Christenen die zich met natuurwetenschappen willen bezighouden, moeten zelf een oplossing zien te vinden voor hun tweeslachtige houding. En niet door wetenschap en geloof op één hoop te gooien, vindt Patrick van der Duin.
Eigenlijk is het de schuld van minister Donner die in 2006 rijmend verkondigde: ‘Christen, moslim, atheïst of liberaal, geloven doen we allemaal’. Volgens Donner is iedere opvatting over de werkelijkheid, over wat goed en kwaad is, of over de zin van het leven, gestoeld op onbewijsbare uitgangspunten. Of: op wat men gelooft. Zo gesteld is ieder mens religieus, dus ook de atheïst. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) sloot zich hierbij aan in haar rapport ‘Geloven in het publieke domein’ door het toenemende spiritualisme onder Nederlanders te bestempelen als een terugkeer van de religie.
Dit ondanks spijkerharde cijfers van collega-instituut het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) waaruit een voortgaande secularisering sprak. Sindsdien is de beer los. Het oprekken van geloof en religie door Donner en de WRR heeft de universiteit bereikt. Hoewel er al universiteiten met een christelijke achtergrond zijn (o.a. VU, KUB), valt ook de TU Delft steeds vaker ten prooi aan de territoriumdrift van gelovigen. Denk maar aan de twee islamitische promovendi van de faculteit Technische Natuurwetenschappen die Studium Generale vriendelijk doch dreigend verzochten om een afbeelding van de profeet van hun website weg te halen. En aan de inmiddels ‘beroemde’ leerstoel reformatorische wijsbegeerte.
Evangelisatie is bedoeld voor het overtuigen van niet-gelovigen. Maar door het oprekken van het geloofsbegrip is dat eigenlijk niet meer nodig. Net zoals in de folder ‘Evolutie of Schepping? Wat geloof jij?’ wetenschap en geloof als identiek worden voorgesteld, vindt hoogleraar Marc de Vries dat de wetenschap is gestoeld op onbewijsbare vooronderstellingen, net als in het (zijn) geloof. Geloof is nu ook wetenschap geworden en daarmee is geloof een niet falsifieerbaar (en dus niet-wetenschappelijk) begrip geworden. Zoiets als dat alle mensen egoïstisch zijn, ook diegenen die aan goede doelen doneren omdat die dat alleen doen om zichzelf een prettig gevoel te geven. Maar voor wie gelooft in een almachtig opperwezen hoeft dit geen probleem te zijn, zelfs niet voor een hoogleraar (reformatorische) wijsbegeerte.
Iedereen die wetenschappelijk onderzoek doet weet dat je bepaalde aannames moet maken om je onderzoek enigszins gefocust te houden. De uitkomsten van je onderzoek bepalen vervolgens of de toegepaste of geteste theorie valide is. Inclusief de vooronderstellingen. Mochten die na afloop niet meer deugen dan verwerp je die en vervang je ze door assumpties die waarheidsgetrouwer of realistischer zijn. Dit staat in contrast met geloof waarbij vooronderstellingen niet alleen het beginpunt zijn van reflectie maar tevens de uitkomst: ‘Garbage in, garbage out’. Kerksplitsingen ten spijt kan niet gesteld worden dat gelovigen twijfel en kritiek op de eigen gedachten en aannames als kern van hun geloof bestempelen. Het wezen van de wetenschap ligt daar nou juist wel in.
Dat de lessen van De Vries door zijn eigen leerlingen niet helemaal goed begrepen worden, is verheugend. Student Leenman (Delta 10) maakt het juiste onderscheid tussen wetenschap en geloof door de eerste niet in staat te achten tot het inzicht bieden in wat goed is of hoe mooi de liefde is, en de tweede wel. Juist! Wetenschap en geloof zijn twee verschillende zaken. Waar assumpties niet hetzelfde zijn als dogma’s. En waar wetenschap streeft naar het vaststellen van feiten en objectieve observaties en het geloof zich richt op goed en kwaad. Het conflict ontstaat dan ook zodra gelovigen een empirische claim neerleggen. Bijvoorbeeld dat de aarde in zes dagen is geschapen. ‘If you can’t stand the heat, get out of the kitchen’, zeggen Amerikanen. Het evolutionisme is een bewezen wetenschappelijke theorie en geen fabeltje, vindt deze sociaal constructivist. Wie zich daar niet in kan vinden, komt met een theorie die overtuigend(er) is voor de wetenschappelijke gemeenschap. Tot die tijd moeten christenen die zich met de natuurwetenschappen willen bezig houden zelf een oplossing zien te vinden voor hun tweeslachtige houding. En niet door wetenschap en geloof op één hoop te gooien. Daarmee heeft ons college van bestuur alle reden om tot nader order de leerstoelen die gebaseerd zijn op de aanname dat wetenschap en geloof op één kussen kunnen liggen, niet te laten bezetten.
Patrick van der Duin is toekomstonderzoeker bij de sectie technology, strategy and entrepeneurship van de faculteit Techniek, Bestuur en Management en columnist van Delta.
Bouw een stad voor 250.000 inwoners midden in de woestijn van Niger. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is het onderwerp voor een workshop. Bij bouwkunde of IO kijkt niemand op van ‘een zwevende stad’ of ‘een koffiezetapparaat op Mars’ maar bij Civiele Techniek wordt elke zweem van vaagheid met achterdocht bekeken. Reden genoeg dus voor gepaste vreugde bij de WiSkie, de workshopcommissie van studievereniging P.S., omdat een kleine maar enthousiaste groep studenten zich meldde. Terwijl wel degelijk in het programma vermeld stond dat er aan het eind van de middag geplakt en geknipt zou worden.
Niger is vooral groot en warm. En het heeft een gebergte, het Aïr-gebergte. Hierin bevindt zich een belangrijke bron van inkomsten: uranium. Geen radioactief uranium dat gedumpt is door westerse landen, maar puur natuur uranium. Gegeven deze situatie moeten de workshoppers een stad ontwerpen, die in de eerste fase van haar bestaan sterk steunt op de uraniumwinning. Maar de hoeveelheid grondstof is beperkt. Dus moet er, om Limburgse taferelen te voorkomen, ook aan andere arbeidsplaatsen worden gedacht: landbouw, veeteelt, industrie en de dienstensector. Visserij is van ondergeschikt belang, zegt het programmaboekje; het is inderdaad moeilijk vissen in een woestijn.
De inwoners moeten niet alleen werken, ze moeten ook wonen, recreëren en van A naar B kunnen gaan. Dat laatste geeft aan dat de infrastructuur van groot belang is. Volgens de kaart lopen er welgeteld twee wegen door Niger: één van noord naar zuid en één die daarvan een aftakking is. Of het hier om een zandweg of een asfaltbaan gaat, is onduidelijk. In geval van twijfel kiezen de deelnemers de voor hun plan meest gunstige situatie.
En zo worden meer gegevens ingevuld. Eén groep bouwt haar stad aan de voet van het Aïr-gebergte, ervan uitgaande dat regenwater uit de bergen in de bodem zakt, na verloop van tijd op een ondoordringbare laag stuit en via deze laag, die min of meer evenwijdig aan de berghelling loopt, richting stad stroomt. Daar wordt, op een plek waar de ondoordringbare laag relatief dicht aan de oppervlakte ligt, een damwand van lokale bouwmaterialen neergezet die het water opvangt en daardoor een ondergronds bassin vormt. De groep krijgt veel punten voor originaliteit.
Een andere groep bedenkt het volgende scenario. De aardoliegigant Shell besluit, vanwege het naderende droogvallen van haar oliebronnen, een ander product te exploiteren: uranium. Vol frisse moed trekken de voormalig petrochemisch ingenieurs naar Niger, waar zij op de kruising van twee zandpaden, aan de voet van de uraniumhoudende bergen, een stad bouwen. Met alles erop en eraan, om voor eens en voor altijd af te rekenen met hun imago van op winst beluste, over-de-rug-van-de-plaatselijke-bevolking-verdienende geldwolven. Alles wordt gepland en uitgedacht in Shell-city, ook het waterzuiveringssysteem. Elke nieuwe inwoner krijgt, voordathij een huis gaat bouwen, een septic tank cadeau en zo ontstaat een gelukkige, hygiënische samenleving.
De jury is lovend over de getoonde inzet en de ongeremdheid van de deelnemers. Het ondergronds bassin wint. Dit is het plan waarbij het meest gedetailleerd is ingegaan op de stapsgewijze ontwikkeling van de stad. Deze ontwikkeling is tot op zekere hoogte in de hand te houden, zegt de jury. Maar niets kan de ontwikkeling van een nieuwe stad van A tot Z sturen. Ook Shell niet.

Comments are closed.