Opinie

Het IRI zonder de boze buitenwereld

‘Reactor is nu kritisch’, schreef operator H.J. Rijks op 23 april 1963 om vier uur ’s ochtends in het logboek. Het siert het IRI dat het deze technische mijlpaal heeft aangegrepen als moment om een jubileum te vieren, in plaats van de officiële oprichtings- of openingsdatum.

Het boek ‘Geboeid door straling en strategie’ zet de geschiedenis van het instituut mooi, maar nogal intern gericht op een rijtje .

Het zal je maar gebeuren: denk je in de jaren zestig een glanzende carrière te maken in die nieuwe technologie waar de wereld zoveel van verwacht, kernenergie dus, blijk je een jaar of wat later ineens in het maatschappelijke verdomhoekje terechtgekomen. Dan loop je logischerwijs het risico verbitterd te raken en iedereen die jouw nucleaire enthousiasme niet deelt met wantrouwen te bejegenen.

Uit de weeromstuit ga je extreem positieve verhalen houden, waarin ieder vleugje twijfel angstvallig gemeden wordt % wat het wantrouwen bij de buitenwereld weer versterkt. Tot ver in de jaren negentig, en nu soms nog steeds, hebben gevoeligheden normaal communiceren over kernaangelegenheden in Nederland lastig gemaakt.

IRI-hoogleraar Hugo van Dam, die als jonge wetenschapper aanwezig was toen Rijks zijn notitie maakte, en TU-hofhistorica Frida de Jong stonden dus voor een precaire klus toen zij de geschiedenis van het IRI in boekvorm goten. Het boekje ‘Geboeid door straling en strategie’ slaagt er echter in de juiste, nuchtere toon aan te slaan. De prijs die daarvoor betaald wordt is het grotendeels weren van de boze buitenwereld, een te verdedigen keuze overigens, wanneer je pretendeert de interne geschiedenis van een instituut te beschrijven.

Die geschiedenis begon in zekere zin al in 1938, toen de Nederlandse regering 10.000 kilo kostbaar uraniumoxide kocht, die in de kelder van het Delftse hoofdgebouw de oorlog overleefde. De eerste Nederlandse reactor kwam weliswaar in Petten, maar Delft begon vanaf 1957 ook plannen te maken. Men had tenslotte nog altijd de helft van de vaatjes uraniumoxide (de rest was verkocht) en in een betonnen vat bij het Kramers Laboratorium lag ook nog zeventien kilo verrijkt Amerikaans uranium, dat als onderdeel van een werkende reactor onder grote belangstelling tentoongesteld was geweest op Schiphol, als voorbode van de nieuwe tijd. Dat zou tegenwoordig allemaal wel wat meer voeten in de aarde hebben, constateren de auteurs droog.

Zoals vaak met geschiedenissen zijn de oudste verhalen het boeiendst. Bijvoorbeeld over de afdeling vliegtuigbouw die te hulp schoot toen een storm tijdens de bouw van het IRI de aluminium beplating had weggeblazen. De vliegtuigbouwers wisten wel hoe je dat deed, harde wind langs aluminium platen leiden. Of neem het emmertje zeepsop dat hielp bij het opsporen van een lekkage in het bassin, of zuster Jeanne van Dijk, die de gezondheid van de werknemers in de gaten hield.

Van Dam en De Jong trekken veel ruimte uit voor het onderzoek aan het IRI, van milieukundige en medische aard (waaronder de analyse, onlangs in Delta beschreven, van 1400 teennagels), maar evengoed onderzoek naar nieuwe materialen en de veiligheid van reactoren. Dat materiaalonderzoek levert ook een prachtig intermezzo op waarin het IRI topazen bestraalt tot ze blauw worden, en daarmee veel meer waard. Er komt een schimmige handelaar aan te pas, een markt in Bangkok en een Amerikaanse concurrent met dumptactieken, voordat het doek valtover de topazendroom.

Uitgebreide aandacht is er eveneens voor de bestuurlijke perikelen in en rondom het IRI, met name in de woelige jaren zeventig en tachtig, waarbij zelfs een situatie ontstond waarin niemand er de baas van wilde zijn.

In deze hoofdstukken valt het toch wel op dat toespelingen op de maatschappelijke weerstand tegen kernenergie, die toch echt niet aan het IRI voorbij gegaan is, geconcentreerd zijn in de fotobijschriften. Ook slaat af en toe de twijfel toe voor wie dit boek eigenlijk bedoeld is, want het incrowdgehalte wordt af en toe erg hoog. Niettemin is ‘Geboeid door straling en strategie’, ondanks de enigszins oubollige titel, een goed verzorgd en leesbaar boek, dat de plichtmatigheid van een doorsnee jubileumbundel ontstijgt.

Hugo van Dam en Frida de Jong, Geboeid door straling en strategie. Walburg Pers, 2003, 144 pp., _ 29,50.

‘Reactor is nu kritisch’, schreef operator H.J. Rijks op 23 april 1963 om vier uur ’s ochtends in het logboek. Het siert het IRI dat het deze technische mijlpaal heeft aangegrepen als moment om een jubileum te vieren, in plaats van de officiële oprichtings- of openingsdatum. Het boek ‘Geboeid door straling en strategie’ zet de geschiedenis van het instituut mooi, maar nogal intern gericht op een rijtje .

Het zal je maar gebeuren: denk je in de jaren zestig een glanzende carrière te maken in die nieuwe technologie waar de wereld zoveel van verwacht, kernenergie dus, blijk je een jaar of wat later ineens in het maatschappelijke verdomhoekje terechtgekomen. Dan loop je logischerwijs het risico verbitterd te raken en iedereen die jouw nucleaire enthousiasme niet deelt met wantrouwen te bejegenen.

Uit de weeromstuit ga je extreem positieve verhalen houden, waarin ieder vleugje twijfel angstvallig gemeden wordt % wat het wantrouwen bij de buitenwereld weer versterkt. Tot ver in de jaren negentig, en nu soms nog steeds, hebben gevoeligheden normaal communiceren over kernaangelegenheden in Nederland lastig gemaakt.

IRI-hoogleraar Hugo van Dam, die als jonge wetenschapper aanwezig was toen Rijks zijn notitie maakte, en TU-hofhistorica Frida de Jong stonden dus voor een precaire klus toen zij de geschiedenis van het IRI in boekvorm goten. Het boekje ‘Geboeid door straling en strategie’ slaagt er echter in de juiste, nuchtere toon aan te slaan. De prijs die daarvoor betaald wordt is het grotendeels weren van de boze buitenwereld, een te verdedigen keuze overigens, wanneer je pretendeert de interne geschiedenis van een instituut te beschrijven.

Die geschiedenis begon in zekere zin al in 1938, toen de Nederlandse regering 10.000 kilo kostbaar uraniumoxide kocht, die in de kelder van het Delftse hoofdgebouw de oorlog overleefde. De eerste Nederlandse reactor kwam weliswaar in Petten, maar Delft begon vanaf 1957 ook plannen te maken. Men had tenslotte nog altijd de helft van de vaatjes uraniumoxide (de rest was verkocht) en in een betonnen vat bij het Kramers Laboratorium lag ook nog zeventien kilo verrijkt Amerikaans uranium, dat als onderdeel van een werkende reactor onder grote belangstelling tentoongesteld was geweest op Schiphol, als voorbode van de nieuwe tijd. Dat zou tegenwoordig allemaal wel wat meer voeten in de aarde hebben, constateren de auteurs droog.

Zoals vaak met geschiedenissen zijn de oudste verhalen het boeiendst. Bijvoorbeeld over de afdeling vliegtuigbouw die te hulp schoot toen een storm tijdens de bouw van het IRI de aluminium beplating had weggeblazen. De vliegtuigbouwers wisten wel hoe je dat deed, harde wind langs aluminium platen leiden. Of neem het emmertje zeepsop dat hielp bij het opsporen van een lekkage in het bassin, of zuster Jeanne van Dijk, die de gezondheid van de werknemers in de gaten hield.

Van Dam en De Jong trekken veel ruimte uit voor het onderzoek aan het IRI, van milieukundige en medische aard (waaronder de analyse, onlangs in Delta beschreven, van 1400 teennagels), maar evengoed onderzoek naar nieuwe materialen en de veiligheid van reactoren. Dat materiaalonderzoek levert ook een prachtig intermezzo op waarin het IRI topazen bestraalt tot ze blauw worden, en daarmee veel meer waard. Er komt een schimmige handelaar aan te pas, een markt in Bangkok en een Amerikaanse concurrent met dumptactieken, voordat het doek valtover de topazendroom.

Uitgebreide aandacht is er eveneens voor de bestuurlijke perikelen in en rondom het IRI, met name in de woelige jaren zeventig en tachtig, waarbij zelfs een situatie ontstond waarin niemand er de baas van wilde zijn.

In deze hoofdstukken valt het toch wel op dat toespelingen op de maatschappelijke weerstand tegen kernenergie, die toch echt niet aan het IRI voorbij gegaan is, geconcentreerd zijn in de fotobijschriften. Ook slaat af en toe de twijfel toe voor wie dit boek eigenlijk bedoeld is, want het incrowdgehalte wordt af en toe erg hoog. Niettemin is ‘Geboeid door straling en strategie’, ondanks de enigszins oubollige titel, een goed verzorgd en leesbaar boek, dat de plichtmatigheid van een doorsnee jubileumbundel ontstijgt.

Hugo van Dam en Frida de Jong, Geboeid door straling en strategie. Walburg Pers, 2003, 144 pp., _ 29,50.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.