Opinie

Topmaster

In het artikel van Thijs den Otter ‘De poldervariant van de topmaster’ in Delta 5 gaat het over de behandeling van het wetsvoorstel ‘bachelor-masterstelsel’ in de Tweede Kamer.

Hierin wordt gesteld dat de Tweede Kamer ‘een geplaveide weg naar de topmasters wil voor iedere student’.

Deze toch op zijn minst wat tendentieuze weergave gaat voorbij aan het feit dat er ook in de visie van de kamermeerderheid wel degelijk moeite gedaan moet worden door studenten. Immers, een student moet zijn bachelors (en daarmee dus zijn vakken) gehaald hebben voordat hij aan de masters mag beginnen.

Daarnaast wordt gesteld dat er sinds jaar en dag al geselecteerd wordt op cijfers. Dit is echter onjuist. Cijfers spelen alleen indirect een belangrijke rol, zoals bijvoorbeeld bij de toegang tot de TU vanuit het vwo. Dit gebeurt op basis van het vwo-diploma en niet op basis van de hoogte van de afzonderlijke eindexamencijfers. Het behalen van een vak op zichzelf is voldoende. Een voldoende wordt niet voor niets een voldoende genoemd.

Voor het succesvol afronden van een (top)masters zijn ook andere zaken dan cijfers van belang. Denk bijvoorbeeld aan motivatie of inzet. Een ‘zesjesstudent’ met een grote inzet kan veel beter tot zijn recht komen dan iemand die besluit dat hij eigenlijk, zonder motivatie, maar ‘omdat hij de cijfers toch had’ een topmasters wil volgen. Ook kennisniveau en vaardigheden zijn zeer belangrijk. Cijfers alléén geven geen volledig beeld van de capaciteiten van een student.

Er wordt gesteld dat de Tweede Kamer de invoering van het nieuwe stelsel frustreert en daarmee het hoger onderwijs een slechte dienst bewijst. Het tegenovergestelde lijkt mij eerder waar. Immers, het verlenen van het predikaat ’topmasters’ aan de ene opleiding betekent automatisch dat de andere opleidingen van mindere kwaliteit zijn. De beste docenten zullen voor de topmasters ingezet worden terwijl de slechtere in de ‘gewone’ masters doceren. Invoeren van topmasters betekent dus automatisch een devaluatie van de andere opleidingen. Dit lijkt mij voor de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs funest. Er zal steeds meer geld in de topmasters gestopt worden in plaats van in de gewone masters.

Een ander netelig punt van de topmasters zijn de kosten. Minister Hermans wilde de verhoogde kwaliteit ten dele bekostigen uit een hoger collegegeld. Hiernaast zou ook het bedrijfsleven een bijdrage kunnen leveren. Differentiatie in collegegeld en inhoudelijke inmenging van bedrijven in het onderwijs zijn echter onacceptabel. Het mag nooit zo zijn dat een student met veel capaciteiten niet kan gaan studeren omdat zijn ouders niet draagkrachtig genoeg zijn. Ook moet voorkomen worden dat studenten alleen stof gepresenteerd krijgen van bedrijven die hun opleiding sponsoren. Daarom is het goed dat de Tweede Kamer besloten heeft gedifferentieerd collegegeld uit het wetsvoorstel te schrappen.

.aut Jordy Molle, AAG-Studentenraad

In het artikel van Thijs den Otter ‘De poldervariant van de topmaster’ in Delta 5 gaat het over de behandeling van het wetsvoorstel ‘bachelor-masterstelsel’ in de Tweede Kamer. Hierin wordt gesteld dat de Tweede Kamer ‘een geplaveide weg naar de topmasters wil voor iedere student’.

Deze toch op zijn minst wat tendentieuze weergave gaat voorbij aan het feit dat er ook in de visie van de kamermeerderheid wel degelijk moeite gedaan moet worden door studenten. Immers, een student moet zijn bachelors (en daarmee dus zijn vakken) gehaald hebben voordat hij aan de masters mag beginnen.

Daarnaast wordt gesteld dat er sinds jaar en dag al geselecteerd wordt op cijfers. Dit is echter onjuist. Cijfers spelen alleen indirect een belangrijke rol, zoals bijvoorbeeld bij de toegang tot de TU vanuit het vwo. Dit gebeurt op basis van het vwo-diploma en niet op basis van de hoogte van de afzonderlijke eindexamencijfers. Het behalen van een vak op zichzelf is voldoende. Een voldoende wordt niet voor niets een voldoende genoemd.

Voor het succesvol afronden van een (top)masters zijn ook andere zaken dan cijfers van belang. Denk bijvoorbeeld aan motivatie of inzet. Een ‘zesjesstudent’ met een grote inzet kan veel beter tot zijn recht komen dan iemand die besluit dat hij eigenlijk, zonder motivatie, maar ‘omdat hij de cijfers toch had’ een topmasters wil volgen. Ook kennisniveau en vaardigheden zijn zeer belangrijk. Cijfers alléén geven geen volledig beeld van de capaciteiten van een student.

Er wordt gesteld dat de Tweede Kamer de invoering van het nieuwe stelsel frustreert en daarmee het hoger onderwijs een slechte dienst bewijst. Het tegenovergestelde lijkt mij eerder waar. Immers, het verlenen van het predikaat ’topmasters’ aan de ene opleiding betekent automatisch dat de andere opleidingen van mindere kwaliteit zijn. De beste docenten zullen voor de topmasters ingezet worden terwijl de slechtere in de ‘gewone’ masters doceren. Invoeren van topmasters betekent dus automatisch een devaluatie van de andere opleidingen. Dit lijkt mij voor de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs funest. Er zal steeds meer geld in de topmasters gestopt worden in plaats van in de gewone masters.

Een ander netelig punt van de topmasters zijn de kosten. Minister Hermans wilde de verhoogde kwaliteit ten dele bekostigen uit een hoger collegegeld. Hiernaast zou ook het bedrijfsleven een bijdrage kunnen leveren. Differentiatie in collegegeld en inhoudelijke inmenging van bedrijven in het onderwijs zijn echter onacceptabel. Het mag nooit zo zijn dat een student met veel capaciteiten niet kan gaan studeren omdat zijn ouders niet draagkrachtig genoeg zijn. Ook moet voorkomen worden dat studenten alleen stof gepresenteerd krijgen van bedrijven die hun opleiding sponsoren. Daarom is het goed dat de Tweede Kamer besloten heeft gedifferentieerd collegegeld uit het wetsvoorstel te schrappen.

.aut Jordy Molle, AAG-Studentenraad

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.