Joost de Groot werd eind november verkozen tot beste docent van de TU Delft. En jawel hoor, pal voor aanvang van dit interview staan er zes studenten in zijn kamer.
Ze willen nagekeken tentamens inkijken en informatie over een opgave voor een ander vak. Studenten kunnen altijd bij hem terecht, zo blijkt.
Hoe beleefde u de dag van de uitverkiezing?
“Ik had geen dankwoord voorbereid, want ik was ervan overtuigd dat ik het niet zou worden. Geen idee waar de jury op zou letten. Er zat bijvoorbeeld één vrouw tussen de acht genomineerden, en drie hoogleraren. En ik ben ‘slechts’ docent. Sommige mensen vinden dat echt ‘slechts’. Ik weet dat dat van hogerhand wel eens gevonden wordt, bijvoorbeeld door beleid om geen docenten meer aan te stellen.”
Bedoelt u dat het college van bestuur liever heeft dat je docent én onderzoeker bent?
“Ja, terwijl ik denk – en nu kan ik dat gemakkelijk zeggen – dat docenten heel goed zijn voor het onderwijs. Docenten gáán voor het onderwijs. Ik wil niet zeggen dat onderzoekers niet voor het onderwijs gaan, maar ze hebben nog een andere taak die ook veel aandacht vraagt.”
Is dit uw droombaan?
“In de brugklas zei ik al dat ik later wiskundeleraar zou worden. (lacht) Dus ja, eigenlijk wel. Wiskunde is het mooiste vak ter wereld, omdat het allemaal klopt wat je vertelt. Wiskunde is heel gestructureerd en toepasbaar op allerlei gebieden. Dat is wat me grijpt aan wiskunde: de logica.”
Studenten schrijven over u: ‘Zijn opbouw voor elk nieuw onderwerp is uitzonderlijk goed. Het is alsof je het zelf ontdekt.’ Wat doet u voor bijzonders?
“In mijn beleving doe ik gewoon wat ik moet doen. In mijn studententijd kon ik grote stukken college niet volgen en ik dacht: waarom vertellen ze dat niet anders? Ik probeer te beginnen met een voorbeeld in Jip-en-Janneketaal. Geen moeilijke woorden. Iedereen kan een stelling uit een boek overschrijven op het bord, maar ik probeer ook uit te leggen waarom het zo is.”
‘Als je niet goed oplette dan had hij altijd een voorraad krijtjes liggen.’ U smijt met krijt?
“Dat gebeurt wel eens (lacht). In de vierde klas lagere school gooide mijn onderwijzer met krijtjes. Als iemand in slaap valt of te druk is, gaat er een krijtje die richting op. Ik smijt niet heel hard. Je geeft even wat adrenaline. Je mist ook wel eens, waardoor je de verkeerde raakt.”
‘Joost is een vertrouwenspersoon voor de meeste studenten.’ Hoe is dat zo gekomen?
“Misschien toen bij wiskunde begeleide zelfstudie werd ingevoerd. Wij hadden behoefte aan een moment waarop eerstejaars studenten vragen konden stellen. We hadden twee uur per week begeleide zelfstudie. Dan bouw je een enorme band met studenten op. Als je die naam eenmaal hebt, houd je die.”
Met welke problemen komen studenten?
“Ik ben het meest geschrokken van studenten die het leven niet meer zagen zitten, die zelfmoordplannen hadden. Twee keer al. Iemand kwam binnen en zei: ik wil zelfmoord plegen. Wat doe je dan? Laat maar praten, dacht ik. Je schrikt je rot. Ik weet niet hoe het nu met ze gaat, maar ze vonden het erg fijn dat ik naar ze wilde luisteren. Wel probeer ik ze altijd door te verwijzen naar de studieadviseur of naar een studentenpsycholoog. Die mensen zijn erin geschoold, ik niet.”
‘Hij is de docent die het meest betrokken is bij onze studievereniging W.I.S.V. ‘Christiaan Huygens’.’ Hoe bent u erelid geworden?
“Ik ben ooit eens mee geweest op een nationale studiereis en naar India. Toen werd ik lid van verdienste en vroeg ik: wat heb ik dan voor verdienste gedaan? De hoofdreden was: de inzet voor de student in het algemeen. Hier beneden zit het Christiaan Huygenshok waar ik wel eens koffie drink en een praatje maak. Volgens hen ben ik de enige die dat doet. En ik ga bijna altijd naar de kwartaallunch. Dat is een echte studentenlunch: druk, lawaai. Ik vind dat leuk. Morgen hebben we de sinterklaaslunch.”
U straalt helemaal.
“Dat zie ik niet. (lacht) Het is gewoon leuk. Er wordt daar met pepernoten gesmeten. Dat doet me denken aan mijn krijtjes natuurlijk. Misschien ben ik zelf nog een student. Ik heb dat in mijn studententijd nooit gedaan, dus ik heb wat in te halen. Nu mag ik mee op studiereis naar Korea en Japan. Voor mij zijn dat de krenten in de pap. Ik vind dat eigenlijk meer waardering dan zo’n prijs.”
U bent lid van de facultaire bsa-commissie die de verzoeken tot vrijstelling van het bindend studieadvies (bsa) beoordeelt. Wat komt u daar zoal tegen?
“Schrijnende dingen. Het is vertrouwelijk, maar studenten die persoonlijke omstandigheden hebben en denken dat ze daardoor hun dertig studiepunten niet hebben kunnen halen. Gescheiden ouders of zieke familieleden of erger.”
Is het moeilijk om dan te oordelen?
“Vaak wel. Soms is het heel duidelijk. Je moet het vertrouwen hebben dat zo’n student in staat is om die studiepunten te halen. Dat is moeilijk te beoordelen. Je wilt iemand niet twee jaar laten rondlopen als het eigenlijk verloren tijd is.”
Het bsa aan de TU Delft is dit jaar verhoogd van dertig naar 45 studiepunten die eerstejaars studenten moeten halen. Vindt u dat een goede zet?
“Ik vind 45 beter dan dertig. Ik denk dat het eerder 42 zou moeten zijn in plaats van dertig. De wiskundeopleiding bestaat uit porties van zes studiepunten dus dan zit je op 42 of 48. In de wandelgangen – ik loop nogal eens bij werktuigbouwkunde door de hal – hoor je studenten zeggen ‘dertig punten: dat is projecten plus dat en dat vak. Dan laat ik wiskunde even zitten.’ Ik denk dat als je een studie aankunt, je driekwart moet kunnen halen.”
Bij de Erasmus Universiteit zijn er goede resultaten met een bsa van zestig. In één jaar hebben meer studenten zestig punten gehaald dan voorheen in twee jaar.
“Bij wiskunde zou dat niet goed zijn. Wiskunde is een stapelvak. Als je in het begin iets mist, dan ben je al snel de kluts kwijt. Ik denk dat je bij bèta-opleidingen al snel een tentamen niet haalt door onvoorziene omstandigheden. Laten we eerst maar eens kijken hoe het met een bsa van 45 gaat. Ik verwacht dat het percentage afvallers misschien iets hoger is, maar niet heel veel. Ik zie dat er wat meer wil is.”
Bij ETH Zürich hebben eerstejaars studenten pas in augustus een examenblok, waarvoor ze tien weken voorbereidingstijd hebben. Als het gemiddelde cijfer voor dit blok te laag is, mogen ze slechts eenmaal herkansen en wel binnen een jaar. Is dit iets voor de TU?
“Ik ben er bang voor dat Nederlandse studenten uitstelgedrag gaan vertonen. Zeker als ze aan het eind van het jaar tien weken hebben. Maar als het daar wel werkt… tja. Ik zou dat systeem eens wat beter moeten bestuderen. Het lijkt mij heel zwaar.”
Studenten in Zürich krijgen elke week huiswerk dat met assistenten wordt besproken in groepjes van twintig. Het is vrij schools.
“Als je studenten aan het werk kunt houden en het niet erg vindt om schools te werken en als je genoeg mensen hebt om alles na te kijken, dan kun je het systeem misschien in de lucht houden. Dan gaat ons slagingspercentage denk ik ook omhoog. Wekelijks individuele begeleiding: dat is heel sterk. Daar geloof ik wel in, maar ja… dat kost ook heel veel.”
Wat vindt u van het wiskundeniveau van eerstejaars?
“Als het goed is, is de formulemanipulatie nu wat beter dan hij was. Want die was echt belabberd. Formulemanipulatie is het kunnen rekenen met letters (x/y + a/b) en dat lag op een zeer laag niveau. Ik wijt dat toch aan de grafische rekenmachine, waar veel mee gedaan wordt. Het was echt niet goed: een half plus een derde was een vijfde. Dat zie je vaak op tentamens. Parate kennis hebben ze weinig. Mijn stelling is: geen grafische rekenmachine bij wiskunde. Bij wiskunde gaat het er juist om hoe je tot het antwoord komt.”
Hebt u tips voor andere docenten?
“Wees jezelf! Schaam je niet. Ik weet nog goed dat ik mijn eerste college ging geven aan de VU. Ik vroeg aan mijn grote voorbeeld of hij nog tips had. Hij zei: doe een jasje aan en stel je voor als meneer De Groot. Ik heb me voorgesteld als meneer De Groot, had geen jasje aan gedaan en in de pauze hoorde ik: ‘Joost…’ Ik zeg: hoe weten jullie dat ik Joost heet? ‘Ja, dat weet iedereen!’ Dat hoeft dus ook niet. Echt gewoon jezelf zijn. En pakkende voorbeelden geven. Verplaats je in de student. Voor eerstejaars studenten moet het een geleidelijke overgang zijn naar de universiteit. En: gebruik een krijtbord. Een whiteboard is vreselijk, zo’n stift is altijd leeg. Alles wat ook maar iets met afleidingen en formules te maken heeft: zet het niet op een sheet, maar laat het ontstaan.
Wat zou u de universiteit willen meegeven?
(lacht luidkeels) “Ik weet wel wat: hang in die zeven zalen waar jullie die geweldige glasplaten hebben aangelegd weer borden op! Oja, ik heb nog wel wat: hou een beetje rekening met de schoolvakanties. Dat is ook iets wat ik heel vervelend vind. Ik heb vier kinderen, maar tegelijk met mijn kinderen op vakantie gaan kan bij wijze van spreken niet. Geen herfstvakantie, geen meivakantie, geen voorjaarsvakantie. Dan moet ik lesgeven. Op 7 of 9 juli zijn de laatste tentamens. Dan heb ik drie weken de tijd om na te kijken, maar op 9 augustus zijn de volgende tentamens weer.”
Hoe lang blijft u nog? Twee beste docenten van voorgaande jaren werken hier niet meer.
“O? Nou dat is mooi dat ik het weet! Ik blijf hier nog zeker een maand. (lacht) Ik ben gehecht aan de TU: aan bepaalde collega’s en aan de studievereniging. Het schept een enorme band als je erelid bent.”

Comments are closed.