‘De faculteit Bouwkunde heeft een roerige eerste week van het nieuwe studiejaar achter de rug.Het gebouw lijkt op dit moment op een groot restaurant van goede naam, waarvan de directie besloten heeft de menukaart eens grondig te wijzigen.
De chef-kok noch zijn keukenstaf heeft enige ervaring met de nieuwe gerechten. De keuken is in rep en roer, overal slingert keukengerei en liggen nieuwe ingrediënten opgestapeld waarvan de niemand weet waarvoor ze dienen en hoe ze bereid moeten worden. Tal van ingrediënten zijn er zelfs nog niet omdat niemand weet waar je die kunt kopen.
Zenuwachtig worden de eerste gerechten bereid, koks staan met het receptenboek in de hand in de pannen te roeren. Hier en daar brandt iets aan en vliegt het deksel van de zoutpot.
Intussen is de eetzaal allang volgestroomd en beginnen de hongerige gasten rumoerig te worden. De obers nemen de bestellingen op en maken in de haast tal van vergissingen. Sommige obers raken hun aantekenboekje kwijt.
Ah, eindelijk, daar komen de voorgerechten. Maar wat is dat? Vrijwel elke gast krijgt iets anders dan besteld was. Toch gaat iedereen braaf eten. De obers informeren voorzichtig hoe het smaakt. Mmm, gaat wel, brommen enkele gasten. Gelukkig loopt niemand weg, iedereen blijft zitten voor het hoofdgerecht. Per slot van rekening betreft het een restaurant van zeer goede naam.
In de keuken heeft men zich tijdens de rust in de eetzaal weer weten te herpakken. Hier en daar staat een kok zelfs weer te fluiten achter de pan.
Over enkele minuten moet het hoofdgerecht worden opgediend. Veel zal afhangen van hoe dit hoofdgerecht zal smaken.
Ik kan nog niet met zekerheid zeggen hoe dit verhaal afloopt, maar ik verwacht dat het hoofdgerecht verrukkelijk zal zijn en het toetje goddelijk.’
Zo besloot prof.dr.ir. V.J. (Han) Meyer op 6 september zijn inaugurale rede ‘Ontwerpen voor de stad – een publieke zaak’ bij de plechtige aanvaarding van het ambt van hoogleraar stedenbouwkunde aan de TU Delft.
‘De faculteit Bouwkunde heeft een roerige eerste week van het nieuwe studiejaar achter de rug.
Het gebouw lijkt op dit moment op een groot restaurant van goede naam, waarvan de directie besloten heeft de menukaart eens grondig te wijzigen. De chef-kok noch zijn keukenstaf heeft enige ervaring met de nieuwe gerechten. De keuken is in rep en roer, overal slingert keukengerei en liggen nieuwe ingrediënten opgestapeld waarvan de niemand weet waarvoor ze dienen en hoe ze bereid moeten worden. Tal van ingrediënten zijn er zelfs nog niet omdat niemand weet waar je die kunt kopen.
Zenuwachtig worden de eerste gerechten bereid, koks staan met het receptenboek in de hand in de pannen te roeren. Hier en daar brandt iets aan en vliegt het deksel van de zoutpot.
Intussen is de eetzaal allang volgestroomd en beginnen de hongerige gasten rumoerig te worden. De obers nemen de bestellingen op en maken in de haast tal van vergissingen. Sommige obers raken hun aantekenboekje kwijt.
Ah, eindelijk, daar komen de voorgerechten. Maar wat is dat? Vrijwel elke gast krijgt iets anders dan besteld was. Toch gaat iedereen braaf eten. De obers informeren voorzichtig hoe het smaakt. Mmm, gaat wel, brommen enkele gasten. Gelukkig loopt niemand weg, iedereen blijft zitten voor het hoofdgerecht. Per slot van rekening betreft het een restaurant van zeer goede naam.
In de keuken heeft men zich tijdens de rust in de eetzaal weer weten te herpakken. Hier en daar staat een kok zelfs weer te fluiten achter de pan.
Over enkele minuten moet het hoofdgerecht worden opgediend. Veel zal afhangen van hoe dit hoofdgerecht zal smaken.
Ik kan nog niet met zekerheid zeggen hoe dit verhaal afloopt, maar ik verwacht dat het hoofdgerecht verrukkelijk zal zijn en het toetje goddelijk.’
Zo besloot prof.dr.ir. V.J. (Han) Meyer op 6 september zijn inaugurale rede ‘Ontwerpen voor de stad – een publieke zaak’ bij de plechtige aanvaarding van het ambt van hoogleraar stedenbouwkunde aan de TU Delft.

Comments are closed.