In het manifest ‘naar een universitair reveil’ wordt gesteld dat studentbestuurders zich niet druk maken over de toenemende verschoolsing en massificatie van de universiteit.
Lara van den Bosch van de studentenraadsfractie Oras bestrijdt dat.
Korte tijd geleden is het inmiddels beruchte manifest ‘naar een universitair reveil’ verschenen. Een groot aantal hoogleraren uit heel Nederland spreekt zich hiermee uit tegen de toenemende verschoolsing en massificatie van het onderwijs aan de universiteit. De discussie is in menig krant en tijdschrift voortgezet en als we deze media mogen geloven, dan is de universiteit van tegenwoordig niet meer dan een onderwijsfabriek die volgens een geoptimaliseerd proces haar producten uitspuwt.
Het manifest gaat ook mij als student aan het hart. Ik denk dat de universiteit een inspirerend klimaat zou moeten vormen met inspirerende docenten. Ik lees in het manifest: ‘studenten moeten geprikkeld worden om uit te zoeken hoe de dingen in elkaar steken.’ Daar moet je het als student wel mee eens zijn; dat is immers precies wat studeren zo leuk maakt! De kritiek uit datzelfde manifest – dat studentbestuurders zich niet druk zouden maken om deze ontwikkelingen – vind ik echter onterecht.
Niet voor niets is de studentenraad dit jaar gekomen met een plan om het contact tussen docent en student te versterken. Niet voor niets pleiten wij voor meer onderzoek en ontwerpopdrachten in het onderwijs. Niet voor niets roept de studentenraad van WTM om erkenning van WTM-keuzevakken. En niet voor niets staat in het verkiezingsprogramma 2000 van studentenraadpartij ORAS het punt ‘onderwijs van de toekomst’ bovenaan.
Doordat het manifest doorspekt is met termen als ‘diffuus onbehagen, particuliere besognes en een knellend keurslijf van oekazes’ kan ik me indenken dat het door universiteitsbestuurders afgedaan wordt als overdreven en emotioneel. Toch denk ik dat dit stuk de oud-papierbak niet in mag. Laten we het zien als een belangrijk signaal, zeker omdat het zeer breed gesteund wordt. Verder moet ik zeggen dat ik het zelf ook niet met alles eens ben. Zo wordt er verwezen naar Amerikaanse universiteiten waar de student breed opgeleid wordt en een grote keuzevrijheid heeft. Laten we onszelf nou niet constant vergelijken met het systeem daar. In Amerika is het ook niet allemaal zo perfect. Daar krijgt een student studiepunten voor het vak ‘pottenbakken’. In Delft volg je een cursus bij het Cultureel Centrum. Dat moeten we zo houden denk ik.
Verder denk ik dat het wel degelijk van belang is om je als universiteit af te vragen wat de arbeidsmarkt voor mensen vraagt. Je kunt als universiteit onmogelijk de maatschappelijke relevantie en aansluiting op de arbeidsmarkt negeren. Wat dat betreft valt er nog heel wat te verbeteren, zeker ook bij de TU Delft. De Delftse student zou inderdaad een stuk breder opgeleid kunnen worden en zou zich beter moeten leren uitdrukken, zowel mondeling als schriftelijk. Dat betekent niet dat de universiteit zich door de arbeidsmarkt in een keurslijf laat persen. Onzin, de maatschappijvraagt om goede vindingrijke ingenieurs. Niet alleen om informatiemonsters. Daar moeten wij op inspelen en dat doen we nu nog niet helemaal op de juiste manier.
De oplossing hiervoor ligt niet alleen bij bestuurders van de universiteit. Wij zullen er ook met de studentenraad voor waken dat het onderwijs goed uitgebalanceerd is. De discussie over het academisch gehalte willen we daarbij niet uit de weg gaan. En de protestacties uit de jaren zestig waar het manifest met sentiment over spreekt? Ach, als wij later oud zijn kijken we ook met sentiment terug op onze eigen tijd.
In het manifest ‘naar een universitair reveil’ wordt gesteld dat studentbestuurders zich niet druk maken over de toenemende verschoolsing en massificatie van de universiteit. Lara van den Bosch van de studentenraadsfractie Oras bestrijdt dat.
Korte tijd geleden is het inmiddels beruchte manifest ‘naar een universitair reveil’ verschenen. Een groot aantal hoogleraren uit heel Nederland spreekt zich hiermee uit tegen de toenemende verschoolsing en massificatie van het onderwijs aan de universiteit. De discussie is in menig krant en tijdschrift voortgezet en als we deze media mogen geloven, dan is de universiteit van tegenwoordig niet meer dan een onderwijsfabriek die volgens een geoptimaliseerd proces haar producten uitspuwt.
Het manifest gaat ook mij als student aan het hart. Ik denk dat de universiteit een inspirerend klimaat zou moeten vormen met inspirerende docenten. Ik lees in het manifest: ‘studenten moeten geprikkeld worden om uit te zoeken hoe de dingen in elkaar steken.’ Daar moet je het als student wel mee eens zijn; dat is immers precies wat studeren zo leuk maakt! De kritiek uit datzelfde manifest – dat studentbestuurders zich niet druk zouden maken om deze ontwikkelingen – vind ik echter onterecht.
Niet voor niets is de studentenraad dit jaar gekomen met een plan om het contact tussen docent en student te versterken. Niet voor niets pleiten wij voor meer onderzoek en ontwerpopdrachten in het onderwijs. Niet voor niets roept de studentenraad van WTM om erkenning van WTM-keuzevakken. En niet voor niets staat in het verkiezingsprogramma 2000 van studentenraadpartij ORAS het punt ‘onderwijs van de toekomst’ bovenaan.
Doordat het manifest doorspekt is met termen als ‘diffuus onbehagen, particuliere besognes en een knellend keurslijf van oekazes’ kan ik me indenken dat het door universiteitsbestuurders afgedaan wordt als overdreven en emotioneel. Toch denk ik dat dit stuk de oud-papierbak niet in mag. Laten we het zien als een belangrijk signaal, zeker omdat het zeer breed gesteund wordt. Verder moet ik zeggen dat ik het zelf ook niet met alles eens ben. Zo wordt er verwezen naar Amerikaanse universiteiten waar de student breed opgeleid wordt en een grote keuzevrijheid heeft. Laten we onszelf nou niet constant vergelijken met het systeem daar. In Amerika is het ook niet allemaal zo perfect. Daar krijgt een student studiepunten voor het vak ‘pottenbakken’. In Delft volg je een cursus bij het Cultureel Centrum. Dat moeten we zo houden denk ik.
Verder denk ik dat het wel degelijk van belang is om je als universiteit af te vragen wat de arbeidsmarkt voor mensen vraagt. Je kunt als universiteit onmogelijk de maatschappelijke relevantie en aansluiting op de arbeidsmarkt negeren. Wat dat betreft valt er nog heel wat te verbeteren, zeker ook bij de TU Delft. De Delftse student zou inderdaad een stuk breder opgeleid kunnen worden en zou zich beter moeten leren uitdrukken, zowel mondeling als schriftelijk. Dat betekent niet dat de universiteit zich door de arbeidsmarkt in een keurslijf laat persen. Onzin, de maatschappijvraagt om goede vindingrijke ingenieurs. Niet alleen om informatiemonsters. Daar moeten wij op inspelen en dat doen we nu nog niet helemaal op de juiste manier.
De oplossing hiervoor ligt niet alleen bij bestuurders van de universiteit. Wij zullen er ook met de studentenraad voor waken dat het onderwijs goed uitgebalanceerd is. De discussie over het academisch gehalte willen we daarbij niet uit de weg gaan. En de protestacties uit de jaren zestig waar het manifest met sentiment over spreekt? Ach, als wij later oud zijn kijken we ook met sentiment terug op onze eigen tijd.

Comments are closed.