Campus

‘Van jongs af aan overtuigd atheïst’

Hoe denken ze over wetenschap, religie, over het leven? Laatste in een serie portretten van Delftse hoogleraren die verder kijken dan de grenzen van hun vakgebied. Prof.ir. G. Honderd is sinds 1980 hoogleraar regeltechniek bij Elektrotechniek.

,,Van jongs af aan ben ik overtuigd atheïst. Daarom ben ik al veertig jaar heel bewust lid van het Humanistisch Verbond. Humanisten denken onderling over veel dingen niet hetzelfde, maar er is één bindend element: het verwerpen van een godsidee.

De wereld werkt mijns inziens volgens causale wetten, er is dus geen hogere macht die ingrijpt. Wij kunnen die causale relaties ontdekken, en met die kennis zelf onze situatie veranderen. Wij, en niet God, maken de wereld. Wij zijn dus ook zelf verantwoordelijk.

Dat alles causaal werkt, wil niet zeggen dat we alles om ons heen snappen. Er zullen altijd veel onzekerheden blijven. Maar dat heeft niets te maken met krachten van hogerhand. In plaats van een religie aan te gaan hangen, houd ik het antwoord op zulke raadsels liever open. Daar kan ik goed mee leven. En ik probeer er achter te komen hoe het wél werkt.

Dit klinkt hier nu allemaal heel gewoon. Nuchter of rationeel denken is in Nederland zeer ingeburgerd geraakt. Maar in landen als de Verenigde Staten is dat nog helemaal niet het geval. In discussies komt men daar veel sneller dan hier met religieuze argumenten aanzetten. Ook in Nederland was er veertig jaar geleden weinig ruimte voor atheïsten. Van 1954 tot 1956 zat ik in militaire dienst. Er was een protestants en een katholiek militair tehuis. Voor mij was er niets. Je was namelijk niks, zoals ze dat noemden. Maar je was natuurlijk wel degelijk wat: humanist.

In die tijd leerde ik mijn latere vrouw kennen. Zij was van Hervormde huize, waardoor ik bij haar thuis lange discussies voerde over godsdienst en atheïsme. Ik realiseerde me toen dat het belangrijk is lid te worden van de club waar je thuis hoort. Daarom stapte ik toen naar het Humanistisch Verbond. Ik ging actief meedoen aan discussieavonden in de buurt, en werd later voor studenten in Delft contactpersoon voor het Verbond.

Het humanisme heeft altijd een sterk ethische kant gehad. Ik geloof in een duidelijk onderscheid tussen goed en kwaad. Dat staat niet in een of ander boek, maar dat onderscheid kan de mens door middel van zijn rede zelf maken. De grondbeginselen van ethiek zijn daarom universeel, denk ik. Dat blijkt er alleen al uit dat we het over ethische vragen bijna altijd met elkaar eens zijn. Iedereen weet dat het principieel discrimineren op huidskleur zoals in Zuid-Afrika gebeurde, beneden de menselijke waardigheid is. Ook misdadigers ervaren zo’n onderscheid tussen goed en kwaad.”
Communisten

,,Mijn denkbeelden zijn sterk bepaald door mijn jeugd in Amsterdam. Een heel kosmopolitische stad, waar mensen elkaarveel makkelijker accepteren dan elders, en elkaar veel eerder aanspreken. Nog altijd heb ik een grote liefde voor die stad.

Ik ben opgegroeid in de Spaarndammerbuurt, een sterk communistische wijk met veel havenarbeiders. Mijn vader was chef elektricien bij de Stoommeelfabriek Holland, en actief lid van de vakbond NVV, de latere FNV. Daarnaast was hij lid van de SDAP, de huidige PvdA. In die periode bestond er ook een communistische vakcentrale – de EVC – waar de meerderheid van de arbeiders van de meelfabriek lid van was.

Op een gegeven moment gingen de leden van de EVC in staking. Maar er was nog helemaal niet onderhandeld met de directie, daarom deed de NVV niet mee. Het gevolg was dat wij in de wijk met de rug werden aangekeken. We waren stakingsbrekers, volgens de communisten. Op straat werden we daarom gevolgd. Als mijn moeder boodschappen ging doen, liepen de communisten scheldend achter haar aan. Maar zij draaide zich om en ging gewoon in discussie met die mannen. Je moet durf hebben om dat te doen.

Onze buren waren katholiek. Doordat wij ruzie hadden met de communisten tijdens die staking, kwamen ze ons ineens als vrienden brood en chocolade brengen. Maar dat was natuurlijk wel het laatste wat wij wilden.

Waarom komen jullie dat brengen, vroegen we? Ze antwoordden: omdat jullie het goed doen, de pastoor heeft het zelf gezegd. Hoe bestaat het, dachten wij als vrijdenkers. Ga toch zelf eens denken, riepen we. Ik vond het ongelofelijk dat die mensen klakkeloos aanvaardden wat de pastoor zei. Er waren in feite twee religies in onze Amsterdamse wijk. De kerk van Rome en de kerk van Stalin. De overeenkomst was dat ze beide niet nadachten.

Ik heb met eigen ogen gezien hoe de roomskatholieke kerk mensen klein houdt. De katholieken in de wijk woonden vaak met elf kinderen in een twee- of driekamerwoning. En de pastoor kwam geregeld kijken of er al weer een kind bij kwam.

In ons gezin leerden we dat we zelf na moesten denken. Dat we onze verantwoordelijkheid niet af mochten wentelen, zoals de katholieken deden. ‘Mens durf te leven’, dat was in die tijd een van de bekendste liedjes van conferencier Dirk Witte. Het was ons lijflied, ons volkslied. Wees op je vierkante meter een vorst. Maar dat vereist een durf. Je moet ervoor uitkomen wat je vindt. Die houding belijd ik nog steeds. ”
Paars

,,Na de hts en mijn diensttijd ben ik in Delft elektrotechniek gaan studeren. In 1960 studeerde ik af en kreeg een baan bij de faculteit. Ik was er een van de eersten die niet tot een kerk behoorden, want elektrotechniek was in die tijd een sterk bolwerk van de gereformeerde kerk. De studentenrevolutie eind zestiger jaren vond ik daarom prima. Ik stond volledig achter de studenten; ik deelde dezelfde maatschappijvisie met hen, hoewel er uitwassen waren.

Maar ik moet toegeven dat mijn politieke standpunten sindsdien enigszins zijn veranderd. Ik ben niet meer de socialist van vroeger, maar stem D66. Met het paarse kabinet ben ik dus buitengewoon blij. Eindelijk worden maatregelen op regeringsniveau niet meer genomen vanuit een religieuze overtuiging. Maar wat heeft het lang geduurd.

Individuele vrijheid is voor mij het belangrijkst geworden. De overheid moet alles zo veel mogelijk vrij laten, tenzij bewezen is dat het nadelig is voor anderen. Op dat gebied moet nog veel gebeuren. Waarom is er bijvoorbeeld nog altijd voorgeschreven dat ik maar 36 uur per week mag werken? Waarom moet ik binnenkort weg omdat ik 65 word? Dat is toch heel discriminerend.

Op religieus gebied ben ik in de loop der jaren wat relativerender geworden. Vroeger was ik de vrijdenker bij uitstek. Religie vond ik volstrekt ridicuul. Nu ben ik meer agnost geworden. Zelf ben ik nog steeds niet religieus, maar ik heb er geen enkele moeite mee als een ander dat wel is. Tenzij die ander natuurlijk mijn vrijheid belemmert.

Die overgang komt onder andere doordat ik voor mijn werk veel reizen gemaakt heb en veel andere culturen heb gezien. Dat was heel boeiend. Je komt in aanraking met mensen die volstrekt anders denken. Daardoor leer je relativeren, en word je toleranter. Het belangrijkste is dat we elkaar niet onze persoonlijke manier van denken op gaan leggen: democratie en vrijheid van meningsuiting.

Ik heb geprobeerd met die culturen in discussie te gaan. Om een beter begrip voor elkaar te krijgen, en elkaar gemakkelijker te accepteren. Maar contact met mensen met heel verschillende ideeën blijft een beetje een ideaal hoor. We leven in feite in een andere wereld.

Er zijn bijvoorbeeld mensen die geloven in magische geneeskrachten. Ik begrijp daar niets van, maar ik heb er wel alle begrip voor. Want tegen waarheid ben ik anders aan gaan kijken. Wat waar is, is een persoonlijke kwestie, een kwestie van interpretatie. Zo is het bestaan van God voor mij onwaar. Maar voor een ander kan het best waar zijn. Laten we dat volledig respecteren en proberen het zo goed mogelijk met elkaar te vinden op dit kleine planeetje.”

Mensch durf te leven was ons lijflied’

,,Van jongs af aan ben ik overtuigd atheïst. Daarom ben ik al veertig jaar heel bewust lid van het Humanistisch Verbond. Humanisten denken onderling over veel dingen niet hetzelfde, maar er is één bindend element: het verwerpen van een godsidee.

De wereld werkt mijns inziens volgens causale wetten, er is dus geen hogere macht die ingrijpt. Wij kunnen die causale relaties ontdekken, en met die kennis zelf onze situatie veranderen. Wij, en niet God, maken de wereld. Wij zijn dus ook zelf verantwoordelijk.

Dat alles causaal werkt, wil niet zeggen dat we alles om ons heen snappen. Er zullen altijd veel onzekerheden blijven. Maar dat heeft niets te maken met krachten van hogerhand. In plaats van een religie aan te gaan hangen, houd ik het antwoord op zulke raadsels liever open. Daar kan ik goed mee leven. En ik probeer er achter te komen hoe het wél werkt.

Dit klinkt hier nu allemaal heel gewoon. Nuchter of rationeel denken is in Nederland zeer ingeburgerd geraakt. Maar in landen als de Verenigde Staten is dat nog helemaal niet het geval. In discussies komt men daar veel sneller dan hier met religieuze argumenten aanzetten. Ook in Nederland was er veertig jaar geleden weinig ruimte voor atheïsten. Van 1954 tot 1956 zat ik in militaire dienst. Er was een protestants en een katholiek militair tehuis. Voor mij was er niets. Je was namelijk niks, zoals ze dat noemden. Maar je was natuurlijk wel degelijk wat: humanist.

In die tijd leerde ik mijn latere vrouw kennen. Zij was van Hervormde huize, waardoor ik bij haar thuis lange discussies voerde over godsdienst en atheïsme. Ik realiseerde me toen dat het belangrijk is lid te worden van de club waar je thuis hoort. Daarom stapte ik toen naar het Humanistisch Verbond. Ik ging actief meedoen aan discussieavonden in de buurt, en werd later voor studenten in Delft contactpersoon voor het Verbond.

Het humanisme heeft altijd een sterk ethische kant gehad. Ik geloof in een duidelijk onderscheid tussen goed en kwaad. Dat staat niet in een of ander boek, maar dat onderscheid kan de mens door middel van zijn rede zelf maken. De grondbeginselen van ethiek zijn daarom universeel, denk ik. Dat blijkt er alleen al uit dat we het over ethische vragen bijna altijd met elkaar eens zijn. Iedereen weet dat het principieel discrimineren op huidskleur zoals in Zuid-Afrika gebeurde, beneden de menselijke waardigheid is. Ook misdadigers ervaren zo’n onderscheid tussen goed en kwaad.”
Communisten

,,Mijn denkbeelden zijn sterk bepaald door mijn jeugd in Amsterdam. Een heel kosmopolitische stad, waar mensen elkaarveel makkelijker accepteren dan elders, en elkaar veel eerder aanspreken. Nog altijd heb ik een grote liefde voor die stad.

Ik ben opgegroeid in de Spaarndammerbuurt, een sterk communistische wijk met veel havenarbeiders. Mijn vader was chef elektricien bij de Stoommeelfabriek Holland, en actief lid van de vakbond NVV, de latere FNV. Daarnaast was hij lid van de SDAP, de huidige PvdA. In die periode bestond er ook een communistische vakcentrale – de EVC – waar de meerderheid van de arbeiders van de meelfabriek lid van was.

Op een gegeven moment gingen de leden van de EVC in staking. Maar er was nog helemaal niet onderhandeld met de directie, daarom deed de NVV niet mee. Het gevolg was dat wij in de wijk met de rug werden aangekeken. We waren stakingsbrekers, volgens de communisten. Op straat werden we daarom gevolgd. Als mijn moeder boodschappen ging doen, liepen de communisten scheldend achter haar aan. Maar zij draaide zich om en ging gewoon in discussie met die mannen. Je moet durf hebben om dat te doen.

Onze buren waren katholiek. Doordat wij ruzie hadden met de communisten tijdens die staking, kwamen ze ons ineens als vrienden brood en chocolade brengen. Maar dat was natuurlijk wel het laatste wat wij wilden.

Waarom komen jullie dat brengen, vroegen we? Ze antwoordden: omdat jullie het goed doen, de pastoor heeft het zelf gezegd. Hoe bestaat het, dachten wij als vrijdenkers. Ga toch zelf eens denken, riepen we. Ik vond het ongelofelijk dat die mensen klakkeloos aanvaardden wat de pastoor zei. Er waren in feite twee religies in onze Amsterdamse wijk. De kerk van Rome en de kerk van Stalin. De overeenkomst was dat ze beide niet nadachten.

Ik heb met eigen ogen gezien hoe de roomskatholieke kerk mensen klein houdt. De katholieken in de wijk woonden vaak met elf kinderen in een twee- of driekamerwoning. En de pastoor kwam geregeld kijken of er al weer een kind bij kwam.

In ons gezin leerden we dat we zelf na moesten denken. Dat we onze verantwoordelijkheid niet af mochten wentelen, zoals de katholieken deden. ‘Mens durf te leven’, dat was in die tijd een van de bekendste liedjes van conferencier Dirk Witte. Het was ons lijflied, ons volkslied. Wees op je vierkante meter een vorst. Maar dat vereist een durf. Je moet ervoor uitkomen wat je vindt. Die houding belijd ik nog steeds. ”
Paars

,,Na de hts en mijn diensttijd ben ik in Delft elektrotechniek gaan studeren. In 1960 studeerde ik af en kreeg een baan bij de faculteit. Ik was er een van de eersten die niet tot een kerk behoorden, want elektrotechniek was in die tijd een sterk bolwerk van de gereformeerde kerk. De studentenrevolutie eind zestiger jaren vond ik daarom prima. Ik stond volledig achter de studenten; ik deelde dezelfde maatschappijvisie met hen, hoewel er uitwassen waren.

Maar ik moet toegeven dat mijn politieke standpunten sindsdien enigszins zijn veranderd. Ik ben niet meer de socialist van vroeger, maar stem D66. Met het paarse kabinet ben ik dus buitengewoon blij. Eindelijk worden maatregelen op regeringsniveau niet meer genomen vanuit een religieuze overtuiging. Maar wat heeft het lang geduurd.

Individuele vrijheid is voor mij het belangrijkst geworden. De overheid moet alles zo veel mogelijk vrij laten, tenzij bewezen is dat het nadelig is voor anderen. Op dat gebied moet nog veel gebeuren. Waarom is er bijvoorbeeld nog altijd voorgeschreven dat ik maar 36 uur per week mag werken? Waarom moet ik binnenkort weg omdat ik 65 word? Dat is toch heel discriminerend.

Op religieus gebied ben ik in de loop der jaren wat relativerender geworden. Vroeger was ik de vrijdenker bij uitstek. Religie vond ik volstrekt ridicuul. Nu ben ik meer agnost geworden. Zelf ben ik nog steeds niet religieus, maar ik heb er geen enkele moeite mee als een ander dat wel is. Tenzij die ander natuurlijk mijn vrijheid belemmert.

Die overgang komt onder andere doordat ik voor mijn werk veel reizen gemaakt heb en veel andere culturen heb gezien. Dat was heel boeiend. Je komt in aanraking met mensen die volstrekt anders denken. Daardoor leer je relativeren, en word je toleranter. Het belangrijkste is dat we elkaar niet onze persoonlijke manier van denken op gaan leggen: democratie en vrijheid van meningsuiting.

Ik heb geprobeerd met die culturen in discussie te gaan. Om een beter begrip voor elkaar te krijgen, en elkaar gemakkelijker te accepteren. Maar contact met mensen met heel verschillende ideeën blijft een beetje een ideaal hoor. We leven in feite in een andere wereld.

Er zijn bijvoorbeeld mensen die geloven in magische geneeskrachten. Ik begrijp daar niets van, maar ik heb er wel alle begrip voor. Want tegen waarheid ben ik anders aan gaan kijken. Wat waar is, is een persoonlijke kwestie, een kwestie van interpretatie. Zo is het bestaan van God voor mij onwaar. Maar voor een ander kan het best waar zijn. Laten we dat volledig respecteren en proberen het zo goed mogelijk met elkaar te vinden op dit kleine planeetje.”

Mensch durf te leven was ons lijflied’

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.