Een gouden medaille. Met dat gekoesterde kleinood keerde luchtvaart- en ruimtevaartstudent Malaya van Ruitenbeek terug van het wereldkampioenschap wielrennen voor studenten in Herentals.
Met een eindtijd van 33.39 (een gemiddelde van 48.5 kilometer per uur) bleef hij tijdens de tijdrit de Duitser Tobias Erler precies één seconde voor. De nagenietende winnaar zegt er niet van te hebben durven dromen. “Ik voelde me al een tijdje goed, het kwam er alleen nog niet echt uit. Vanaf het moment dat ik dacht: na elke finish komt er een week later weer een nieuwe kans, reed ik als een speer.”
In het eerste van de vier blokken reed een Italiaan een tijd waarvan de Delftenaar zeker wist er niet meer overheen te kunnen. “Bij het infietsen op zo’n apparaat ben ik expres met mijn rug naar het parcours gaan zitten, met harde muziek op mijn oren. Op een gegeven moment hoorde ik geroezemoes, toen die grote Duitser voorbijkwam. Die was sneller dan de Italiaan. Ik keek om en kreeg een beetje de bibbers. Tijdens de rit zelf zat ik te rekenen, een vervelende eigenschap van een technicus. Er waren vier doorkomsten. Bij de tweede doorkomst berekende ik dat ik misschien wel tweede kon worden. Bij de derde bleek ik twintig seconden sneller te zijn dan ik berekend had. Ik dacht: oei, ik kan ook winnen.”
In de laatste rondgang reed hij zich helemaal kapot. “Halverwege kreeg ik zure benen, maar ik ging door. Toen ik over de streep kwam kon ik geen adem meer halen. Blijkbaar had ik de snelste tijd tot dan toe, want er kwamen allerlei mensen op me af om foto’s te maken en reacties op te schrijven.” Toen de Belgische favoriet Michiel van Aelbroeck, als laatste rijder, na één ronde vijf seconden langzamer bleek dan Van Ruitenbeek, voelde de Delftse student zich zeker van zijn overwinning.
Van Ruitenbeek, voor wie de wegwedstrijd twee dagen later de hoofdzaak was, had nog wel in dubio gezeten of hij aan de tijdrit mee zou doen. “Vorig jaar reed ik er een bij de profs. Ik heb toen vreselijk afgezien, ben een week ziek geweest. Je moet daar heel hard voor trainen. Als je dan tiende wordt breng je wel je kansen voor de wegwedstrijd op zaterdag om zeep.”
Die wegwedstrijd, over 145 kilometer, leverde hem nog eens brons op. Hij zat in de negen man sterke groep die wegreed van het peloton. “We zaten met drie Nederlanders in die groep. Tweehonderd meter voor de finish demarreerden we, we pakten meteen een meter of dertig. Bij de streep stak ik mijn handen in de lucht omdat een ploeggenoot won. Toen kwam er ineens nog een Belg voorbij, daar had ik eigenlijk niet meer op gerekend. Daardoor werd ik derde in plaats van tweede.” (JT)
Met een eindtijd van 33.39 (een gemiddelde van 48.5 kilometer per uur) bleef hij tijdens de tijdrit de Duitser Tobias Erler precies één seconde voor. De nagenietende winnaar zegt er niet van te hebben durven dromen. “Ik voelde me al een tijdje goed, het kwam er alleen nog niet echt uit. Vanaf het moment dat ik dacht: na elke finish komt er een week later weer een nieuwe kans, reed ik als een speer.”
In het eerste van de vier blokken reed een Italiaan een tijd waarvan de Delftenaar zeker wist er niet meer overheen te kunnen. “Bij het infietsen op zo’n apparaat ben ik expres met mijn rug naar het parcours gaan zitten, met harde muziek op mijn oren. Op een gegeven moment hoorde ik geroezemoes, toen die grote Duitser voorbijkwam. Die was sneller dan de Italiaan. Ik keek om en kreeg een beetje de bibbers. Tijdens de rit zelf zat ik te rekenen, een vervelende eigenschap van een technicus. Er waren vier doorkomsten. Bij de tweede doorkomst berekende ik dat ik misschien wel tweede kon worden. Bij de derde bleek ik twintig seconden sneller te zijn dan ik berekend had. Ik dacht: oei, ik kan ook winnen.”
In de laatste rondgang reed hij zich helemaal kapot. “Halverwege kreeg ik zure benen, maar ik ging door. Toen ik over de streep kwam kon ik geen adem meer halen. Blijkbaar had ik de snelste tijd tot dan toe, want er kwamen allerlei mensen op me af om foto’s te maken en reacties op te schrijven.” Toen de Belgische favoriet Michiel van Aelbroeck, als laatste rijder, na één ronde vijf seconden langzamer bleek dan Van Ruitenbeek, voelde de Delftse student zich zeker van zijn overwinning.
Van Ruitenbeek, voor wie de wegwedstrijd twee dagen later de hoofdzaak was, had nog wel in dubio gezeten of hij aan de tijdrit mee zou doen. “Vorig jaar reed ik er een bij de profs. Ik heb toen vreselijk afgezien, ben een week ziek geweest. Je moet daar heel hard voor trainen. Als je dan tiende wordt breng je wel je kansen voor de wegwedstrijd op zaterdag om zeep.”
Die wegwedstrijd, over 145 kilometer, leverde hem nog eens brons op. Hij zat in de negen man sterke groep die wegreed van het peloton. “We zaten met drie Nederlanders in die groep. Tweehonderd meter voor de finish demarreerden we, we pakten meteen een meter of dertig. Bij de streep stak ik mijn handen in de lucht omdat een ploeggenoot won. Toen kwam er ineens nog een Belg voorbij, daar had ik eigenlijk niet meer op gerekend. Daardoor werd ik derde in plaats van tweede.” (JT)
Comments are closed.