Het gebeurt voor je ogen, en toch weet je niet wat er gebeurt. Ineens zijn alle mussen uit de stad verdwenen, en niemand weet hoe het komt. Alle economische indicatoren staan op groei, en ineens zakt de beurs met donderend geraas in elkaar.
Vijf jaar later weten de economen nog steeds niet wat de oorzaak was.
Net zo gaat het met de toeloop van eerstejaarsstudenten. Al jaren daalt de belangstelling van schoolverlaters voor de bètavakken, maar niemand weet waarom. Universiteiten en opleidingen doffen zich koket op om aantrekkelijk te zijn voor de toekomstige eerstejaars. Ze overstelpen de arme eindexamenkandidaten en hun docenten met stapels brochures, folders, cd-roms, ze lokken hen met Laptops und Lederhosen en ze slepen ze mee op survival tochten en dure expedities. Er worden nieuwe, sexy studierichtingen bedacht, maar daardoor verleggen de opdrogende studentenstromen zich alleen van de ene bedding naar de andere. Niets helpt, en dat betekent dat we de oorzaak nog steeds niet hebben gevonden.
Misschien zit er wel een soort varkenscyclus in de kenniseconomie. Als de conjunctuur daalt ontstaan er overschotten op de arbeidsmarkt. Schoolverlaters vinden moeilijk werk, en gaan liever nog een paar jaar studeren. Eenmaal afgestudeerd blijken er nog steeds weinig banen te zijn. Briljante afgestudeerden gaan voor weinig geld werken bij bedrijven. Door de instroom van veel goedkoop talent krijgen de bedrijven veel goede ideeën, nieuwe producten worden ontwikkeld. Daardoor stijgt de conjunctuur, de arbeidsmarkt wordt krapper, schoolverlaters ruiken geld en gaan direct werken bij de bedrijven zonder te studeren. Daardoor worden de bedrijven steeds dommer, ze krijgen minder ideeën, verdienen minder geld, en de conjunctuur daalt weer.
Wat moet de overheid doen om die cyclus te doorbreken? Simpelweg het marktprincipe volgen. Als de arbeidsmarkt slecht is willen studenten graag studeren, dan moeten ze daar ook collegegeld voor betalen. Maar als de arbeidsmarkt overspannen is, moet de overheid studenten betalen om te gaan studeren, uiteraard na een stevige selectie. Dat is in het belang van de kenniseconomie.Voor het studiegeld dat studenten van de overheid ontvangen mag je verlangen dat ze vanaf het eerste jaar meedraaien in het universitaire onderzoek. Ook nu al heeft tachtig procent van hen een bijbaan, maar meestal niet op hun niveau. Daar zitten ze alleen lager opgeleiden in de weg.
Het domste wat je kan doen is datgene wat de VSNU nu voorstelt: bredere, minder specialistische opleidingen te maken. Afgestudeerden van zulke brede richtingen hebben onvoldoende geleerd zich in één onderwerp vast te bijten en dat tot op de bodem uit te zoeken. Ze zijn goed in oppervlakkige borrelpraat, maar slecht in wetenschappelijke diepgang. Dan krijgen bedrijven domme dure afgestudeerden, en de kenniseconomie komt krakend tot stilstand. Tenzij de conjunctuur natuurlijk ineens weer omslaat. Je weet maar nooit.
Het gebeurt voor je ogen, en toch weet je niet wat er gebeurt. Ineens zijn alle mussen uit de stad verdwenen, en niemand weet hoe het komt. Alle economische indicatoren staan op groei, en ineens zakt de beurs met donderend geraas in elkaar. Vijf jaar later weten de economen nog steeds niet wat de oorzaak was.
Net zo gaat het met de toeloop van eerstejaarsstudenten. Al jaren daalt de belangstelling van schoolverlaters voor de bètavakken, maar niemand weet waarom. Universiteiten en opleidingen doffen zich koket op om aantrekkelijk te zijn voor de toekomstige eerstejaars. Ze overstelpen de arme eindexamenkandidaten en hun docenten met stapels brochures, folders, cd-roms, ze lokken hen met Laptops und Lederhosen en ze slepen ze mee op survival tochten en dure expedities. Er worden nieuwe, sexy studierichtingen bedacht, maar daardoor verleggen de opdrogende studentenstromen zich alleen van de ene bedding naar de andere. Niets helpt, en dat betekent dat we de oorzaak nog steeds niet hebben gevonden.
Misschien zit er wel een soort varkenscyclus in de kenniseconomie. Als de conjunctuur daalt ontstaan er overschotten op de arbeidsmarkt. Schoolverlaters vinden moeilijk werk, en gaan liever nog een paar jaar studeren. Eenmaal afgestudeerd blijken er nog steeds weinig banen te zijn. Briljante afgestudeerden gaan voor weinig geld werken bij bedrijven. Door de instroom van veel goedkoop talent krijgen de bedrijven veel goede ideeën, nieuwe producten worden ontwikkeld. Daardoor stijgt de conjunctuur, de arbeidsmarkt wordt krapper, schoolverlaters ruiken geld en gaan direct werken bij de bedrijven zonder te studeren. Daardoor worden de bedrijven steeds dommer, ze krijgen minder ideeën, verdienen minder geld, en de conjunctuur daalt weer.
Wat moet de overheid doen om die cyclus te doorbreken? Simpelweg het marktprincipe volgen. Als de arbeidsmarkt slecht is willen studenten graag studeren, dan moeten ze daar ook collegegeld voor betalen. Maar als de arbeidsmarkt overspannen is, moet de overheid studenten betalen om te gaan studeren, uiteraard na een stevige selectie. Dat is in het belang van de kenniseconomie.Voor het studiegeld dat studenten van de overheid ontvangen mag je verlangen dat ze vanaf het eerste jaar meedraaien in het universitaire onderzoek. Ook nu al heeft tachtig procent van hen een bijbaan, maar meestal niet op hun niveau. Daar zitten ze alleen lager opgeleiden in de weg.
Het domste wat je kan doen is datgene wat de VSNU nu voorstelt: bredere, minder specialistische opleidingen te maken. Afgestudeerden van zulke brede richtingen hebben onvoldoende geleerd zich in één onderwerp vast te bijten en dat tot op de bodem uit te zoeken. Ze zijn goed in oppervlakkige borrelpraat, maar slecht in wetenschappelijke diepgang. Dan krijgen bedrijven domme dure afgestudeerden, en de kenniseconomie komt krakend tot stilstand. Tenzij de conjunctuur natuurlijk ineens weer omslaat. Je weet maar nooit.

Comments are closed.