Zes internationale studentenverenigingen en studentenraadsfractie Oras hebben hun krachten gebundeld in InterDelft. Doel van de samenwerking is meer leden trekken, vooral ook Nederlandse.
Volgens voorzitter en student civiele techniek Ben Visser zien de laatste nog te weinig het nut in van internationale contacten.
Jullie stellen dat er een groot gat gaapt tussen de Nederlandse en de internationale studenten. Waarom moet dat veranderen?
“Ik denk altijd terug aan mijn allereerste ervaring met internationale studenten. Dat was in mijn vorige rol als voorzitter van IAESTE (International Association for the Exchange of Students for Technical Experience, red.). Er was een conferentie van een week en toen ervoer ik voor het eerst hoe leuk het kan zijn als mensen open staan voor elkaars cultuur. Ik had zo’n goeie klik met een groepje Turkse studenten. Ik ben lid geweest van Virgiel, maar feesten met die Turkse studenten was zoveel leuker dan de feestjes die ik daarvoor in Delft had meegemaakt. Het is heel speciaal om andere culturen te leren kennen. Op veel vlakken zijn dingen in Polen of Slowakije misschien slechter geregeld dan bij ons, maar feesten kunnen ze. Dat is echt de next level. Je leert dat het op andere plekken soms leuker en beter kan zijn, je krijgt respect voor andere culturen.”
“Het politiek verantwoorde antwoord op je vraag is natuurlijk dat technologische ontwikkelingen en globalisering ingenieurs dwingen samen te werken in internationale teams. Dan moet je wel weten hoe andere culturen denken.”
Hoe zie je de houding van Nederlandse studenten ten opzichte van de internationale?
“We werken samen met mensen van de TU, zoals Danielle ten Veldhuis (adviseur communicatie, red.). Volgens haar zijn er vier stadia in het open staan voor andere culturen. De eerste is de ontkenning dat je van andere culturen iets kunt leren. De tweede is de erkenning van andere culturen, zonder dat er daarvoor uit je comfort zone wilt komen. De gemiddelde TU-student zit denk ik in de derde fase, die van acceptatie. Je accepteert dat andere culturen dingen anders doen en zegt daarna: maar ik doe het mijne. De vierde fase is die van adaptatie: je combineert de goede punten uit verschillende culturen. Daar willen wij heen, naar een global mind. Internationale studenten hebben die al, anders waren ze hier niet. Wij willen de Nederlandse studenten naar de vierde fase tillen.”
Hoe krijg je de Nederlanders zover?
“We willen ons in eerste instantie richten op studenten die buitenlandervaring hebben. Zij hebben al een global mind. Alleen valt dat enthousiasme vaak weg zo gauw ze in Nederland terugvallen in hun vertrouwde sociale cirkels. In samenwerking met de TU willen we deze studenten coach maken van groepjes internationale studenten tijdens hun introduction program. Van die coaches zijn er veel te weinig. Aangestuurd door het international office van de TU richten de coaches zich op nuttige zaken als het invullen van officiële papieren, boodschappen doen en fietsen maken. InterDelft wil ervoor zorgen dat de coaches ook een avondprogramma hebben voor de studenten, vergelijkbaar met de Owee (ontvangstweek, red.) voor Nederlandse eerstejaars. Ze kunnen langs de studentenverenigingen gaan, workshops doen of een festival bezoeken.”
En na die twee introductieweken?
“De ontstane contacten willen we warm houden met activiteiten door het jaar heen, onder meer door aan te sluiten bij bestaande buddyprogramma’s. En afsluiten met een global village in de free zones op de campus. Daar kan iedere internationale vereniging dan iets leuks organiseren. Verder hopen we dat de coaches hun Nederlandse vrienden erbij gaan betrekken, zodat de cirkel ieder jaar uitdijt.”
In InterDelft hebben zich verenigd: AEGEE, AIESEC, BEST, DISS, IAESTE, ESN en Oras.

Comments are closed.