Deskundigen, op welk gebied dan ook, hebben vaak de onhebbelijke gewoonte om minder deskundigen genadeloos te kakken te zetten. En nergens is die neiging meer aanwezig dan bij computerdeskundigen.
Die wensen namelijk slechts nog op het hoogste niveau aangesproken te worden en simpele vragen als ‘waar zit de U met puntjes?’ worden met uitzonderlijke hatelijkheid beantwoord. Er wordt eerst schamper gelachen. Waarna je routineus op je plaats wordt gezet met een onbegrijpelijk antwoord. Zo druip je af, wetend dat je later met een pen de puntjes op de U zult moeten zetten.
Ik houd mezelf altijd voor dat ik nooit zoiets zou doen en eerlijk gezegd hoef ik me daar geen zorgen over te maken: van computers weet ik niets. Vanuit dat perspectief is het bevreemdend, zo niet zorgwekkend, dat ik mij deze vakantie plotseling in gloednieuw pak en met een KPN-naamkaartje op de revers een week lang als internetdeskundige heb voorgedaan.
Dat gebeurde tijdens de KPN City Cruise ’99. Een boot vol internet-nieuwigheden en -kenners reisde door het land om de geneugten van e-commerce voor eens en voor altijd aan iedereen duidelijk te maken. Hoe ik daar precies kwam te werken doet er nu niet toe, maar ik was er en ik stond een of ander apparaat aan te prijzen dat niemand mocht missen.
Op de laatste dag wemelde het van de gasten. Allemaal kleine jongens. De bakker op de hoek, een schoenmaker, iemand die in naald en garen doet: mensen die in deze intimiderende omgeving allemaal geloven dat ze inderdaad knettergek zijn dat ze nog niet op het internet zitten, terwijl ze daar in werkelijkheid helemaal niets te zoeken hebben.
Een mannetje op rubberlaarzen komt naast me staan. Hij lijkt zenuwachtig en gespannen. In zijn ogen lees ik onbegrip. Al die computers, schermen met wervenden teksten, al die bakerpraatjes van verkopers. Het enige dat hij weet is dat hij het zou moeten begrijpen. Hij kijkt me aan, kijkt dan zenuwachtig om zich heen. Vervolgens buigt hij zich iets voorover en zegt: ,,Dat internet, hé. Wat is dat nou eigenlijk precies?” Hij ziet mijn wenkbrauwen omhoogschieten en mijn ogen groter worden en hij krimpt in elkaar. Hij heeft zich blootgegeven en is klaar om vermorzeld te worden.
Even ben ik uit het veld geslagen. Ik sta op het punt om hem omver te spoelen met een vloed aan loze woorden. Maar dan kijk ik nogmaals naar dat kleine mannetje op zijn rubberlaarzen, die zich in het hol van de leeuw heeft gewaagd met de domste vraag aller tijden en ik antwoord in alle eerlijkheid: ,,Ik heb niet het flauwste benul, meneer.”
Hij kijkt me verbijsterd aan. Dan graait hij in zijn binnenzak en zijn hand met vieze nagels haalt er een mobiele telefoon uit tevoorschijn. Vol verwachting vraagt hij: ,,Kun je mij dan misschien vertellen of dit ding millennium-proof is?” Ik weet welk antwoord hij wil horen: het enige antwoord dat ik hem kan geven. Ik kijk hem stralend aan en haal mijn schouders op: ,,Geen idee, meneer. Werkelijk geen idee.” Hij kijkt me aan alsof hij me elk moment in de armen kan vliegen. Hij stopt zijn mobieltjeweer terug in zijn binnenzak. Er lijkt een merkwaardig soort rust over hem te zijn gekomen. Zijn gespannen schouders verslappen en zakken een centimeter. Een seconde die een eeuwigheid lijkt te duren knijpt hij me vaderlijk in de schouder.
Ergens in het binnenste van het binnenste heeft hij een strijdmakker gevonden. Iemand die er ook geen bal van weet. Bij het weglopen kijkt hij eenmaal om. Triomfantelijk balt hij zijn eeltige knuisten. Het laatste wat ik van hem zie is een opgeheven duim boven de hoofden van de anderen.
Pierijn van der Putt
Deskundigen, op welk gebied dan ook, hebben vaak de onhebbelijke gewoonte om minder deskundigen genadeloos te kakken te zetten. En nergens is die neiging meer aanwezig dan bij computerdeskundigen. Die wensen namelijk slechts nog op het hoogste niveau aangesproken te worden en simpele vragen als ‘waar zit de U met puntjes?’ worden met uitzonderlijke hatelijkheid beantwoord. Er wordt eerst schamper gelachen. Waarna je routineus op je plaats wordt gezet met een onbegrijpelijk antwoord. Zo druip je af, wetend dat je later met een pen de puntjes op de U zult moeten zetten.
Ik houd mezelf altijd voor dat ik nooit zoiets zou doen en eerlijk gezegd hoef ik me daar geen zorgen over te maken: van computers weet ik niets. Vanuit dat perspectief is het bevreemdend, zo niet zorgwekkend, dat ik mij deze vakantie plotseling in gloednieuw pak en met een KPN-naamkaartje op de revers een week lang als internetdeskundige heb voorgedaan.
Dat gebeurde tijdens de KPN City Cruise ’99. Een boot vol internet-nieuwigheden en -kenners reisde door het land om de geneugten van e-commerce voor eens en voor altijd aan iedereen duidelijk te maken. Hoe ik daar precies kwam te werken doet er nu niet toe, maar ik was er en ik stond een of ander apparaat aan te prijzen dat niemand mocht missen.
Op de laatste dag wemelde het van de gasten. Allemaal kleine jongens. De bakker op de hoek, een schoenmaker, iemand die in naald en garen doet: mensen die in deze intimiderende omgeving allemaal geloven dat ze inderdaad knettergek zijn dat ze nog niet op het internet zitten, terwijl ze daar in werkelijkheid helemaal niets te zoeken hebben.
Een mannetje op rubberlaarzen komt naast me staan. Hij lijkt zenuwachtig en gespannen. In zijn ogen lees ik onbegrip. Al die computers, schermen met wervenden teksten, al die bakerpraatjes van verkopers. Het enige dat hij weet is dat hij het zou moeten begrijpen. Hij kijkt me aan, kijkt dan zenuwachtig om zich heen. Vervolgens buigt hij zich iets voorover en zegt: ,,Dat internet, hé. Wat is dat nou eigenlijk precies?” Hij ziet mijn wenkbrauwen omhoogschieten en mijn ogen groter worden en hij krimpt in elkaar. Hij heeft zich blootgegeven en is klaar om vermorzeld te worden.
Even ben ik uit het veld geslagen. Ik sta op het punt om hem omver te spoelen met een vloed aan loze woorden. Maar dan kijk ik nogmaals naar dat kleine mannetje op zijn rubberlaarzen, die zich in het hol van de leeuw heeft gewaagd met de domste vraag aller tijden en ik antwoord in alle eerlijkheid: ,,Ik heb niet het flauwste benul, meneer.”
Hij kijkt me verbijsterd aan. Dan graait hij in zijn binnenzak en zijn hand met vieze nagels haalt er een mobiele telefoon uit tevoorschijn. Vol verwachting vraagt hij: ,,Kun je mij dan misschien vertellen of dit ding millennium-proof is?” Ik weet welk antwoord hij wil horen: het enige antwoord dat ik hem kan geven. Ik kijk hem stralend aan en haal mijn schouders op: ,,Geen idee, meneer. Werkelijk geen idee.” Hij kijkt me aan alsof hij me elk moment in de armen kan vliegen. Hij stopt zijn mobieltjeweer terug in zijn binnenzak. Er lijkt een merkwaardig soort rust over hem te zijn gekomen. Zijn gespannen schouders verslappen en zakken een centimeter. Een seconde die een eeuwigheid lijkt te duren knijpt hij me vaderlijk in de schouder.
Ergens in het binnenste van het binnenste heeft hij een strijdmakker gevonden. Iemand die er ook geen bal van weet. Bij het weglopen kijkt hij eenmaal om. Triomfantelijk balt hij zijn eeltige knuisten. Het laatste wat ik van hem zie is een opgeheven duim boven de hoofden van de anderen.
Pierijn van der Putt

Comments are closed.