Campus

Geen steun voor ontwerpers, wel een strenge beoordeling

Als ze nog eens voor de keuze kwamen zou de helft van de ontwerpers het niet overdoen. De tweejarige vervolgcursus voor (net) afgestudeerden is geen succes in Delft; en dat is een understatement.

De TU haalt bij lange na niet het streefgetal van 250 afgeleverde ‘superingenieurs’ per jaar. De twaalf ontwerpersopleidingen trekken veel te weinig inschrijvingen. Nu het bestuurscollege een minimum van vijf instromers per jaar stelt, zou het aantal gegadigden moeten verdubbelen om alle opleidingen in stand te houden. De topbestuurders van de universiteit vonden jarenlang dat de ontwerpersopleidingen toch vooral een zaak van de afzonderlijke faculteiten waren. Dus geen ondersteuning. En over het geld moest jarenlang worden gesteggeld. Echter, dit jaar krijgen de organisatoren van de tweede fase-cursus vanuit de bestuurstop interne keurmeesters op hun dak. Landelijke kwaliteitsbeoordelaars hebben al de eerste oorvijgen uitgedeeld.

Nooit meer negatieve beoordelingen. Dat is de inzet van rector prof.ir. K.F. Wakker. ,,Het college van bestuur was onaangenaam getroffen door de recente kritiek. Slechte opleidingen in Delft, dat kan niet zo zijn. Een top-universiteit moet ook prima ontwerpersopleidingen hebben.”

Dus stelde hij een commissie in, de Aikoo, de adviescommissie interne kwaliteitszorg ontwerpersopleidingen. Deze gaat de opleidingen evalueren voordat de externe beoordelaars dat doen. De interne commissie licht nieuwe ontwerpersopleidingen door voordat ze worden aangemeld.

Wakker: ,,Voldoen ze niet, dan hebben ze als het ware nooit bestaan. Zo zal er een moment komen dat er geen negatieve beoordelingen meer uitgesproken worden.”

Wakker heeft de coördinatoren van elke cursus voor de keuze gesteld: kwaliteit leveren of opdoeken. Want hij weet dat van de ongeveer twaalf opleidingen er maar één tot drie echt goed lopen. De rest voldoet niet aan het profiel van een ontwerpers- (ook wel: twaio-) opleiding: tweejarige vervolgcursussen waarin ingenieurs zich verbreden en leren om in multidisciplinaire teams binnen het bedrijfsleven te ontwerpen.
Vaag idee

In de heersende onderzoekscultuur blijkt van het praktijkgerichte ontwerpen vaak weinig terecht te komen. Voor de bedoelde verbreding wordt geput uit het bestaande aanbod van de reguliere ‘eerste fase’ ingenieursopleiding. Cursisten zien zich te vaak binnen een vakgroep op een klus gezet; van uitwisseling tussen verschillende disciplines en contact met het bedrijfsleven is dan geen sprake.

Het toetsen van een bestaande opleiding aan de doelstellingen is de taak van de Nederlandse certificatie-commissie vooropleidingen tot technologisch ontwerper (CCTO). Die deelde in Delft de eerste twee onvoldoendes uit aan coördinatoren dr.ir. J.C.A. van der Lubbe (cursus informatietechniek en informatica) en ir. L.P. de Jong (cursus micro-elektronica), beiden van de faculteit Elektrotechniek.

De Jong: ,,We hebben ons wel verdedigd maar op hoofdpunten waren we het met de kritiek eens.” Volgens hem is de belangrijkste reden voor de instelling van de interne kwaliteitscommissie dat de naam van de universiteit geschaad dreigde te worden, niet het lot van de cursisten. Hij ziet meer heil in ondersteuning dan in de controle. Veel niet-technische vakken zouden het best centraal geregeld kunnen worden.

Van der Lubbe valt hem bij. ,,Voordat je kwaliteit kunt controleren moet je kwaliteit hebben. Door de externe beoordeling weten we nu wat er mankeert en wat precies van ons verwacht wordt. We zijn ooit begonnen met wat er voorhanden was: een vaag idee. De CCTO was nog niet eens operationeel. Pas nu zien we meer dan wat globale criteria.”
Fuseren

Het jaarverslag van de CCTO bevat toch heel concrete aanwijzingen, vindt ir. W.F. Ketelaar. Hij is vertegenwoordiger van de twaio’s in het Delfts aio-overleg (DaioO).

Ketelaar: ,,Als er al vakken uit de ingenieursopleiding gebruikt worden, mogen die alleen uit de laatste twee jaar afkomstig zijn. Een ontwerpopdracht van minimaal twaalfhonderdvijftig uur is verplicht, en ten minste vijftig uur contact met ervaren ontwerpers. Die eisen zijn belangrijk, en volstrekt helder.”

Dat veel Delftse opleidingen niet voldoen is voor Ketelaar geen verrassing. Aanwijzingen in die richting waren de reden voor een enquête onder alle tweehonderdvijftig Delftse twaio’s, cursisten èn gediplomeerden. Uit een eerste analyse blijkt dat de helft van de cursisten de opleiding niet vindt voldoen aan hun verwachting. Slechts zesenvijftig procent zou nu weer kiezen voor een twaio-opleiding.

Ketelaar: ,,De enquête geeft het beeld van een enkele goede opleiding, zoals proces- en apparaatontwerpen voor chemische, biotechnische en milieutechnische industrie. Daarnaast is er een kudde van vergelijkbaar slechte.”

Dat verklaart waarom veel studenten voor de cursussen bedanken. Het is nooit gelukt om volgens planning jaarlijks tweehonderdvijftig diploma’s uit te reiken. Nogal wat opleidingen trekken jaarlijks maar vijf, of drie, of zelfs nul cursisten.

,,Blijkbaar hebben veel opleidingen toch wat te hoge verwachtingen gehad”, stelt Wakker. Het college van bestuur heeft dan ook onlangs een besluit aangenomen dat een jaarlijks minimum van vijf cursisten verplicht stelt. Voor de twaalf opleidingen van twee jaar zijn dus in totaal honderdtwintig deelnemers nodig: meer dan het dubbele van het huidige aantal.

Wakker: ,,Het is best mogelijk dat er nog een of twee opeidingen stoppen. Maar fuseren is ook een optie. Dan is meteen de multidisciplinariteit een feit.”
Risico

Er valt niet te ontkomen aan een vergelijking met Eindhoven. Zo moeizaam als het in Delft gaat, zo goed verloopt het daar. De universiteit leidt slechts een kwart van de ingenieurs in Nederland op, maar wel de helft van alle ontwerpers. De tien cursussen trekken jaarlijks elk tien tot twintig deelnemers. Een verplicht minimum-aantal cursisten is daar nooit voor nodig geweest. Wel veel geld en een voortvarende centrale aanpak. De TUE heeft er het Instituut Vervolg Opleidingen (IVO) voor opgericht met een eigen wetenschappelijk directeur. Dit om alle opleidingen samen een gezicht te geven en de contacten met het bedrijfsleven te onderhouden.

Van zo’n centrale aanpak kunnen de Delftse coördinatoren alleen maar dromen. Inmiddels heeft hier een opleiding maar zijn eigen instituut opgericht. Het Institute for Advanced Industrial Design Engineering (AIDE) organiseert de twaio-opleiding consumentenprodukten van de faculteit Industrieel Ontwerpen.

Deze cursus is vorig jaar volledig opnieuw opgezet. Er is gekozen voor een eigen organisatie in plaats van samenwerking met de faculteit Werktuigbouwkunde. Twaalf ingenieurs industrieel ontwerpen en werktuigbouwkunde (een selectie uit veertig aanmeldingen) volgen er nu speciaal samengesteld klassikaal onderwijs. Voor volgend jaar wordt voor iedere deelnemer een ontwerpopdracht binnen een bedrijf gezocht.

Coördinator dr.ir. J.A.M. Remmerswaal toont zich tevreden. ,,We denken een kwaliteitsopleiding te hebben. Maar dat is alleen mogelijk omdat de faculteit ons nu zwaar steunt. We hebben een begroting van acht à negen ton per jaar. Pas over meer dan een jaar ronden de eerste deelnemers de cursus af, en nog weer veel later betaalt de minister voor elk diploma ongeveer een ton premie uit. Daarnaast vragen we aan bedrijven minimaal veertigduizend gulden voor elke ontwerpopdracht. Daarmee moet op den duur de opleiding kostendekkend zijn. Maar de investering is groot, risico is niet te vermijden. Nee, veel navolging verwacht ik voorlopig niet.”
signaal

Valt de opleidingen iets kwalijk te nemen? Na jaren van onduidelijk beleid van de bestuurstop, die ook veel te maken had met de Delftse lobby voor de vijfjarige curususduur, hangt hen nu kritiek, fusie of zelfs opheffing boven het hoofd.

Wakker: ,,Wij hechten aan zelfstandig initiatief van de faculteiten. Daar moet het waargemaakt worden. Wij bewaken slechts de uiteindelijke kwaliteit. En zoals een goed bestuurder betaamt, reageren we op constateringen, niet op geruchten. Nu is voor ons het signaal gekomen, vandaar de Aikoo. Dat klinkt misschien hard maar is het niet. Wij willen helpen, faciliteren. We zijn gehecht aan ontwerperskwaliteiten, in elke vorm. Ik hoop echt dat u dat goed begrijpt.”

Twaio-vertegenwoordiger Ketelaar hoopt dat de Aikoo centrale coördinatie zal aanbevelen. Op andere plekken wordt weinig meer verwacht.

Van der Lubbe: ,,We hebben steeds gedacht dat iemand op het hoofdgebouw zich voor de ontwerpersopleidingenverantwoordelijk zou voelen. Maar nee: degenen die voor coördinatie hadden moeten zorgen, zijn voor ons nooit meer geweest dan een stel postbussen. Zo zijn we jarenlang aan het lijntje gehouden. Maar gelukkig heeft onze faculteit gezegd: deze opleidingen moeten blijven. Daarom gaan we door. We doen het zelf wel.”

Zelfs een titeltje kon er niet af

De ingenieur kon best in vier jaar worden opgeleid, vond de minister begin jaren tachtig. En hij knipte de universitaire studies in tweeën, de eerste en de tweede fase. Slechts een deel van de vierjarige ‘basisingenieurs’ mocht doorleren. De echte bolleboos kon aio worden en in vier jaar tijd promoveren. Maar omdat bedrijven vonden dat er ook praktisch geschoolde ‘superingenieurs’ nodig waren, werd de tweejarige ontwerpersopleiding in het leven geroepen.

Een stevige handdruk bekrachtigde het akkoord in 1985. De ontwerpersopleiding leek geregeld. Maar het gekrakeel begon pas. Het bedrijfsleven had recht op breed opgeleide ingenieurs, maar daaraan meebetalen was tegen de principes. Het ministerie van onderwijs was fors aan het bezuinigen: mede daarom was de hele twee-fasenstructuur opgezet. Zelfs een titeltje voor de gediplomeerden kon er niet van af.

Als pleister op de wonde besloot het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs (KIvI) dan zelf maar een lijstje bij te houden van de superingenieurs. In 1986 startten de eerste opleidingen, waarna financiële vergoeding op de minister bevochten moest worden.

Een bonte verzameling commissies houdt bij elke opleiding een vinger aan de pols. Aan de wieg staat de ‘Drie-TU’-commissie, die de noodzaak van elke nieuwgeboren opleiding beoordeelt. Na minimaal tien gediplomeerden komt de grote dienstkeuring van de CCTO, die in Delft voorafgegaan wordt door de Aikoo. Deze kunnen de jongeling volwassen verklaren en een heuse definitieve certificering toekennen. Of een flinke draai om de oren verkopen, met de mededeling: ,,En over twee jaar is alles goed, of anders…”

Vier rake klappen zijn in Delft al uitgedeeld, een aantal andere opleidingen wacht nog in angstige spanning af. De slimmere hebben zelf een raad van toezicht ingesteld voor het influisteren van zelfkennis. Hadden ze dat ook maar gedaan bij ‘Integraal waterbeheer’: deze cursus werd door drie cursisten voltooid maar kreeg nooit enige certificatie.

Als ze nog eens voor de keuze kwamen zou de helft van de ontwerpers het niet overdoen. De tweejarige vervolgcursus voor (net) afgestudeerden is geen succes in Delft; en dat is een understatement. De TU haalt bij lange na niet het streefgetal van 250 afgeleverde ‘superingenieurs’ per jaar. De twaalf ontwerpersopleidingen trekken veel te weinig inschrijvingen. Nu het bestuurscollege een minimum van vijf instromers per jaar stelt, zou het aantal gegadigden moeten verdubbelen om alle opleidingen in stand te houden. De topbestuurders van de universiteit vonden jarenlang dat de ontwerpersopleidingen toch vooral een zaak van de afzonderlijke faculteiten waren. Dus geen ondersteuning. En over het geld moest jarenlang worden gesteggeld. Echter, dit jaar krijgen de organisatoren van de tweede fase-cursus vanuit de bestuurstop interne keurmeesters op hun dak. Landelijke kwaliteitsbeoordelaars hebben al de eerste oorvijgen uitgedeeld.

Nooit meer negatieve beoordelingen. Dat is de inzet van rector prof.ir. K.F. Wakker. ,,Het college van bestuur was onaangenaam getroffen door de recente kritiek. Slechte opleidingen in Delft, dat kan niet zo zijn. Een top-universiteit moet ook prima ontwerpersopleidingen hebben.”

Dus stelde hij een commissie in, de Aikoo, de adviescommissie interne kwaliteitszorg ontwerpersopleidingen. Deze gaat de opleidingen evalueren voordat de externe beoordelaars dat doen. De interne commissie licht nieuwe ontwerpersopleidingen door voordat ze worden aangemeld.

Wakker: ,,Voldoen ze niet, dan hebben ze als het ware nooit bestaan. Zo zal er een moment komen dat er geen negatieve beoordelingen meer uitgesproken worden.”

Wakker heeft de coördinatoren van elke cursus voor de keuze gesteld: kwaliteit leveren of opdoeken. Want hij weet dat van de ongeveer twaalf opleidingen er maar één tot drie echt goed lopen. De rest voldoet niet aan het profiel van een ontwerpers- (ook wel: twaio-) opleiding: tweejarige vervolgcursussen waarin ingenieurs zich verbreden en leren om in multidisciplinaire teams binnen het bedrijfsleven te ontwerpen.
Vaag idee

In de heersende onderzoekscultuur blijkt van het praktijkgerichte ontwerpen vaak weinig terecht te komen. Voor de bedoelde verbreding wordt geput uit het bestaande aanbod van de reguliere ‘eerste fase’ ingenieursopleiding. Cursisten zien zich te vaak binnen een vakgroep op een klus gezet; van uitwisseling tussen verschillende disciplines en contact met het bedrijfsleven is dan geen sprake.

Het toetsen van een bestaande opleiding aan de doelstellingen is de taak van de Nederlandse certificatie-commissie vooropleidingen tot technologisch ontwerper (CCTO). Die deelde in Delft de eerste twee onvoldoendes uit aan coördinatoren dr.ir. J.C.A. van der Lubbe (cursus informatietechniek en informatica) en ir. L.P. de Jong (cursus micro-elektronica), beiden van de faculteit Elektrotechniek.

De Jong: ,,We hebben ons wel verdedigd maar op hoofdpunten waren we het met de kritiek eens.” Volgens hem is de belangrijkste reden voor de instelling van de interne kwaliteitscommissie dat de naam van de universiteit geschaad dreigde te worden, niet het lot van de cursisten. Hij ziet meer heil in ondersteuning dan in de controle. Veel niet-technische vakken zouden het best centraal geregeld kunnen worden.

Van der Lubbe valt hem bij. ,,Voordat je kwaliteit kunt controleren moet je kwaliteit hebben. Door de externe beoordeling weten we nu wat er mankeert en wat precies van ons verwacht wordt. We zijn ooit begonnen met wat er voorhanden was: een vaag idee. De CCTO was nog niet eens operationeel. Pas nu zien we meer dan wat globale criteria.”
Fuseren

Het jaarverslag van de CCTO bevat toch heel concrete aanwijzingen, vindt ir. W.F. Ketelaar. Hij is vertegenwoordiger van de twaio’s in het Delfts aio-overleg (DaioO).

Ketelaar: ,,Als er al vakken uit de ingenieursopleiding gebruikt worden, mogen die alleen uit de laatste twee jaar afkomstig zijn. Een ontwerpopdracht van minimaal twaalfhonderdvijftig uur is verplicht, en ten minste vijftig uur contact met ervaren ontwerpers. Die eisen zijn belangrijk, en volstrekt helder.”

Dat veel Delftse opleidingen niet voldoen is voor Ketelaar geen verrassing. Aanwijzingen in die richting waren de reden voor een enquête onder alle tweehonderdvijftig Delftse twaio’s, cursisten èn gediplomeerden. Uit een eerste analyse blijkt dat de helft van de cursisten de opleiding niet vindt voldoen aan hun verwachting. Slechts zesenvijftig procent zou nu weer kiezen voor een twaio-opleiding.

Ketelaar: ,,De enquête geeft het beeld van een enkele goede opleiding, zoals proces- en apparaatontwerpen voor chemische, biotechnische en milieutechnische industrie. Daarnaast is er een kudde van vergelijkbaar slechte.”

Dat verklaart waarom veel studenten voor de cursussen bedanken. Het is nooit gelukt om volgens planning jaarlijks tweehonderdvijftig diploma’s uit te reiken. Nogal wat opleidingen trekken jaarlijks maar vijf, of drie, of zelfs nul cursisten.

,,Blijkbaar hebben veel opleidingen toch wat te hoge verwachtingen gehad”, stelt Wakker. Het college van bestuur heeft dan ook onlangs een besluit aangenomen dat een jaarlijks minimum van vijf cursisten verplicht stelt. Voor de twaalf opleidingen van twee jaar zijn dus in totaal honderdtwintig deelnemers nodig: meer dan het dubbele van het huidige aantal.

Wakker: ,,Het is best mogelijk dat er nog een of twee opeidingen stoppen. Maar fuseren is ook een optie. Dan is meteen de multidisciplinariteit een feit.”
Risico

Er valt niet te ontkomen aan een vergelijking met Eindhoven. Zo moeizaam als het in Delft gaat, zo goed verloopt het daar. De universiteit leidt slechts een kwart van de ingenieurs in Nederland op, maar wel de helft van alle ontwerpers. De tien cursussen trekken jaarlijks elk tien tot twintig deelnemers. Een verplicht minimum-aantal cursisten is daar nooit voor nodig geweest. Wel veel geld en een voortvarende centrale aanpak. De TUE heeft er het Instituut Vervolg Opleidingen (IVO) voor opgericht met een eigen wetenschappelijk directeur. Dit om alle opleidingen samen een gezicht te geven en de contacten met het bedrijfsleven te onderhouden.

Van zo’n centrale aanpak kunnen de Delftse coördinatoren alleen maar dromen. Inmiddels heeft hier een opleiding maar zijn eigen instituut opgericht. Het Institute for Advanced Industrial Design Engineering (AIDE) organiseert de twaio-opleiding consumentenprodukten van de faculteit Industrieel Ontwerpen.

Deze cursus is vorig jaar volledig opnieuw opgezet. Er is gekozen voor een eigen organisatie in plaats van samenwerking met de faculteit Werktuigbouwkunde. Twaalf ingenieurs industrieel ontwerpen en werktuigbouwkunde (een selectie uit veertig aanmeldingen) volgen er nu speciaal samengesteld klassikaal onderwijs. Voor volgend jaar wordt voor iedere deelnemer een ontwerpopdracht binnen een bedrijf gezocht.

Coördinator dr.ir. J.A.M. Remmerswaal toont zich tevreden. ,,We denken een kwaliteitsopleiding te hebben. Maar dat is alleen mogelijk omdat de faculteit ons nu zwaar steunt. We hebben een begroting van acht à negen ton per jaar. Pas over meer dan een jaar ronden de eerste deelnemers de cursus af, en nog weer veel later betaalt de minister voor elk diploma ongeveer een ton premie uit. Daarnaast vragen we aan bedrijven minimaal veertigduizend gulden voor elke ontwerpopdracht. Daarmee moet op den duur de opleiding kostendekkend zijn. Maar de investering is groot, risico is niet te vermijden. Nee, veel navolging verwacht ik voorlopig niet.”
signaal

Valt de opleidingen iets kwalijk te nemen? Na jaren van onduidelijk beleid van de bestuurstop, die ook veel te maken had met de Delftse lobby voor de vijfjarige curususduur, hangt hen nu kritiek, fusie of zelfs opheffing boven het hoofd.

Wakker: ,,Wij hechten aan zelfstandig initiatief van de faculteiten. Daar moet het waargemaakt worden. Wij bewaken slechts de uiteindelijke kwaliteit. En zoals een goed bestuurder betaamt, reageren we op constateringen, niet op geruchten. Nu is voor ons het signaal gekomen, vandaar de Aikoo. Dat klinkt misschien hard maar is het niet. Wij willen helpen, faciliteren. We zijn gehecht aan ontwerperskwaliteiten, in elke vorm. Ik hoop echt dat u dat goed begrijpt.”

Twaio-vertegenwoordiger Ketelaar hoopt dat de Aikoo centrale coördinatie zal aanbevelen. Op andere plekken wordt weinig meer verwacht.

Van der Lubbe: ,,We hebben steeds gedacht dat iemand op het hoofdgebouw zich voor de ontwerpersopleidingenverantwoordelijk zou voelen. Maar nee: degenen die voor coördinatie hadden moeten zorgen, zijn voor ons nooit meer geweest dan een stel postbussen. Zo zijn we jarenlang aan het lijntje gehouden. Maar gelukkig heeft onze faculteit gezegd: deze opleidingen moeten blijven. Daarom gaan we door. We doen het zelf wel.”

Zelfs een titeltje kon er niet af

De ingenieur kon best in vier jaar worden opgeleid, vond de minister begin jaren tachtig. En hij knipte de universitaire studies in tweeën, de eerste en de tweede fase. Slechts een deel van de vierjarige ‘basisingenieurs’ mocht doorleren. De echte bolleboos kon aio worden en in vier jaar tijd promoveren. Maar omdat bedrijven vonden dat er ook praktisch geschoolde ‘superingenieurs’ nodig waren, werd de tweejarige ontwerpersopleiding in het leven geroepen.

Een stevige handdruk bekrachtigde het akkoord in 1985. De ontwerpersopleiding leek geregeld. Maar het gekrakeel begon pas. Het bedrijfsleven had recht op breed opgeleide ingenieurs, maar daaraan meebetalen was tegen de principes. Het ministerie van onderwijs was fors aan het bezuinigen: mede daarom was de hele twee-fasenstructuur opgezet. Zelfs een titeltje voor de gediplomeerden kon er niet van af.

Als pleister op de wonde besloot het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs (KIvI) dan zelf maar een lijstje bij te houden van de superingenieurs. In 1986 startten de eerste opleidingen, waarna financiële vergoeding op de minister bevochten moest worden.

Een bonte verzameling commissies houdt bij elke opleiding een vinger aan de pols. Aan de wieg staat de ‘Drie-TU’-commissie, die de noodzaak van elke nieuwgeboren opleiding beoordeelt. Na minimaal tien gediplomeerden komt de grote dienstkeuring van de CCTO, die in Delft voorafgegaan wordt door de Aikoo. Deze kunnen de jongeling volwassen verklaren en een heuse definitieve certificering toekennen. Of een flinke draai om de oren verkopen, met de mededeling: ,,En over twee jaar is alles goed, of anders…”

Vier rake klappen zijn in Delft al uitgedeeld, een aantal andere opleidingen wacht nog in angstige spanning af. De slimmere hebben zelf een raad van toezicht ingesteld voor het influisteren van zelfkennis. Hadden ze dat ook maar gedaan bij ‘Integraal waterbeheer’: deze cursus werd door drie cursisten voltooid maar kreeg nooit enige certificatie.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.