Opinie

Mobiel

,,Hij rijdt net weg. Ja, nu pas.”Ik zat tegenover het lichaam van de gehaaste shopper. Haar geest was demonstratief ergens anders: bij haar man.

De netgeklede man met de krant was ook niet echt hier. Die zat mentaal in de puinhopen van Bam. Lezen in de trein. In de bus. Elke keer dezelfde bladzijde in de wachtkamer voor dat kleine poliklinisch ingreepje waarover je zo lang hebt getwijfeld. Eigenlijk is het boek de voorouder van de mobiele telefoon. Het boek is een sociaal condoom.

Ik las altijd in de trein. Een vriend van mij zei over treinlezers: ,,Als je ze aanspreekt, dan kijken ze je ongelofelijk vuil aan.” Zo iemand was ik. Hij was het soort dat veel reist en na thuiskomst een vloer vol slaapzakken met Chilenen heeft. Ik was het soort dat las. Tot die ene dag.

,,Hai. Weet jij of deze in Leiden stopt?”

Blonde jongen. Standaard studentenkop. Ik knikte, en boog weer over mijn boek.

,,Goeie SF.” Hij knikte naar mijn pocket. Aha. Het gesprekstype. Toen dacht ik plots iets vernieuwends.

,,Misschien is hij wel heel normaal!” dacht ik. ,,Misschien is het helemaal geen neuroot op zoek naar vrouwen. Wie weet hoe mijn leven kan veranderen als ik me eens open stel.” Hij heette Tempura, en deed nu iets met computers. De week daarna zochten we elkaar regelmatig op. Hij had een raamloze kamer waarin de printers tot het plafond waren gestapeld en had het nooit over vrienden. Na een tijdje vond ik hem eigenlijk ook een beetje benauwend worden. Daar kon hij niet tegen. Hij sloeg me een blauw oog.

Toen hij weg was deed ik voorzichtig navraag bij huisgenoten. ,,Oh, Tempura”, was het. ,,Die heeft ooit een professor tegen de vlakte geslagen omdat hij het niet eens was over zijn cijfer. En die naam heeft hij zelf verzonnen.” Toen wist ik het. Ik had een mobiele telefoon moeten hebben.

,,Hij rijdt net weg. Ja, nu pas.”

Ik zat tegenover het lichaam van de gehaaste shopper. Haar geest was demonstratief ergens anders: bij haar man. De netgeklede man met de krant was ook niet echt hier. Die zat mentaal in de puinhopen van Bam. Lezen in de trein. In de bus. Elke keer dezelfde bladzijde in de wachtkamer voor dat kleine poliklinisch ingreepje waarover je zo lang hebt getwijfeld. Eigenlijk is het boek de voorouder van de mobiele telefoon. Het boek is een sociaal condoom.

Ik las altijd in de trein. Een vriend van mij zei over treinlezers: ,,Als je ze aanspreekt, dan kijken ze je ongelofelijk vuil aan.” Zo iemand was ik. Hij was het soort dat veel reist en na thuiskomst een vloer vol slaapzakken met Chilenen heeft. Ik was het soort dat las. Tot die ene dag.

,,Hai. Weet jij of deze in Leiden stopt?”

Blonde jongen. Standaard studentenkop. Ik knikte, en boog weer over mijn boek.

,,Goeie SF.” Hij knikte naar mijn pocket. Aha. Het gesprekstype. Toen dacht ik plots iets vernieuwends.

,,Misschien is hij wel heel normaal!” dacht ik. ,,Misschien is het helemaal geen neuroot op zoek naar vrouwen. Wie weet hoe mijn leven kan veranderen als ik me eens open stel.” Hij heette Tempura, en deed nu iets met computers. De week daarna zochten we elkaar regelmatig op. Hij had een raamloze kamer waarin de printers tot het plafond waren gestapeld en had het nooit over vrienden. Na een tijdje vond ik hem eigenlijk ook een beetje benauwend worden. Daar kon hij niet tegen. Hij sloeg me een blauw oog.

Toen hij weg was deed ik voorzichtig navraag bij huisgenoten. ,,Oh, Tempura”, was het. ,,Die heeft ooit een professor tegen de vlakte geslagen omdat hij het niet eens was over zijn cijfer. En die naam heeft hij zelf verzonnen.” Toen wist ik het. Ik had een mobiele telefoon moeten hebben.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.