The European Wind Energy Master (Ewem) hasn’t started yet, but already it has been rewarded the Erasmus Mundus label – approval by the European Commission.
Ewem is a partnership between TU Delft, the Technical University of Denmark, the Norwegian University of Science and Technology, and the Carlo von Ossietzky University in Oldenburg, Germany. Depending on their chosen specialty (wind physics, rotor design, electrical power systems or offshore engineering), students will spend a semester at two or three of the universities involved. The thesis will generally be written at yet another location: a university, research centre or with one of the industrial partners.
Dr Carlos Simao Ferreira, who coordinates the program at TU Delft, explains that the European Commission only awards the Erasmus Mundus labels to Master’s programmes after a very strict selection process based on the program’s relevance, the employability of graduates, track records of the partners and the participation of industry. Ewem was awarded the prestigious label only this summer, so there has hardly been an opportunity to advertise this new Master’s programme.
Projections foresee a large boom in the wind energy industry in the coming decades. According to the EU’s Directive, renewable energy sources should contribute 35 percent of all power output by 2020. Wind energy is projected to deliver a third of the renewable power generation, or about 10 percent of the European power supply by 2020. Global growth, particularly in China, the US and India, is expected to be even faster. The Ewem aims to educate 120 – 150 graduates a year, covering the top 1 -2 percent demand of Wind Energy Professionals‘, according the programme’s initiators.
An important consequence of the Erasmus Mundus label is the availability of 19 scholarships, covering tuition costs and a monthly allowance. Until now, some 130 students – most of them non-European – have applied for the scholarships. As the application is only open until 1 April 2012, Simao Ferreira urges European BSc students interested in wind energy, and TU students especially, to take notice of this opportunity.
Een held? Nou, zo wil Edwin van den Berg (21), derdejaars maritieme techniek, zich niet noemen. Wel geëngageerd. “Ik handel uit een bepaalde overtuiging en vind het leuk om voor Outsite te werken. En ja, dat is in vergelijking met andere studentenverenigingen maatschappelijker; mijn werk gaat verder dan borrels organiseren.”
Nu is Outsite officieel ook geen studentenvereniging, maar een jongerenvereniging voor iedereen – TU’ers, hbo- en mbo’ers én werkenden – tot 28 jaar. Het is onderdeel van de Delftse Werkgroep Homoseksualiteit (DWH), die zich richt op alle homo’s in Delft en omstreken. “Maar in de praktijk is tachtig procent van onze leden student.” Toch zijn dat er, tussen de duizenden studenten in Delft, omgerekend maar 55. Klinkt alsof daar inderdaad nog een flinke maatschappelijke taak ligt voor Outsite. “We hebben veel meer bezoekers dan die 55 leden”, legt de voorzitter uit. “Logisch, want we zijn de enige homogelegenheid in Delft. Maar niet iedereen wil lid worden en heeft daar zijn eigen redenen voor – ook al is ons ledenbestand geheim.” Tijdens de Owee, waar Outsite altijd actief aan meedoet, loopt het zelfs storm op de sociëteit aan de Lange Geer. “We hebben daar ook wel een naam hoog te houden”, lacht Van den Berg, “alleen al vanwege onze beroemde homobingo. Natuurlijk mogen er best wat stereotypen aan ons kleven, maar mensen moeten weten dat je naar Outsite komt voor de gezelligheid, en echt niet meteen bij je kont gegrepen wordt.”
En mensen komen dus ook. Alleen, ze blijven niet hangen. “Het verloop is groot bij onze vereniging, leden blijven gemiddeld een jaar plakken. Daarna hebben de meesten wel gevonden wat ze zochten: vrienden in de homoscene of een vriendje, en gaan weer verder.” En dat is niet de enige reden, denkt Van den Berg. “Het belangrijkst is misschien nog wel dat de geaardheid het enige is wat de leden van Outsite bindt. We hebben niet per definitie dezelfde interesses. Dat ligt bij de meeste studentenverenigingen anders.”
Hoe is het eigenlijk gesteld met de homo’s, lesbo’s en bi’s in Delft? Op zich goed, vindt Van den Berg. “We worden geaccepteerd, maar er valt tegelijkertijd nog genoeg te behalen. Afgelopen donderdag nog kregen een paar rokers voor de deur van DWH eieren naar hun hoofd gesmeten uit een voorbij rijdende auto.”
Niet voor niets stopt de student tien tot twintig uur per week in zijn vrijwilligerswerk. “Vorig jaar leed mijn studie daar wel onder, ja. Een parttime voorzitterschap is lastiger dan fulltime, omdat je het fulltime niet hoeft te combineren met een studie. Ik wel, en heb ondertussen een nieuwe huisstijl doorgevoerd, nieuwe commissies ingesteld en ik geef ook nog voorlichting op middelbare scholen.” Dat laatste is misschien nog wel zijn meest waardevolle taak. “We geven die lessen aan de derde klas, net wanneer seksuele geaardheid echt een rol begint te spelen. We proberen de kinderen net voor te zijn bij hun coming out; ze goede informatie en ervaringen mee te geven. De meeste scholieren hebben nog nooit een loslopende homo gezien, laat staan dat ze er één hebben gesproken. Het fascineert ze wel, merk ik. En ook al is het heftig – ik sta daar toch met mijn hele hebben en houden –, ik ben al een paar keer door een leraar opgebeld dat leerlingen na mijn les uit de kast waren gekomen.”
Op de TU wordt Van den Berg nauwelijks aangekeken op zijn homoseksualiteit. “Er zijn hooguit mensen die niks tegen me zeggen. Daar word ik echt niet meer warm of koud van. Op bouwkunde lopen de homo’s bij bosjes rond, maar maritieme techniek is nu eenmaal een echte mánnen-mannenwereld. Ook dáárom ben ik lid geworden van Outsite, om mensen te leren kennen in homokringen. Bij maritiem blijf ik toch the only gay in the village.”
www.localheroesdelft.nl
www.dwhdelft.nl/outsite

Comments are closed.