Kennis veroudert, maar gaat kennis ook dood? In mijn hoofd zit een kerkhof met begraven kennis van alles wat ik vroeger heb geleerd. De hele Latijnse en Griekse grammatica en duizenden woordjes houden zich schijndood in mijn geheugen.
Levend gebalsemde mummies van formules die ik nooit meer heb gebruikt, hoe je moet titreren, hoe je cummingtoniet van anthophylliet kunt onderscheiden in de polarisatiemicroscoop, de uitspraakregels van een dozijn talen, de namen van bomen, planten, kikkers en vissen uit het Surinaamse oerwoud in het Sranan Tongo en het Wajana, de snelste route door Garzón, Guápiles, Mbabane, Lezoux, Astrakhan, Ribadavia en Paramaribo, waar het toilet is in het huis van mijn schoolvrienden van veertig jaar geleden, alle hoofdsteden van de landen waarvan ik postzegels had verzameld, de plaats van boeken in mijn boekenkast en de plaats van citaten in die boeken (maar niet de citaten zelf), in onbruik geraakte telefoonnummers, de gesteenten in gebieden waar ik twintig jaar niet meer ben geweest. Duizenden namen, gezichten en levensgeschiedenissen van oud-studenten, vakgenoten en medecongresgangers zijn weggezakt in mijn geheugen, maar hun handjes wuiven nog boven het drijfzand uit, als zombies die je maar hoeft beet te pakken om ze weer tot leven te wekken. Er zijn honderden melodieën waarvan ik niet weet hoe ze heten of wie ze heeft gecomponeerd, maar die ik onmiddellijk herken als er een flard voorbijwaait uit een platenzaak.
Het merkwaardige van dat kenniskerkhof is dat het roept. Als ik langs mijn boekenkast loop is het een oorverdovend geschreeuw: pak mij! lees mij weer! En dan laat ik me weer meeslepen door Stephen Jay Goulds enthousiasme, door James Gleicks boek Chaos waarin je kunt lezen hoe wetenschap écht werkt, door Nabokovs onblusbare verlangen naar zijn Russische jeugd – de ronde lichtvlekjes in het bos, het dansen van de bovenleidingen langs het spoor, de glans van lanugo op een meisjesarm, de weerkaatsing van boomtoppen in een spiegel die uit een verhuiswagen wordt gedragen, de voetstappen in de modder die vergeefs wachten op de terugkeer van hun afwezige maker.
Eén functie van het herlezen van het bekende is natuurlijk het stofferen van je eigen wereldbeeld met vertrouwd behang, de geruststellende bevestiging van het feit dat alles nog in je hoofd zit, al weet je nooit precies waar. Je zou zeggen: weg met die verschaalde ballast, wie kan het nog wat schelen dat jij nog weet hoe je een plagioklaas moet determineren? De wetenschap moet vooruit! Het kalkgehalte van de grond bepaal je tegenwoordig automatisch. Wim Klein, het rekenwonder bij mijn vader in de klas op het Vossius heeft ook geen emplooi meer. Delete, en maak ruimte op je grijze schijf.
Maar zo werkt het niet. Die ouderwetse bric-à-brac is de dikke humuslaag die nodig is om nieuwe ideeën te laten ontkiemen. Naarmate de beschimmelde kennis zich in mijn hoofd opstapelt krijg ik ook meer ideeën. Als ik een probleem moet oplossen rommel ik als een waanzinnige door die immense uitdragerij om een passend stukje te vinden. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die logisch denkt. Alsje in staat zou zijn om precies op te schrijven wat er in een half uur door je hoofd gaat zou je je schamen over de wanorde, zelfs als je geconcentreerd aan een artikel of een proef zit te werken.
Ik hoef mijzelf niet te klonen, want mijn lichamelijke omhulsel is niets waard en bovendien slecht onderhouden, maar ik zou wel een back-up van mijn hersenen willen hebben. Al was het alleen maar om systematisch te kunnen overzien wat ik in de loop der jaren ben vergeten. Misschien zit er iets bruikbaars bij.
Kennis veroudert, maar gaat kennis ook dood? In mijn hoofd zit een kerkhof met begraven kennis van alles wat ik vroeger heb geleerd. De hele Latijnse en Griekse grammatica en duizenden woordjes houden zich schijndood in mijn geheugen. Levend gebalsemde mummies van formules die ik nooit meer heb gebruikt, hoe je moet titreren, hoe je cummingtoniet van anthophylliet kunt onderscheiden in de polarisatiemicroscoop, de uitspraakregels van een dozijn talen, de namen van bomen, planten, kikkers en vissen uit het Surinaamse oerwoud in het Sranan Tongo en het Wajana, de snelste route door Garzón, Guápiles, Mbabane, Lezoux, Astrakhan, Ribadavia en Paramaribo, waar het toilet is in het huis van mijn schoolvrienden van veertig jaar geleden, alle hoofdsteden van de landen waarvan ik postzegels had verzameld, de plaats van boeken in mijn boekenkast en de plaats van citaten in die boeken (maar niet de citaten zelf), in onbruik geraakte telefoonnummers, de gesteenten in gebieden waar ik twintig jaar niet meer ben geweest. Duizenden namen, gezichten en levensgeschiedenissen van oud-studenten, vakgenoten en medecongresgangers zijn weggezakt in mijn geheugen, maar hun handjes wuiven nog boven het drijfzand uit, als zombies die je maar hoeft beet te pakken om ze weer tot leven te wekken. Er zijn honderden melodieën waarvan ik niet weet hoe ze heten of wie ze heeft gecomponeerd, maar die ik onmiddellijk herken als er een flard voorbijwaait uit een platenzaak.
Het merkwaardige van dat kenniskerkhof is dat het roept. Als ik langs mijn boekenkast loop is het een oorverdovend geschreeuw: pak mij! lees mij weer! En dan laat ik me weer meeslepen door Stephen Jay Goulds enthousiasme, door James Gleicks boek Chaos waarin je kunt lezen hoe wetenschap écht werkt, door Nabokovs onblusbare verlangen naar zijn Russische jeugd – de ronde lichtvlekjes in het bos, het dansen van de bovenleidingen langs het spoor, de glans van lanugo op een meisjesarm, de weerkaatsing van boomtoppen in een spiegel die uit een verhuiswagen wordt gedragen, de voetstappen in de modder die vergeefs wachten op de terugkeer van hun afwezige maker.
Eén functie van het herlezen van het bekende is natuurlijk het stofferen van je eigen wereldbeeld met vertrouwd behang, de geruststellende bevestiging van het feit dat alles nog in je hoofd zit, al weet je nooit precies waar. Je zou zeggen: weg met die verschaalde ballast, wie kan het nog wat schelen dat jij nog weet hoe je een plagioklaas moet determineren? De wetenschap moet vooruit! Het kalkgehalte van de grond bepaal je tegenwoordig automatisch. Wim Klein, het rekenwonder bij mijn vader in de klas op het Vossius heeft ook geen emplooi meer. Delete, en maak ruimte op je grijze schijf.
Maar zo werkt het niet. Die ouderwetse bric-à-brac is de dikke humuslaag die nodig is om nieuwe ideeën te laten ontkiemen. Naarmate de beschimmelde kennis zich in mijn hoofd opstapelt krijg ik ook meer ideeën. Als ik een probleem moet oplossen rommel ik als een waanzinnige door die immense uitdragerij om een passend stukje te vinden. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die logisch denkt. Alsje in staat zou zijn om precies op te schrijven wat er in een half uur door je hoofd gaat zou je je schamen over de wanorde, zelfs als je geconcentreerd aan een artikel of een proef zit te werken.
Ik hoef mijzelf niet te klonen, want mijn lichamelijke omhulsel is niets waard en bovendien slecht onderhouden, maar ik zou wel een back-up van mijn hersenen willen hebben. Al was het alleen maar om systematisch te kunnen overzien wat ik in de loop der jaren ben vergeten. Misschien zit er iets bruikbaars bij.

Comments are closed.