De nieuwe universiteitsbibliotheek zal niet alleen opvallen door het bijzondere ontwerp, maar ook door de aandacht die is besteed aan duurzaam bouwen.
Het neusje van de zalm op milieugebied is de bieb niet geworden, maar ze komt wel een heel eind in de goede richting. De meest in het oog springende milieumaatregel: het halve voetbalveld op het dak.
Figuur 1 Een grasdak beschermt de gebruiker van het gebouw tegen grote temperatuurschommelingen (Klik voor grotere foto)
Een geniale camouflagetruc, zo zou het grasdak van de nieuwe bibliotheek met recht genoemd kunnen worden. De architecten van Mecanoo stonden in de ontwerpfase voor het probleem een gebouw neer te moeten zetten naast de imposante aula. Hun ontwerp met grasdak is niet alleen een zeer elegante oplossing voor dit probleem, maar ook een milieuverantwoorde keuze.
Een grasdak beschermt de gebruiker van het gebouw tegen grote temperatuurschommelingen gedurende de dag en seizoenen. Zo blijft het dak in de zomer koeler en in de winter warmer. Dat is niet alleen prettig voor de bewoners onder het dak, maar heeft ook een positieve invloed op de omgeving. Uiteraard zal de omgeving er meer van merken als in de stad op grote schaal daken beplant worden.
Groene daken hebben namelijk een gunstige invloed op het probleem van het overstorten van riolen na hevige regenval. Doordat de capaciteit van riolen dan te klein blijkt, loopt het rioolwater over in de grachten, wat een paar dagen lang onaangename luchten geeft. De rioolwaterzuiveringsinstallaties kunnen de enorme hoeveelheid water niet meer verstouwen, waardoor ook daar een deel van het rioolwater direct op het oppervlaktewater wordt geloosd wordt. Grasdaken houden het water langer vast en voorkomen daarmee afvoerproblemen. In het geval van de bibliotheek wordt het regenwater op de sloot geloosd, zodat het riool nog meer wordt ontlast.
Een grote schaaltoepassing van vegetatiedaken zou ook kunnen leiden tot schonere buitenlucht en minder stadsgeluid. ,,Het feit dat een gerenommeerd architectenbureau als Mecanoo nu met een grasdak komt voor een opdrachtgever als de TU, heeft een duidelijk signaalfunctie”, meent prof.ir. C.A.J. Duijvestein. Hij is hoogleraar milieutechnisch ontwerpen in relatie tot architectuur aan de faculteit Bouwkunde, en verbonden aan het milieukundig onderzoek- en ontwerpbureau BOOM. ,,Mensen denken: ‘De TU doet het, dan zal het wel goed zijn, zo’n grasdak’. Het is tenslotte niet de eerste de beste Willie Wortel die wat experimenteert. Dat haalt het grasdak ook een beetje uit de geitenwollen-sokkensfeer.”
Seizoen-opslag
Een veel minder opvallende, maar wel omvangrijke milieumaatregel is de koude-opslag ter vervanging van conventionele airconditioners. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om water op te slaan in de zandlaag diezich zo’n tachtig meter onder de grond bevindt, van boven en van onderen afgeschermd door een kleilaag. Ir. E.G. Israëls, eveneens adviseur namens BOOM, legt uit hoe dat werkt.
,,Twee buizen worden ongeveer zestig meter van elkaar verwijderd in de zandlaag aangebracht. In de winter pompt men water uit de ene buis (de zogenaamde warmtebron van ongeveer 14 graden Celcius) omhoog. Dat water wordt aan de koude buitenlucht gekoeld en vervolgens door de andere buis weer de grond in geleid naar de koude bron (ongeveer 7 graden Celcius). In de zomer legt het water het omgekeerde traject af en dient het koude water uit de koude bron voor het koelen van het gebouw.”
,,Omdat de twee bronnen zo ver uit elkaar liggen, zal water dat bij de warmtebron wordt ingebracht er meer dan een seizoen over doen om door de zandlaag heen bij de koude bron te komen.” Men noemt dit ook wel seizoenopslag. De winter wordt als het ware een half jaartje onder de grond bewaard. Het is daarom wel nodig dat de installatie al in december operationeel is.
Voor het oppompen van het water van tachtig meter diep zijn twee pompen nodig. Toch levert de koude-opslag een energiebesparing van ongeveer 75 procent op het gebruik van conventionele airconditioning. Kosten van investering en exploitatie zijn ongeveer gelijk. Overigens heeft deze wijze van koeling zich al wel bewezen. Zo’n tien jaar geleden is het voor het eerst gebruikt voor het gebouw van de Perscombinatie in Amsterdam.
Naast deze twee belangrijke maatregelen kent de nieuwe bieb nog tientallen kleinere milieu-aandachtspunten. Enkele voorbeelden: voorzieningen om fietsgebruik te stimuleren, waterbesparende toiletsystemen (vier liter per boodschap in plaats van de gebruikelijke tien liter), inheemse plantensoorten op het dak en om het gebouw heen.
Daarnaast is geprobeerd om de wat minder milieuvriendelijke glasgevel zo goed mogelijk uit te voeren. Gekozen is voor een klimaatgevel, een soort Elektro-gevel maar dan met een ventilatiesysteem dat de warmte in de zomer gegarandeerd afvoert, met glas dat meer licht dan warmte door laat en met van binnen te openen ramen.
Vruchtentaart
Vele milieumaatregelen liggen in de sfeer van materiaalkeuze. Zo heeft men het gebruik van koper en zink geminimaliseerd omdat de winning van deze metalen uit hun ertsen zeer milieu-belastend is. Duijvestein en Israëls menen dat het ontwerp qua milieuvriendelijk bouwen ruim boven het gemiddelde uitstijgt, zeker in de utiliteitsbouw waarin oog voor het milieu niet gebruikelijk is. Maar het gebouw is volgen hen niet het neusje van de zalm.
Figuur 2 Duijvestein en Israëls: ,,Bieb stijgt milieutechnisch uit boven het gemiddelde”
,,Dat komt met name doordat wij er niet van het begin af aan bij betrokken waren”, verklaart Duijvestein. ,,Je kunt dat als volgt zien. Je krijgt de opdracht een taart te bakken. Als de chocoladetaart dan klaar is, krijg je te horen dat hij er prima uitziet, maar dat het eigenlijk een vruchtentaart hadmoeten zijn. En vervolgens duw je er maar snel wat mandarijnen in om het toch nog op een vruchtentaart te laten lijken. Kortom, als we van het begin af aan bij het ontwerp betrokken waren geweest dan had het er anders uitgezien.”
Overigens hebben de twee milieuadviseurs geen klachten over de samenwerking met Mecanoo, het architectenbureau dat zich een eindje verderop in de straat bevindt. Duijvestein: ,,Daar zitten goede ontwerpers, en dat merk je aan het feit dat ze open staan voor ingewikkelde aanpassingen voor het milieu. Anderzijds zijn goede ontwerpers ook eigenwijs. Zij blijven tenslotte toch de ontwerpers.”
L.C.D. Lodder, milieucoördinator bij de Dienst Arbeidsomstandigheden (DAO) heeft ook kritiek op het late tijdstip waarop aan milieu werd gedacht. In het milieuplan van de TU van 1992 staat vermeld dat de TU ervaring wil opdoen met duurzaam bouwen middels een pilot-project, vandaar dat zijn dienst bij de bouw betrokken wilde worden. Lodder: ,,Pas nadat Mecanoo als architect was geselecteerd en de technische adviseurs waren uitgekozen, is door het college van bestuur besloten de bibliotheek als pilot te beschouwen. Tot op dat moment bleek het voor de DAO erg moeilijk om aansluiting bij het ontwerpproces te krijgen.”
Omslachtig
Uiteindelijk is de DAO wel content met het ontwerp zoals het er lag toen men een aannemer zocht. Maar in de toekomst moet volgens Lodder veel verbeterd worden aan het bouwproces, zodat van meet af aan ARBO- en milieu-aspecten meegenomen kunnen worden. Lodder: ,,Achteraf heeft iedereen wel gemerkt dat de werkwijze erg omslachtig was. De technisch adviseurs werden nu veel te laat geconfronteerd met het feit dat milieu-eisen ook meegenomen dienden te worden.”
De DAO is bezig een protocol op te stellen voor volgende nieuwbouwprojecten. Dat bestaat uit een managementleidraad waarin vanaf de allereerste plannen voor nieuwbouw beschreven staat wie er waar bij betrokken moet worden. Daarnaast denkt DAO over het maken van een milieudiskette, zo mogelijk in samenwerking met faculteiten. Architecten kunnen dan tijdens het ontwerpen milieutechnische informatie opvragen. Lodder: ,,Dit om te voorkomen dat te beperkende programma’s van eisen ontstaan met allerlei vastliggende milieumaatregelen. Met de flop behoudt de architect optimale vrijheid, maar krijgt hij toch een duwtje in de goede richting door de beschikbare milieu-informatie.”
,
De nieuwe universiteitsbibliotheek zal niet alleen opvallen door het bijzondere ontwerp, maar ook door de aandacht die is besteed aan duurzaam bouwen. Het neusje van de zalm op milieugebied is de bieb niet geworden, maar ze komt wel een heel eind in de goede richting. De meest in het oog springende milieumaatregel: het halve voetbalveld op het dak.
Figuur 1 Een grasdak beschermt de gebruiker van het gebouw tegen grote temperatuurschommelingen (Klik voor grotere foto)
Een geniale camouflagetruc, zo zou het grasdak van de nieuwe bibliotheek met recht genoemd kunnen worden. De architecten van Mecanoo stonden in de ontwerpfase voor het probleem een gebouw neer te moeten zetten naast de imposante aula. Hun ontwerp met grasdak is niet alleen een zeer elegante oplossing voor dit probleem, maar ook een milieuverantwoorde keuze.
Een grasdak beschermt de gebruiker van het gebouw tegen grote temperatuurschommelingen gedurende de dag en seizoenen. Zo blijft het dak in de zomer koeler en in de winter warmer. Dat is niet alleen prettig voor de bewoners onder het dak, maar heeft ook een positieve invloed op de omgeving. Uiteraard zal de omgeving er meer van merken als in de stad op grote schaal daken beplant worden.
Groene daken hebben namelijk een gunstige invloed op het probleem van het overstorten van riolen na hevige regenval. Doordat de capaciteit van riolen dan te klein blijkt, loopt het rioolwater over in de grachten, wat een paar dagen lang onaangename luchten geeft. De rioolwaterzuiveringsinstallaties kunnen de enorme hoeveelheid water niet meer verstouwen, waardoor ook daar een deel van het rioolwater direct op het oppervlaktewater wordt geloosd wordt. Grasdaken houden het water langer vast en voorkomen daarmee afvoerproblemen. In het geval van de bibliotheek wordt het regenwater op de sloot geloosd, zodat het riool nog meer wordt ontlast.
Een grote schaaltoepassing van vegetatiedaken zou ook kunnen leiden tot schonere buitenlucht en minder stadsgeluid. ,,Het feit dat een gerenommeerd architectenbureau als Mecanoo nu met een grasdak komt voor een opdrachtgever als de TU, heeft een duidelijk signaalfunctie”, meent prof.ir. C.A.J. Duijvestein. Hij is hoogleraar milieutechnisch ontwerpen in relatie tot architectuur aan de faculteit Bouwkunde, en verbonden aan het milieukundig onderzoek- en ontwerpbureau BOOM. ,,Mensen denken: ‘De TU doet het, dan zal het wel goed zijn, zo’n grasdak’. Het is tenslotte niet de eerste de beste Willie Wortel die wat experimenteert. Dat haalt het grasdak ook een beetje uit de geitenwollen-sokkensfeer.”
Seizoen-opslag
Een veel minder opvallende, maar wel omvangrijke milieumaatregel is de koude-opslag ter vervanging van conventionele airconditioners. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om water op te slaan in de zandlaag diezich zo’n tachtig meter onder de grond bevindt, van boven en van onderen afgeschermd door een kleilaag. Ir. E.G. Israëls, eveneens adviseur namens BOOM, legt uit hoe dat werkt.
,,Twee buizen worden ongeveer zestig meter van elkaar verwijderd in de zandlaag aangebracht. In de winter pompt men water uit de ene buis (de zogenaamde warmtebron van ongeveer 14 graden Celcius) omhoog. Dat water wordt aan de koude buitenlucht gekoeld en vervolgens door de andere buis weer de grond in geleid naar de koude bron (ongeveer 7 graden Celcius). In de zomer legt het water het omgekeerde traject af en dient het koude water uit de koude bron voor het koelen van het gebouw.”
,,Omdat de twee bronnen zo ver uit elkaar liggen, zal water dat bij de warmtebron wordt ingebracht er meer dan een seizoen over doen om door de zandlaag heen bij de koude bron te komen.” Men noemt dit ook wel seizoenopslag. De winter wordt als het ware een half jaartje onder de grond bewaard. Het is daarom wel nodig dat de installatie al in december operationeel is.
Voor het oppompen van het water van tachtig meter diep zijn twee pompen nodig. Toch levert de koude-opslag een energiebesparing van ongeveer 75 procent op het gebruik van conventionele airconditioning. Kosten van investering en exploitatie zijn ongeveer gelijk. Overigens heeft deze wijze van koeling zich al wel bewezen. Zo’n tien jaar geleden is het voor het eerst gebruikt voor het gebouw van de Perscombinatie in Amsterdam.
Naast deze twee belangrijke maatregelen kent de nieuwe bieb nog tientallen kleinere milieu-aandachtspunten. Enkele voorbeelden: voorzieningen om fietsgebruik te stimuleren, waterbesparende toiletsystemen (vier liter per boodschap in plaats van de gebruikelijke tien liter), inheemse plantensoorten op het dak en om het gebouw heen.
Daarnaast is geprobeerd om de wat minder milieuvriendelijke glasgevel zo goed mogelijk uit te voeren. Gekozen is voor een klimaatgevel, een soort Elektro-gevel maar dan met een ventilatiesysteem dat de warmte in de zomer gegarandeerd afvoert, met glas dat meer licht dan warmte door laat en met van binnen te openen ramen.
Vruchtentaart
Vele milieumaatregelen liggen in de sfeer van materiaalkeuze. Zo heeft men het gebruik van koper en zink geminimaliseerd omdat de winning van deze metalen uit hun ertsen zeer milieu-belastend is. Duijvestein en Israëls menen dat het ontwerp qua milieuvriendelijk bouwen ruim boven het gemiddelde uitstijgt, zeker in de utiliteitsbouw waarin oog voor het milieu niet gebruikelijk is. Maar het gebouw is volgen hen niet het neusje van de zalm.
Figuur 2 Duijvestein en Israëls: ,,Bieb stijgt milieutechnisch uit boven het gemiddelde”
,,Dat komt met name doordat wij er niet van het begin af aan bij betrokken waren”, verklaart Duijvestein. ,,Je kunt dat als volgt zien. Je krijgt de opdracht een taart te bakken. Als de chocoladetaart dan klaar is, krijg je te horen dat hij er prima uitziet, maar dat het eigenlijk een vruchtentaart hadmoeten zijn. En vervolgens duw je er maar snel wat mandarijnen in om het toch nog op een vruchtentaart te laten lijken. Kortom, als we van het begin af aan bij het ontwerp betrokken waren geweest dan had het er anders uitgezien.”
Overigens hebben de twee milieuadviseurs geen klachten over de samenwerking met Mecanoo, het architectenbureau dat zich een eindje verderop in de straat bevindt. Duijvestein: ,,Daar zitten goede ontwerpers, en dat merk je aan het feit dat ze open staan voor ingewikkelde aanpassingen voor het milieu. Anderzijds zijn goede ontwerpers ook eigenwijs. Zij blijven tenslotte toch de ontwerpers.”
L.C.D. Lodder, milieucoördinator bij de Dienst Arbeidsomstandigheden (DAO) heeft ook kritiek op het late tijdstip waarop aan milieu werd gedacht. In het milieuplan van de TU van 1992 staat vermeld dat de TU ervaring wil opdoen met duurzaam bouwen middels een pilot-project, vandaar dat zijn dienst bij de bouw betrokken wilde worden. Lodder: ,,Pas nadat Mecanoo als architect was geselecteerd en de technische adviseurs waren uitgekozen, is door het college van bestuur besloten de bibliotheek als pilot te beschouwen. Tot op dat moment bleek het voor de DAO erg moeilijk om aansluiting bij het ontwerpproces te krijgen.”
Omslachtig
Uiteindelijk is de DAO wel content met het ontwerp zoals het er lag toen men een aannemer zocht. Maar in de toekomst moet volgens Lodder veel verbeterd worden aan het bouwproces, zodat van meet af aan ARBO- en milieu-aspecten meegenomen kunnen worden. Lodder: ,,Achteraf heeft iedereen wel gemerkt dat de werkwijze erg omslachtig was. De technisch adviseurs werden nu veel te laat geconfronteerd met het feit dat milieu-eisen ook meegenomen dienden te worden.”
De DAO is bezig een protocol op te stellen voor volgende nieuwbouwprojecten. Dat bestaat uit een managementleidraad waarin vanaf de allereerste plannen voor nieuwbouw beschreven staat wie er waar bij betrokken moet worden. Daarnaast denkt DAO over het maken van een milieudiskette, zo mogelijk in samenwerking met faculteiten. Architecten kunnen dan tijdens het ontwerpen milieutechnische informatie opvragen. Lodder: ,,Dit om te voorkomen dat te beperkende programma’s van eisen ontstaan met allerlei vastliggende milieumaatregelen. Met de flop behoudt de architect optimale vrijheid, maar krijgt hij toch een duwtje in de goede richting door de beschikbare milieu-informatie.”
De nieuwe universiteitsbibliotheek zal niet alleen opvallen door het bijzondere ontwerp, maar ook door de aandacht die is besteed aan duurzaam bouwen. Het neusje van de zalm op milieugebied is de bieb niet geworden, maar ze komt wel een heel eind in de goede richting. De meest in het oog springende milieumaatregel: het halve voetbalveld op het dak.
Figuur 1 Een grasdak beschermt de gebruiker van het gebouw tegen grote temperatuurschommelingen (Klik voor grotere foto)
Een geniale camouflagetruc, zo zou het grasdak van de nieuwe bibliotheek met recht genoemd kunnen worden. De architecten van Mecanoo stonden in de ontwerpfase voor het probleem een gebouw neer te moeten zetten naast de imposante aula. Hun ontwerp met grasdak is niet alleen een zeer elegante oplossing voor dit probleem, maar ook een milieuverantwoorde keuze.
Een grasdak beschermt de gebruiker van het gebouw tegen grote temperatuurschommelingen gedurende de dag en seizoenen. Zo blijft het dak in de zomer koeler en in de winter warmer. Dat is niet alleen prettig voor de bewoners onder het dak, maar heeft ook een positieve invloed op de omgeving. Uiteraard zal de omgeving er meer van merken als in de stad op grote schaal daken beplant worden.
Groene daken hebben namelijk een gunstige invloed op het probleem van het overstorten van riolen na hevige regenval. Doordat de capaciteit van riolen dan te klein blijkt, loopt het rioolwater over in de grachten, wat een paar dagen lang onaangename luchten geeft. De rioolwaterzuiveringsinstallaties kunnen de enorme hoeveelheid water niet meer verstouwen, waardoor ook daar een deel van het rioolwater direct op het oppervlaktewater wordt geloosd wordt. Grasdaken houden het water langer vast en voorkomen daarmee afvoerproblemen. In het geval van de bibliotheek wordt het regenwater op de sloot geloosd, zodat het riool nog meer wordt ontlast.
Een grote schaaltoepassing van vegetatiedaken zou ook kunnen leiden tot schonere buitenlucht en minder stadsgeluid. ,,Het feit dat een gerenommeerd architectenbureau als Mecanoo nu met een grasdak komt voor een opdrachtgever als de TU, heeft een duidelijk signaalfunctie”, meent prof.ir. C.A.J. Duijvestein. Hij is hoogleraar milieutechnisch ontwerpen in relatie tot architectuur aan de faculteit Bouwkunde, en verbonden aan het milieukundig onderzoek- en ontwerpbureau BOOM. ,,Mensen denken: ‘De TU doet het, dan zal het wel goed zijn, zo’n grasdak’. Het is tenslotte niet de eerste de beste Willie Wortel die wat experimenteert. Dat haalt het grasdak ook een beetje uit de geitenwollen-sokkensfeer.”
Seizoen-opslag
Een veel minder opvallende, maar wel omvangrijke milieumaatregel is de koude-opslag ter vervanging van conventionele airconditioners. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om water op te slaan in de zandlaag diezich zo’n tachtig meter onder de grond bevindt, van boven en van onderen afgeschermd door een kleilaag. Ir. E.G. Israëls, eveneens adviseur namens BOOM, legt uit hoe dat werkt.
,,Twee buizen worden ongeveer zestig meter van elkaar verwijderd in de zandlaag aangebracht. In de winter pompt men water uit de ene buis (de zogenaamde warmtebron van ongeveer 14 graden Celcius) omhoog. Dat water wordt aan de koude buitenlucht gekoeld en vervolgens door de andere buis weer de grond in geleid naar de koude bron (ongeveer 7 graden Celcius). In de zomer legt het water het omgekeerde traject af en dient het koude water uit de koude bron voor het koelen van het gebouw.”
,,Omdat de twee bronnen zo ver uit elkaar liggen, zal water dat bij de warmtebron wordt ingebracht er meer dan een seizoen over doen om door de zandlaag heen bij de koude bron te komen.” Men noemt dit ook wel seizoenopslag. De winter wordt als het ware een half jaartje onder de grond bewaard. Het is daarom wel nodig dat de installatie al in december operationeel is.
Voor het oppompen van het water van tachtig meter diep zijn twee pompen nodig. Toch levert de koude-opslag een energiebesparing van ongeveer 75 procent op het gebruik van conventionele airconditioning. Kosten van investering en exploitatie zijn ongeveer gelijk. Overigens heeft deze wijze van koeling zich al wel bewezen. Zo’n tien jaar geleden is het voor het eerst gebruikt voor het gebouw van de Perscombinatie in Amsterdam.
Naast deze twee belangrijke maatregelen kent de nieuwe bieb nog tientallen kleinere milieu-aandachtspunten. Enkele voorbeelden: voorzieningen om fietsgebruik te stimuleren, waterbesparende toiletsystemen (vier liter per boodschap in plaats van de gebruikelijke tien liter), inheemse plantensoorten op het dak en om het gebouw heen.
Daarnaast is geprobeerd om de wat minder milieuvriendelijke glasgevel zo goed mogelijk uit te voeren. Gekozen is voor een klimaatgevel, een soort Elektro-gevel maar dan met een ventilatiesysteem dat de warmte in de zomer gegarandeerd afvoert, met glas dat meer licht dan warmte door laat en met van binnen te openen ramen.
Vruchtentaart
Vele milieumaatregelen liggen in de sfeer van materiaalkeuze. Zo heeft men het gebruik van koper en zink geminimaliseerd omdat de winning van deze metalen uit hun ertsen zeer milieu-belastend is. Duijvestein en Israëls menen dat het ontwerp qua milieuvriendelijk bouwen ruim boven het gemiddelde uitstijgt, zeker in de utiliteitsbouw waarin oog voor het milieu niet gebruikelijk is. Maar het gebouw is volgen hen niet het neusje van de zalm.
Figuur 2 Duijvestein en Israëls: ,,Bieb stijgt milieutechnisch uit boven het gemiddelde”
,,Dat komt met name doordat wij er niet van het begin af aan bij betrokken waren”, verklaart Duijvestein. ,,Je kunt dat als volgt zien. Je krijgt de opdracht een taart te bakken. Als de chocoladetaart dan klaar is, krijg je te horen dat hij er prima uitziet, maar dat het eigenlijk een vruchtentaart hadmoeten zijn. En vervolgens duw je er maar snel wat mandarijnen in om het toch nog op een vruchtentaart te laten lijken. Kortom, als we van het begin af aan bij het ontwerp betrokken waren geweest dan had het er anders uitgezien.”
Overigens hebben de twee milieuadviseurs geen klachten over de samenwerking met Mecanoo, het architectenbureau dat zich een eindje verderop in de straat bevindt. Duijvestein: ,,Daar zitten goede ontwerpers, en dat merk je aan het feit dat ze open staan voor ingewikkelde aanpassingen voor het milieu. Anderzijds zijn goede ontwerpers ook eigenwijs. Zij blijven tenslotte toch de ontwerpers.”
L.C.D. Lodder, milieucoördinator bij de Dienst Arbeidsomstandigheden (DAO) heeft ook kritiek op het late tijdstip waarop aan milieu werd gedacht. In het milieuplan van de TU van 1992 staat vermeld dat de TU ervaring wil opdoen met duurzaam bouwen middels een pilot-project, vandaar dat zijn dienst bij de bouw betrokken wilde worden. Lodder: ,,Pas nadat Mecanoo als architect was geselecteerd en de technische adviseurs waren uitgekozen, is door het college van bestuur besloten de bibliotheek als pilot te beschouwen. Tot op dat moment bleek het voor de DAO erg moeilijk om aansluiting bij het ontwerpproces te krijgen.”
Omslachtig
Uiteindelijk is de DAO wel content met het ontwerp zoals het er lag toen men een aannemer zocht. Maar in de toekomst moet volgens Lodder veel verbeterd worden aan het bouwproces, zodat van meet af aan ARBO- en milieu-aspecten meegenomen kunnen worden. Lodder: ,,Achteraf heeft iedereen wel gemerkt dat de werkwijze erg omslachtig was. De technisch adviseurs werden nu veel te laat geconfronteerd met het feit dat milieu-eisen ook meegenomen dienden te worden.”
De DAO is bezig een protocol op te stellen voor volgende nieuwbouwprojecten. Dat bestaat uit een managementleidraad waarin vanaf de allereerste plannen voor nieuwbouw beschreven staat wie er waar bij betrokken moet worden. Daarnaast denkt DAO over het maken van een milieudiskette, zo mogelijk in samenwerking met faculteiten. Architecten kunnen dan tijdens het ontwerpen milieutechnische informatie opvragen. Lodder: ,,Dit om te voorkomen dat te beperkende programma’s van eisen ontstaan met allerlei vastliggende milieumaatregelen. Met de flop behoudt de architect optimale vrijheid, maar krijgt hij toch een duwtje in de goede richting door de beschikbare milieu-informatie.”
Comments are closed.