“Met Willemijn Dicke van de TU Delft. We doen onderzoek naar Belangrijke Zaken.”“Ja,ja, dat kan iedereen wel zeggen. Wat is de naam van uw baas en wat is zijn telefoonnummer? Heel goed mevrouw.
U hoort nog van mij.”
Een week later belde hij mij.
“Met Janssen, dubbel s. U had een vraag over Belangrijke Zaken.”
“Wat een verrassing dat u me belt.”
“Hebt u dat artikel van mij al gelezen over dit onderwerp? Het staat in het Tijdschriftje voor Belangrijke Zaakjes uit 1999, tweede nummer, pagina 45 tot 51.”
“Nee, dat heb ik nog niet gezien.”
“Als u dat artikel heeft opgespoord, praten we verder.”
Twee weken later belde hij weer.
“En, wat vond u ervan?”
“Dag meneer Janssen. Een interessant artikel. U waarschuwt voor gevaarlijke toestanden in Nederland. Maar die signalen heb ik elders niet bevestigd gekregen. En ook de openbare statistieken wijzen niet op een gevaarlijke situatie.”
“Mevrouw! Er vallen duizenden doden in dit land. Duizenden. En je hoort er niemand over. Weet je waarom? Omdat de grote bazen van Nederland het in de doofpot stoppen. En politici zijn geen haar beter. Heeft u mijn bewijs gezien?”
“Ja, ik heb het gezien maar …”
“Ja maar, ja maar, dat is alles wat ik hoor. U denkt natuurlijk, daar zit zo’n gepensioneerde ouwe zeur. Maar ik zeg u: er zijn genoeg mensen die het ook weten, maar die hun mond niet open durven te doen, bang voor hun baantje, bang voor hun bazen. Allemaal bangerikken in dit land. En als je je mond opentrekt, word je voor gek versleten. Want dat is wat u denkt, toch?”
En ik dacht het te weten maar ik wist het niet meer.
Willemijn Dicke
“Met Willemijn Dicke van de TU Delft. We doen onderzoek naar Belangrijke Zaken.”
“Ja,ja, dat kan iedereen wel zeggen. Wat is de naam van uw baas en wat is zijn telefoonnummer? Heel goed mevrouw. U hoort nog van mij.”
Een week later belde hij mij.
“Met Janssen, dubbel s. U had een vraag over Belangrijke Zaken.”
“Wat een verrassing dat u me belt.”
“Hebt u dat artikel van mij al gelezen over dit onderwerp? Het staat in het Tijdschriftje voor Belangrijke Zaakjes uit 1999, tweede nummer, pagina 45 tot 51.”
“Nee, dat heb ik nog niet gezien.”
“Als u dat artikel heeft opgespoord, praten we verder.”
Twee weken later belde hij weer.
“En, wat vond u ervan?”
“Dag meneer Janssen. Een interessant artikel. U waarschuwt voor gevaarlijke toestanden in Nederland. Maar die signalen heb ik elders niet bevestigd gekregen. En ook de openbare statistieken wijzen niet op een gevaarlijke situatie.”
“Mevrouw! Er vallen duizenden doden in dit land. Duizenden. En je hoort er niemand over. Weet je waarom? Omdat de grote bazen van Nederland het in de doofpot stoppen. En politici zijn geen haar beter. Heeft u mijn bewijs gezien?”
“Ja, ik heb het gezien maar …”
“Ja maar, ja maar, dat is alles wat ik hoor. U denkt natuurlijk, daar zit zo’n gepensioneerde ouwe zeur. Maar ik zeg u: er zijn genoeg mensen die het ook weten, maar die hun mond niet open durven te doen, bang voor hun baantje, bang voor hun bazen. Allemaal bangerikken in dit land. En als je je mond opentrekt, word je voor gek versleten. Want dat is wat u denkt, toch?”
En ik dacht het te weten maar ik wist het niet meer.
Willemijn Dicke
Comments are closed.