Mijn studieprestatiecurve is in de loop der jaren van steil naar nagenoeg vlak gegaan. Ik nader asymptotisch tot mijn afstuderen: het komt steeds dichterbij, maar blijft net buiten bereik.
Mijn ouders doen er alles aan om deze impasse te doorbreken. Om de haverklap vragen ze langs hun neus weg hoe het staat met mijn afstudeeropdracht. Keer op keer komen ze met goede raad wanneer ik vertel dat ik vooralsnog geen opdracht heb. Ze zoeken wanhopig naar iets dat ze kunnen doen.
En verhip, ze hebben iets gevonden. Op hun beider instigatie wijd ik mij tegenwoordig aan het oudste beroep van de wereld: het netwerken.
En zo kom ik, met mijn vader, terecht bij een feestje ter ere van het honderdjarig bestaan van een architectenbureau in Eindhoven. De crème de la crème van de Eindhovense architectenscene is aanwezig. Plus de helft van alle gecultiveerden van deze stad. Een uitstervend soort: tussen mij en de op een na jongst aanwezige zit ongeveer dertig jaar.
Metershoge mozaïeken van kleurenfoto’s tonen het werk van drie generaties. De prachtige platen kunnen helaas niet verhullen dat het hier om honderd jaar buitengewoon brave architectuur gaat. Ik kan een lange geeuw niet onderdrukken. Het is de koffie die me wakker houdt.
Ik krijg steun uit onverwachte hoek. Niemand minder dan prof.ir. Carel Weeber beklimt het spreekgestoelte. Door zijn collega’s uitgeroepen tot slechtste architect van Nederland. Een onvoorstelbare eer in dit calvinistische vakgebied en een status waar ik hem zeer om benijd.
Weeber heeft natuurlijk al honderden keren met dit bijltje gehakt. Hij werkt zich elegant door zijn verhaal heen. Slechts een keer hapert hij, bij een karakteromschrijving van de jubilerende architect: ,,Hij is… tja… hoe zeg je dat nou hè?… hij is… eh… serieus.”
Plotseling besef ik dat ook Weeber aan het netwerken is. Hij is de Jacques d’Ancona van de nederlandse architecten, maar wel politiek correct. Serieus is netwerks voor ‘saai’. Oersaai. Geen lol mee te beleven. Zit kraak noch smaak aan. Het kan vriezen, het kan dooien. Doe maar normaal dan doe je al gek genoeg. Dat is wat Weeber zegt met de stilte waarin hij zoekt naar het juiste woord.
Mijn vader stelt me voor aan een bevriende architect. ,,Zo, dus jij studeert bouwkunde. Nou, dan ben je hier wel met je neus in de boter gevallen.” Ik kijk hem peinzend aan, dan dwalen mijn ogen weer over de opgeplakte foto’s. ,,In de margarine”, mompel ik. Ik draai me om, pak mijn jas en vertrek.
Op de weg terug moet ik me dwingen om niet te blijven zitten. Om niet in Den Haag de eerste trein naar Schiphol te pakken en last minute naar een willekeurige lokatie in het Caribisch gebied te vliegen. Ik wil hier weg. Ik wil naar een land waar het niet kan vriezen, en dus ook niet dooien. Waar het alleen maar lekker warm is. Ik wil naar een land waar ik niemand ken, waar ik geen toekomstverwachtingen heb en geen verplichtingen. Ik wil mijn leven de kans geven zich te laten leven. En danmaar zien wat er gebeurd. Dan kan ik net zo goed timmerman worden als architect, of kok, of dief. Een land waar ik me zorgen mag maken over kleine dingen, over mijn watermeloenen of mijn ananassen, maar niet over mijn carrière, niet over mijn connecties en al helemaal niet over netwerken.
Mijn ouders doen er alles aan om deze impasse te doorbreken. Om de haverklap vragen ze langs hun neus weg hoe het staat met mijn afstudeeropdracht. Keer op keer komen ze met goede raad wanneer ik vertel dat ik vooralsnog geen opdracht heb. Ze zoeken wanhopig naar iets dat ze kunnen doen.
En verhip, ze hebben iets gevonden. Op hun beider instigatie wijd ik mij tegenwoordig aan het oudste beroep van de wereld: het netwerken.
En zo kom ik, met mijn vader, terecht bij een feestje ter ere van het honderdjarig bestaan van een architectenbureau in Eindhoven. De crème de la crème van de Eindhovense architectenscene is aanwezig. Plus de helft van alle gecultiveerden van deze stad. Een uitstervend soort: tussen mij en de op een na jongst aanwezige zit ongeveer dertig jaar.
Metershoge mozaïeken van kleurenfoto’s tonen het werk van drie generaties. De prachtige platen kunnen helaas niet verhullen dat het hier om honderd jaar buitengewoon brave architectuur gaat. Ik kan een lange geeuw niet onderdrukken. Het is de koffie die me wakker houdt.
Ik krijg steun uit onverwachte hoek. Niemand minder dan prof.ir. Carel Weeber beklimt het spreekgestoelte. Door zijn collega’s uitgeroepen tot slechtste architect van Nederland. Een onvoorstelbare eer in dit calvinistische vakgebied en een status waar ik hem zeer om benijd.
Weeber heeft natuurlijk al honderden keren met dit bijltje gehakt. Hij werkt zich elegant door zijn verhaal heen. Slechts een keer hapert hij, bij een karakteromschrijving van de jubilerende architect: ,,Hij is… tja… hoe zeg je dat nou hè?… hij is… eh… serieus.”
Plotseling besef ik dat ook Weeber aan het netwerken is. Hij is de Jacques d’Ancona van de nederlandse architecten, maar wel politiek correct. Serieus is netwerks voor ‘saai’. Oersaai. Geen lol mee te beleven. Zit kraak noch smaak aan. Het kan vriezen, het kan dooien. Doe maar normaal dan doe je al gek genoeg. Dat is wat Weeber zegt met de stilte waarin hij zoekt naar het juiste woord.
Mijn vader stelt me voor aan een bevriende architect. ,,Zo, dus jij studeert bouwkunde. Nou, dan ben je hier wel met je neus in de boter gevallen.” Ik kijk hem peinzend aan, dan dwalen mijn ogen weer over de opgeplakte foto’s. ,,In de margarine”, mompel ik. Ik draai me om, pak mijn jas en vertrek.
Op de weg terug moet ik me dwingen om niet te blijven zitten. Om niet in Den Haag de eerste trein naar Schiphol te pakken en last minute naar een willekeurige lokatie in het Caribisch gebied te vliegen. Ik wil hier weg. Ik wil naar een land waar het niet kan vriezen, en dus ook niet dooien. Waar het alleen maar lekker warm is. Ik wil naar een land waar ik niemand ken, waar ik geen toekomstverwachtingen heb en geen verplichtingen. Ik wil mijn leven de kans geven zich te laten leven. En danmaar zien wat er gebeurd. Dan kan ik net zo goed timmerman worden als architect, of kok, of dief. Een land waar ik me zorgen mag maken over kleine dingen, over mijn watermeloenen of mijn ananassen, maar niet over mijn carrière, niet over mijn connecties en al helemaal niet over netwerken.

Comments are closed.