samples van Beavis & Butthead kom je er vaak tegen, zodat de moord op een slijmerig monster een welgemeend ‘Yeah cool, huh huh‘ aan de geluidskaart ontlokt. Voor de liefhebber dus. (BBS TH-Rijswijk: 070-3401534)

Robin Lopulan
Toeschouwer wordt hoofdrolspeler in eigen B-film
,,Men like to see stuff go bang”, merkte de Amerikaanse columnist Dave Barry eens op, naar aanleiding van het bestaan van sporten als autobowling en sneeuwploeghockey. Misschien is dat de verklaring voor het succes van Doom op plekken waar de mannelijke soort algemeen is. In Doom gaat tenslotte een hoop stuk.
De FAQ – de lijst van frequently asked questions – over het spel onderstreept het fictieve karakter van de agressie: ,,Deze tekst wil op geen enkele wijze het doden van uzelf, van anderen, of moord in welke vorm dan ook bevorderen.” Achter het toetsenbord is een bloedbadje trouwens wel zo gemakkelijk te organiseren, want de slachtoffers komen voortdurend gewillig opdraven.

In het flinterdunne verhaaltje van Doom is de protagonist een ruimtemarinier die op een van de manen van – natuurlijk – Mars een verzameling gruwelijke monsters moet uitroeien. Het is de essentie van het videospel: daar komen de klootzakken, hier is een berg wapens; schieten maar!

Je beweegt door een doolhof van griezelig echte gangen, troosteloze hallen en pleinen, en riolen waarin giftige smurrie borrelt. Kerkers lichten bij nadering op in het akelige schijnsel van tl-buizen. Om je heen klinken voetstappen, gehijg en het weerzinwekkende gerochel van wezens die het zonder uitzondering op jouw leven hebben gemunt.

Maar je krijgt ruimschoots de gelegenheid om je huid duur te verkopen. Op je weg vind je een reeks van steeds krachtiger verdelgingsmiddelen: een dubbelloops jachtgeweer, een raketwerper, en – oh yes! – de BFG 9000. Volgens Doom-adepten staat de afkorting voor big fuckin’ gun, en daar is geen woord van gelogen. Voor wie dit allemaal te grof is, ligt er hier en daar een kettingzaag.

Wat Doom uitzonderlijk maakt is de overtuigingskracht van de kunstmatige wereld, die, hoe absurd het plot ook mag wezen, de speler als het ware naar binnen zuigt. Op een snelle pc lopen de beelden vloeiend in elkaar over, precies zoals op tv. Dit stelt de kijker in staat om helemaal in het spel op te gaan. De toeschouwer wordt daarmee de hoofdrolspeler in zijn eigen B-film.

Allerlei hulpprogramma’s stellen de enthousiaste computerhobbyist in staat het geweld wat meer op depersoonlijke leefomgeving te betrekken. Er bestaan editors om decors en geluid te manipuleren; de liefhebbers kunnen het slagveld naar believen in hun studentensociëteit of kantoor situeren.

Bijzonder is ook de mogelijkheid om Doom over een netwerk, of via de modem te spelen. Je kunt samenwerken, maar dat is voor watjes: echte mannen spelen deathmatch, waarbij collega’s of huisgenoten dezelfde behandeling ondergaan als de gedrochten die het spel bevolken. De installatie van Doom op een bedrijfsnetwerk schijnt de arbeidsproductiviteit met sprongen te doen dalen.

Er is zelfs een Internet Head to Head Deamon, om dood en verderf in Cyberspace te zaaien. Op het Net is Doom overigens een belangrijk gespreksonderwerp. Aan de diverse subtiliteiten van het spel zijn discussiegroepen en chat-kanalen gewijd, en op het World Wide Web is er de DoomGate.

Opvolger Doom II, die medio 1994 verscheen, heeft de gespannen verwachtingen niet helemaal waar kunnen maken. Meer van hetzelfde, was de consensus onder de addicts. In december 1994 verschenen er troonpretendenten op het Internet die de spektakel van Doom moeten overtreffen. Vooral Descent steelt de show, met hallucinogene 3D-beelden en ruimtelijk geluid. Maar het belangrijkste is gebleven: alles wat in ’t vizier komt, moet dood.

Ger-Jan te Dorsthorst
‘Er wordt alleen nog gespeeld op het netwerk’
,,Vroeger wisselden we via ons net nog wel eens wat informatie uit maar tegenwoordig worden er alleen nog maar spelletjes op gespeeld”, zeggen Fulco Scherjon en Peter van de Pols. Zij wonen op de vierde etage van de prof. Evertslaan, waar zes van de achttien bewoners hun computers tot een netwerk hebben samengesmeed. Tot diep in de nacht wordt daar de studie ontweken door monsters of huisgenoten neer te knallen.
Doom is het populairste spel van het afgelopen jaar. Voor thuis is het een zeer gewild spel, maar ook op de netwerken van de TU wordt het veel gespeeld. ,,Die populariteit neemt alweer af”, voorspelt Scherjon. Zelf spelen zij tegenwoordig vaak Warcraft, maar ook Descent wint terrein.

,,Er zijn echter maar weinig spellen die je met meerdere spelers tegelijk over een netwerk kan spelen”, zegt Van de Pols. Bij Doom kan dat wel, wat bijdraagt aan het succes. Daar komt de ongebreidelde agressie bij, die de spelers via het spel kunnen kanaliseren. Je loopt door een doolhof vol monsters die je dood moet schieten. ,,Je bent Rambo of Arnold Schwarzenegger in een aparte wereld”, verklaart Scherjon. Descent is veel cleaner; je laat geen bloed of lijken achter. Bovendien kun je niet, zoals bij Doom met een kettingzaag iedereen te lijf. Bij Descent bevind je je echter wel in een 3D-ruimte, terwijl het speelveld van Doom tweedimensionaal is.

Doom bevat een editor waarmee mensen zelf hun levels kunnen samenstellen. Scherjon en Van der Pols hebben daarmee een plaatje van een huisgenoot ingescand en die omgewisseld met één van de monsters. Ze lachen: ,,We hadden zelfs zijn stopwoordje gesampled, maar echt leuk vond hij het toch niet.”

Een netwerk is vrij gemakkelijk aan te leggen. Als je slechtstwee computers met elkaar wilt verbinden volstaat een simpel nul-modem kabeltje. Voor meerdere computers zijn echter een aantal ethernetkaarten, splitsers en BNC-connectoren nodig, alsmede twee terminators. Al met al kost dat zo’n tweehonderd gulden, zegt Van de Pols, en vervolgt: ,,Als je zelf een net wil aanleggen kun je dat wel het beste doen met iemand die het eerder gedaan heeft. Als je het dan een keer ziet, kun je het ook.”

Jeroen Arendsen

De moeder aller videogames, het werk van de duivel in digitale vorm, blood and gore galore: Doom is het ergst van allemaal. Het spelletje heeft computers over de hele wereld stormenderhand veroverd. Huisvaders veranderen achter het beeldscherm in virtuele massamoordenaars. Overtuigde pacifisten hanteren met overgave riotgun en motorzaag. Ook de TU blijkt een vruchtbare voedingsbodem voor het elektronische geweld.
‘De makers hebben gewoon veel slimme trucjes toegepast’
Het heeft vele radio’s, koffiemachines en stofzuigers gekost: de aangeboren afwijking van techneuten om te willen weten hoe ‘iets’ in elkaar zit. Op zich is het dus niet zo verwonderlijk dat werktuigbouwer Bas-Jan ’t Jong een programma schreef dat de graphics van Doom uit elkaar rafelt. Zomaar, uit nieuwsgierigheid, als een staaltje typisch Delfts gedrag.
Vreemd genoeg vindt ’t Jong het gewelddadige spel helemaal niet leuk. ,,Ik heb Doom nooit uitgespeeld, ik ben geen spelletjesgek”, licht hij toe. Niets aan voor ’t Jong als consument dus, maar des te interessanter vindt hij het software-produkt als hobby-programmeur. ,,Programma-technisch zit Doom nu eenmaal erg mooi in elkaar.”

Nadat ’t Jong vorig jaar een tekst had gelezen waarin de geheimen van het databestand van Doom werden ontsluierd, begonnen zijn vingers te jeuken. De ins en outs van deze zogeheten WAD-file vormden de essentiële ingrediënten voor de gedachtenspinsels van ’t Jong, die afgelopen zomer zijn ideeën in Pascal en primitieve machinecode implementeerde.

Het resultaat mag er zijn. Het is een snel, feilloos werkend programma, dat alle plaatjes die in Doom voorkomen om de beurt op het scherm plaatst. Ook de plattegronden van de sceneries staan in een oogwenk op de kleurenmonitor, compleet met alle geheime ruimtes. Mooi, maar het lijkt niet een programma te zijn waar een Doom-freak op te wachten zit.

’t Jong geeft toe: ,,Eerlijk gezegd heeft het programma niet zo veel nut. Maar het is wel een stuk sneller dan de rest.” Daarmee bedoelt hij zogenaamde Doom-editors, programma’s waar fanatiekelingen hun eigen sceneries mee kunnen opbouwen. Met een editor kun je ook Doom-graphics bekijken, maar dat doet ’t Jong’s programma toch een stuk efficiënter. ,,Mijn programma kun je als een snel hulpje gebruiken bij een editor. Als je dan een bepaalde graphic zoekt, komt snelheid goed van pas.”

Of zijn programma nu een waardevolle toevoeging bij de verzameling Doom-accessoires vormt of niet, ’t Jong heeft er in ieder geval van geleerd. ,,Je komt er een beetje achter hoe zo’n programmeur zijn spel in elkaar zet.” Iets waar hij veel bewondering voor heeft. ,,Neem nou zo’n muur. Die is gewoon opgebouwd uit een aantal basisbouwstenen die in een bepaald patroon worden herhaald”, vertelt hij enthousiast. En zo kanhij nog wel even doorgaan. ,,De makers hebben gewoon veel slimme trucjes toegepast.”

Voor de geïnteresseerde heeft ’t Jong zijn programma geplaatst op het bulletin board system van de TH Rijswijk. Een paradijs voor Doom-liefhebbers, vindt de hobbyist. ,,Er worden per dag zo’n twintig tot dertig nieuwe Doom-levels geplaatst. Zo ben ik eens gestuit op een level waarin Bill Clinton als monster functioneerde.”

De geluiden bij deze sceneries zijn soms doorspekt met puberhumor. Samples van Beavis & Butthead kom je er vaak tegen, zodat de moord op een slijmerig monster een welgemeend ‘Yeah cool, huh huh‘ aan de geluidskaart ontlokt. Voor de liefhebber dus. (BBS TH-Rijswijk: 070-3401534)

Robin Lopulan
Toeschouwer wordt hoofdrolspeler in eigen B-film
,,Men like to see stuff go bang”, merkte de Amerikaanse columnist Dave Barry eens op, naar aanleiding van het bestaan van sporten als autobowling en sneeuwploeghockey. Misschien is dat de verklaring voor het succes van Doom op plekken waar de mannelijke soort algemeen is. In Doom gaat tenslotte een hoop stuk.
De FAQ – de lijst van frequently asked questions – over het spel onderstreept het fictieve karakter van de agressie: ,,Deze tekst wil op geen enkele wijze het doden van uzelf, van anderen, of moord in welke vorm dan ook bevorderen.” Achter het toetsenbord is een bloedbadje trouwens wel zo gemakkelijk te organiseren, want de slachtoffers komen voortdurend gewillig opdraven.

In het flinterdunne verhaaltje van Doom is de protagonist een ruimtemarinier die op een van de manen van – natuurlijk – Mars een verzameling gruwelijke monsters moet uitroeien. Het is de essentie van het videospel: daar komen de klootzakken, hier is een berg wapens; schieten maar!

Je beweegt door een doolhof van griezelig echte gangen, troosteloze hallen en pleinen, en riolen waarin giftige smurrie borrelt. Kerkers lichten bij nadering op in het akelige schijnsel van tl-buizen. Om je heen klinken voetstappen, gehijg en het weerzinwekkende gerochel van wezens die het zonder uitzondering op jouw leven hebben gemunt.

Maar je krijgt ruimschoots de gelegenheid om je huid duur te verkopen. Op je weg vind je een reeks van steeds krachtiger verdelgingsmiddelen: een dubbelloops jachtgeweer, een raketwerper, en – oh yes! – de BFG 9000. Volgens Doom-adepten staat de afkorting voor big fuckin’ gun, en daar is geen woord van gelogen. Voor wie dit allemaal te grof is, ligt er hier en daar een kettingzaag.

Wat Doom uitzonderlijk maakt is de overtuigingskracht van de kunstmatige wereld, die, hoe absurd het plot ook mag wezen, de speler als het ware naar binnen zuigt. Op een snelle pc lopen de beelden vloeiend in elkaar over, precies zoals op tv. Dit stelt de kijker in staat om helemaal in het spel op te gaan. De toeschouwer wordt daarmee de hoofdrolspeler in zijn eigen B-film.

Allerlei hulpprogramma’s stellen de enthousiaste computerhobbyist in staat het geweld wat meer op depersoonlijke leefomgeving te betrekken. Er bestaan editors om decors en geluid te manipuleren; de liefhebbers kunnen het slagveld naar believen in hun studentensociëteit of kantoor situeren.

Bijzonder is ook de mogelijkheid om Doom over een netwerk, of via de modem te spelen. Je kunt samenwerken, maar dat is voor watjes: echte mannen spelen deathmatch, waarbij collega’s of huisgenoten dezelfde behandeling ondergaan als de gedrochten die het spel bevolken. De installatie van Doom op een bedrijfsnetwerk schijnt de arbeidsproductiviteit met sprongen te doen dalen.

Er is zelfs een Internet Head to Head Deamon, om dood en verderf in Cyberspace te zaaien. Op het Net is Doom overigens een belangrijk gespreksonderwerp. Aan de diverse subtiliteiten van het spel zijn discussiegroepen en chat-kanalen gewijd, en op het World Wide Web is er de DoomGate.

Opvolger Doom II, die medio 1994 verscheen, heeft de gespannen verwachtingen niet helemaal waar kunnen maken. Meer van hetzelfde, was de consensus onder de addicts. In december 1994 verschenen er troonpretendenten op het Internet die de spektakel van Doom moeten overtreffen. Vooral Descent steelt de show, met hallucinogene 3D-beelden en ruimtelijk geluid. Maar het belangrijkste is gebleven: alles wat in ’t vizier komt, moet dood.

Ger-Jan te Dorsthorst
‘Er wordt alleen nog gespeeld op het netwerk’
,,Vroeger wisselden we via ons net nog wel eens wat informatie uit maar tegenwoordig worden er alleen nog maar spelletjes op gespeeld”, zeggen Fulco Scherjon en Peter van de Pols. Zij wonen op de vierde etage van de prof. Evertslaan, waar zes van de achttien bewoners hun computers tot een netwerk hebben samengesmeed. Tot diep in de nacht wordt daar de studie ontweken door monsters of huisgenoten neer te knallen.
Doom is het populairste spel van het afgelopen jaar. Voor thuis is het een zeer gewild spel, maar ook op de netwerken van de TU wordt het veel gespeeld. ,,Die populariteit neemt alweer af”, voorspelt Scherjon. Zelf spelen zij tegenwoordig vaak Warcraft, maar ook Descent wint terrein.

,,Er zijn echter maar weinig spellen die je met meerdere spelers tegelijk over een netwerk kan spelen”, zegt Van de Pols. Bij Doom kan dat wel, wat bijdraagt aan het succes. Daar komt de ongebreidelde agressie bij, die de spelers via het spel kunnen kanaliseren. Je loopt door een doolhof vol monsters die je dood moet schieten. ,,Je bent Rambo of Arnold Schwarzenegger in een aparte wereld”, verklaart Scherjon. Descent is veel cleaner; je laat geen bloed of lijken achter. Bovendien kun je niet, zoals bij Doom met een kettingzaag iedereen te lijf. Bij Descent bevind je je echter wel in een 3D-ruimte, terwijl het speelveld van Doom tweedimensionaal is.

Doom bevat een editor waarmee mensen zelf hun levels kunnen samenstellen. Scherjon en Van der Pols hebben daarmee een plaatje van een huisgenoot ingescand en die omgewisseld met één van de monsters. Ze lachen: ,,We hadden zelfs zijn stopwoordje gesampled, maar echt leuk vond hij het toch niet.”

Een netwerk is vrij gemakkelijk aan te leggen. Als je slechtstwee computers met elkaar wilt verbinden volstaat een simpel nul-modem kabeltje. Voor meerdere computers zijn echter een aantal ethernetkaarten, splitsers en BNC-connectoren nodig, alsmede twee terminators. Al met al kost dat zo’n tweehonderd gulden, zegt Van de Pols, en vervolgt: ,,Als je zelf een net wil aanleggen kun je dat wel het beste doen met iemand die het eerder gedaan heeft. Als je het dan een keer ziet, kun je het ook.”

Jeroen Arendsen

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.