KROONENBERG . . .’Delft: veel mannen, weinig keus’, had Loesje aangeplakt, toen ik op een van mijn eerste werkdagen aan de TU van het station naar het Mijnbouwgebouw liep.
Wat zou ze daar nu mee bedoelen, vroeg ik mij af. Nu, na zes jaar meen ik het ongeveer te begrijpen. Er lopen hier in Delft toch wel heel veel van die waterbuffels rond met te brede kaken, te veel biervet en een te luide stem. Van die oerlelijke koppen met de motoriek van een drijfstang en met hetzelfde roodgeblokte overhemd als de werklui die in een sleuf in de straat de telefoonkabels staan te vervangen. Delftse studenten, kortom. Daar viel Loesje zeker niet op.
Voor mij was Delft ook een cultuurschok. Opeens bevond ik mij te midden van kerels die met grote stappen over de tafels heenliepen om de feuten te leren stiefels bier te drinken. Die de feuten naakt in kelders lieten dansen, met wapperend klokkenspel. Die bij excursies in de bus hun blote kont tegen het raam drukten om hun minachting voor de buitenwereld te etaleren. Dat had ik sinds mijn eigen Amsterdamse corpstijd dertig jaar geleden niet meer meegemaakt. En ook grondig verdrongen, want zo leuk vond ik het niet om kaalgeschoren met een papieren boordje om mijn nek in een rij als tuinstoelen ineengeschoven feuten urenlang op de grond te zitten zoemen. Of onderaan de trap in een plas bier te moeten zitten wachten op de gele stroom die van boven af langs de vaste leuning precies tot in mijn nek werd geleid. Was het bier, was het pis? Dat ik dat toen gelaten over mij heen heb laten komen verbijstert mij nu achteraf. En nog meer dat het hier in Delft kennelijk nog steeds bestaat, al zijn de scherpste kantjes er met de toename van het aantal meisjesstudenten wel van afgegaan.
Ik dacht dat ik wist wat ingenieurs waren. Ik had in Wageningen veertien jaar lesgegeven aan toekomstige landbouwingenieurs, vriendelijke types met pluizige baardjes of soepjurken die vol idealisme kleine boeren in de ontwikkelingslanden wilden helpen of op onbespoten aardappelen wilden promoveren. Die voor boeren werden uitgescholden als we tijdens geologische excursies groepen studenten van andere universiteiten tegenkwamen. En inderdaad niet zelden van boerenafkomst waren.
Maar Delftse ingenieurs zijn ook in andere opzichten anders. Dat zijn mensen die als ze zich vervelen tijdens vergaderingen voor hun lol allerlei ingewikkelde formules in de kantlijn van hun stukken doedelen, in plaats van mooie letters, rare woorden, niet-bestaande eilanden of fractale geometrische figuren zoals ik. En die zelfs voor de zijnsvragen van het leven nog wel een model weten te bedenken. Veel van die studenten zijn zó slim dat ze na hun afstuderen straks overal terecht kunnen. En dan kiezen ze niet voor de wetenschap of voor een overheidsbaantje zoals de meeste Wageningers, maar voor topfuncties in het bedrijfsleven. Ook vaak als paps en mams trouwens. Het zijn de toekomstige captains of industry, en daarvan heb ik er in Wageningen maar weinig meegemaakt. Jíj hebt misschien weinig keus, Loesje, maar zíj hebben keus genoeg.
Prof.dr. S.B. Kroonenberg is hoogleraar geologie aan de TU Delft.
KROONENBERG . . .
‘Delft: veel mannen, weinig keus’, had Loesje aangeplakt, toen ik op een van mijn eerste werkdagen aan de TU van het station naar het Mijnbouwgebouw liep. Wat zou ze daar nu mee bedoelen, vroeg ik mij af. Nu, na zes jaar meen ik het ongeveer te begrijpen. Er lopen hier in Delft toch wel heel veel van die waterbuffels rond met te brede kaken, te veel biervet en een te luide stem. Van die oerlelijke koppen met de motoriek van een drijfstang en met hetzelfde roodgeblokte overhemd als de werklui die in een sleuf in de straat de telefoonkabels staan te vervangen. Delftse studenten, kortom. Daar viel Loesje zeker niet op.
Voor mij was Delft ook een cultuurschok. Opeens bevond ik mij te midden van kerels die met grote stappen over de tafels heenliepen om de feuten te leren stiefels bier te drinken. Die de feuten naakt in kelders lieten dansen, met wapperend klokkenspel. Die bij excursies in de bus hun blote kont tegen het raam drukten om hun minachting voor de buitenwereld te etaleren. Dat had ik sinds mijn eigen Amsterdamse corpstijd dertig jaar geleden niet meer meegemaakt. En ook grondig verdrongen, want zo leuk vond ik het niet om kaalgeschoren met een papieren boordje om mijn nek in een rij als tuinstoelen ineengeschoven feuten urenlang op de grond te zitten zoemen. Of onderaan de trap in een plas bier te moeten zitten wachten op de gele stroom die van boven af langs de vaste leuning precies tot in mijn nek werd geleid. Was het bier, was het pis? Dat ik dat toen gelaten over mij heen heb laten komen verbijstert mij nu achteraf. En nog meer dat het hier in Delft kennelijk nog steeds bestaat, al zijn de scherpste kantjes er met de toename van het aantal meisjesstudenten wel van afgegaan.
Ik dacht dat ik wist wat ingenieurs waren. Ik had in Wageningen veertien jaar lesgegeven aan toekomstige landbouwingenieurs, vriendelijke types met pluizige baardjes of soepjurken die vol idealisme kleine boeren in de ontwikkelingslanden wilden helpen of op onbespoten aardappelen wilden promoveren. Die voor boeren werden uitgescholden als we tijdens geologische excursies groepen studenten van andere universiteiten tegenkwamen. En inderdaad niet zelden van boerenafkomst waren.
Maar Delftse ingenieurs zijn ook in andere opzichten anders. Dat zijn mensen die als ze zich vervelen tijdens vergaderingen voor hun lol allerlei ingewikkelde formules in de kantlijn van hun stukken doedelen, in plaats van mooie letters, rare woorden, niet-bestaande eilanden of fractale geometrische figuren zoals ik. En die zelfs voor de zijnsvragen van het leven nog wel een model weten te bedenken. Veel van die studenten zijn zó slim dat ze na hun afstuderen straks overal terecht kunnen. En dan kiezen ze niet voor de wetenschap of voor een overheidsbaantje zoals de meeste Wageningers, maar voor topfuncties in het bedrijfsleven. Ook vaak als paps en mams trouwens. Het zijn de toekomstige captains of industry, en daarvan heb ik er in Wageningen maar weinig meegemaakt. Jíj hebt misschien weinig keus, Loesje, maar zíj hebben keus genoeg.
Prof.dr. S.B. Kroonenberg is hoogleraar geologie aan de TU Delft.
Comments are closed.