Opinie

Wetenschap en geloof moeilijk te combineren

Wetenschap bedrijven is niet makkelijk. Geloven is evenmin een eenvoudige zaak. Wie die twee wil combineren, maakt het zichzelf wel erg moeilijk.

Dat is de belangrijkste indruk die ‘Omhoog kijken in platland’ achterlaat. Het boek gaat over het spanningsveld tussen (natuur)wetenschap en het orthodox christelijk geloof. Voor gewone stervelingen lijkt het een onmogelijkheid om tegelijkertijd mee te lopen in de voorhoede van de wetenschap en de verhalen in de Bijbel voor waar te houden, maar de twintig auteurs van dit boek krijgen het met de nodige filosofische acrobatiek toch voor elkaar.

Het is tegenwoordig gangbaar om geloof en wetenschap te beschouwen als twee volstrekt gescheiden domeinen die niets zinnigs over en tegen elkaar te zeggen hebben. Maar dat zint de christen-wetenschappers uit deze bundel nu net niet. Zij willen op zijn minst een gedeeltelijk samengaan van geloof en wetenschap. En ze willen door de goddeloze meerderheid in hun beroepsgroep voor vol worden aangezien.

Met ‘Omhoog kijken in platland’ snijdt de Delftse universiteitshoogleraar Cees Dekker, kanon op het gebied van de nanotechnologie, dit onderwerp voor de derde keer aan. Dit keer voerde hij de redactie samen met VU-hoogleraar wijsbegeerte René van Woudenberg en de Leidse theoloog Gijsbert van den Brink. De samenstellers namen ook elk een hoofdstuk voor hun rekening.

Eerdere boeken van Dekker,‘Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?’ uit 2005 en ‘En God beschikte een worm’ van vorig jaar, deden in Nederland wat stof opwaaien over intelligent design. De derde Dekker-bundel is minder brisant dan de vorige twee. Er is weliswaar een hoofdstuk over schepping versus evolutie, maar de andere bijdragen gaan over pijnpuntjes in de wetenschap die ook worden gevoeld door minder gelovigen. Ook heidenen moesten immers even slikken toen neurowetenschappers meenden vast te stellen dat vrije wil slechts een illusie is. En dat computerwetenschappers binnenkort een persoonlijkheid op een chip willen onderbrengen, gaat ook menig atheïst wat te hard.

De helft van de bijdragen komt van natuurwetenschappers; de andere helft van theologen. Vooral de laatsten zijn nogal lang van stof, maar een pen vasthouden kunnen vrijwel alle auteurs. Dat kun je de mannenbroeders wel toevertrouwen. Een enkele verdwaalde katholiek, zoals de gevestigde schrijver Willem Jan Otten, geeft het orthodox-protestantse gezelschap wat kleur, maar verder buiten de eigen gelederen reikt de blik niet. Hoe moslims, boedhisten, hindoes, en al die andere geloofsrichtingen met wetenschap omgaan komt niet aan de orde.

Zweverig is het boek niet. Al te geëxalteerde evangelische ontboezemingen blijven uit, en zelfs de Bijbel wordt opvallend weinig aangehaald. Het gaat er kennelijk niet om anderen te bekeren. Naar goed christelijk gebruik is de toon tegen aartsvijand Richard Dawkins milder dan deze zelf aanslaat tegen gelovigen. Al met al is het boek voor iemand met enig doorzettingsvermogen eigenlijk best te lezen.

Op wetenschappelijk gebied veroorloven de auteurs zich geen bokkesprongen. Er zijn geen bizarre pogingen om het bestaan van God te bewijzen uit de jongste natuurkundige inzichten, zoals de Amerikaanse hoogleraar Frank J. Tipler wel ten beste geeft.

Het zou overdreven zijn te beweren dat ‘Omhoog kijken in platland’ duidelijk maakt wat er nu eigenlijk in het hoofd van onze evangelische vrienden omgaat. Mij gaan althans de redeneringen die natuurkundige Ard Louis uit Oxford tot de slotsom brengen dat wonderen bestaan, een flink eind boven de pet. Wat er bij mij na al die doorwrochte verhandelingen in elk geval niet in wil is dat je in de wetenschap enig profijt van geloof kunt hebben. Integendeel, alles wordt er minstens twee keer zo ingewikkeld door. Wie als gelovige in de wetenschap verzeild raakt, lijkt me dan ook niet te benijden.

Cees Dekker, René van Woudenberg en Gijsbert van den Brink (red.):’Omhoog kijken in platland . over geloven in de wetenschap’. Ten Have, Kampen, 2007. ISBN 978 90 25957 76 6. 432 p., € 24,90.

Dat is de belangrijkste indruk die ‘Omhoog kijken in platland’ achterlaat. Het boek gaat over het spanningsveld tussen (natuur)wetenschap en het orthodox christelijk geloof. Voor gewone stervelingen lijkt het een onmogelijkheid om tegelijkertijd mee te lopen in de voorhoede van de wetenschap en de verhalen in de Bijbel voor waar te houden, maar de twintig auteurs van dit boek krijgen het met de nodige filosofische acrobatiek toch voor elkaar.

Het is tegenwoordig gangbaar om geloof en wetenschap te beschouwen als twee volstrekt gescheiden domeinen die niets zinnigs over en tegen elkaar te zeggen hebben. Maar dat zint de christen-wetenschappers uit deze bundel nu net niet. Zij willen op zijn minst een gedeeltelijk samengaan van geloof en wetenschap. En ze willen door de goddeloze meerderheid in hun beroepsgroep voor vol worden aangezien.

Met ‘Omhoog kijken in platland’ snijdt de Delftse universiteitshoogleraar Cees Dekker, kanon op het gebied van de nanotechnologie, dit onderwerp voor de derde keer aan. Dit keer voerde hij de redactie samen met VU-hoogleraar wijsbegeerte René van Woudenberg en de Leidse theoloog Gijsbert van den Brink. De samenstellers namen ook elk een hoofdstuk voor hun rekening.

Eerdere boeken van Dekker,‘Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?’ uit 2005 en ‘En God beschikte een worm’ van vorig jaar, deden in Nederland wat stof opwaaien over intelligent design. De derde Dekker-bundel is minder brisant dan de vorige twee. Er is weliswaar een hoofdstuk over schepping versus evolutie, maar de andere bijdragen gaan over pijnpuntjes in de wetenschap die ook worden gevoeld door minder gelovigen. Ook heidenen moesten immers even slikken toen neurowetenschappers meenden vast te stellen dat vrije wil slechts een illusie is. En dat computerwetenschappers binnenkort een persoonlijkheid op een chip willen onderbrengen, gaat ook menig atheïst wat te hard.

De helft van de bijdragen komt van natuurwetenschappers; de andere helft van theologen. Vooral de laatsten zijn nogal lang van stof, maar een pen vasthouden kunnen vrijwel alle auteurs. Dat kun je de mannenbroeders wel toevertrouwen. Een enkele verdwaalde katholiek, zoals de gevestigde schrijver Willem Jan Otten, geeft het orthodox-protestantse gezelschap wat kleur, maar verder buiten de eigen gelederen reikt de blik niet. Hoe moslims, boedhisten, hindoes, en al die andere geloofsrichtingen met wetenschap omgaan komt niet aan de orde.

Zweverig is het boek niet. Al te geëxalteerde evangelische ontboezemingen blijven uit, en zelfs de Bijbel wordt opvallend weinig aangehaald. Het gaat er kennelijk niet om anderen te bekeren. Naar goed christelijk gebruik is de toon tegen aartsvijand Richard Dawkins milder dan deze zelf aanslaat tegen gelovigen. Al met al is het boek voor iemand met enig doorzettingsvermogen eigenlijk best te lezen.

Op wetenschappelijk gebied veroorloven de auteurs zich geen bokkesprongen. Er zijn geen bizarre pogingen om het bestaan van God te bewijzen uit de jongste natuurkundige inzichten, zoals de Amerikaanse hoogleraar Frank J. Tipler wel ten beste geeft.

Het zou overdreven zijn te beweren dat ‘Omhoog kijken in platland’ duidelijk maakt wat er nu eigenlijk in het hoofd van onze evangelische vrienden omgaat. Mij gaan althans de redeneringen die natuurkundige Ard Louis uit Oxford tot de slotsom brengen dat wonderen bestaan, een flink eind boven de pet. Wat er bij mij na al die doorwrochte verhandelingen in elk geval niet in wil is dat je in de wetenschap enig profijt van geloof kunt hebben. Integendeel, alles wordt er minstens twee keer zo ingewikkeld door. Wie als gelovige in de wetenschap verzeild raakt, lijkt me dan ook niet te benijden.

Cees Dekker, René van Woudenberg en Gijsbert van den Brink (red.):’Omhoog kijken in platland . over geloven in de wetenschap’. Ten Have, Kampen, 2007. ISBN 978 90 25957 76 6. 432 p., € 24,90.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.