Education

‘Aangenaam verrast door de reorganisaties’

In augustus moeten alle clusters hun organisatieplannen inleveren bij MOD-projectleider Hans van Iperen. Het wordt hard werken voor de faculteiten in juli, traditioneel een vakantiemaand. Het college van bestuur verlangt dat iedereen op 1 augustus zijn organisatieplannen met betrekking tot de ondersteunende diensten klaar heeft.

Het kan niet anders volgens Hans van Iperen, projectleider van de operatie Modernisering Ondersteunende Diensten (MOD). ,,Afspraak is dat op 1 januari de reorganisatie definitief vorm krijgt. Om alles goed voor te bereiden heb je toch ruim vier maanden nodig. Dat betekent dat je in augustus alles moet afronden. Laat het een troost zijn voor iedereen die in juli doorwerkt: voor ons zal augustus een heel drukke maand zijn.”

Van Iperen gaat ervan uit dat alle beheerseenheden de deadline van 1 augustus halen. ,,Op 1 juni moesten de veranderplannen ingeleverd zijn. Hierin wordt aangegeven in welke richting de organisatie van de ondersteunende diensten moet veranderen. Dat is gelukt en – met hier en daar een voorbehoud – alle clusters die in het overleg met de vakbonden reeds aan bod zijn gekomen hebben het groene licht gekregen om de definitieve organisatieplannen te ontwikkelen. De veranderplannen van de centrale diensten zoals Dienst Technische Ondersteuning, Facilitaire Dienst en het voormalig Bureau worden in augustus behandeld, samen met de organisatieplannen.”
Goede wil

De faculteiten hadden van het cvb een raamwerk meegekregen voor het opstellen van hun veranderplannen. Hierin zijn zes functiegebieden aangegeven: informatisering en automatisering, algemene bestuurlijke ondersteuning, facilitair management, personeel en organisatie, onderwijs en onderzoek en financiën. Van Iperen: ,,Beheerseenheden hebben een beperkte vrijheid bij de indeling van functies in deze functiegebieden. Neem bijvoorbeeld Civiele Techniek en Geowetenschappen, dit cluster beschikt over drie gebouwen. Wij gaan ermee akkoord dat CiTG het facilitair management decentraal laat uitvoeren. Daarentegen willen wij wel dat alle betrokken medewerkers onder de verantwoordelijkheid van één gezamenlijk bureau vallen.”

Een overeenkomstige situatie deed zich voor bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen. De subfaculteiten Scheikundige Technologie en Materiaalkunde en Technische Natuurkunde hebben zowel een uitgebreid computersysteem om het onderwijs en onderzoek te ondersteunen als een systeem voor de administratieve ondersteuning. ,,Voorlopig kunnen afzonderlijke uitvoerende systeembeheren blijven bestaan mits er één centraal aanspreekpunt komt.”

Van Iperen verbaast zich er regelmatig over hoe ver faculteiten komen met hun reorganisatie. ,,Ik weet dat het moeilijk is gewoonten of bestuurstradities te veranderen. En ik ben aangenaam verrast door de reorganisaties diefaculteiten voor elkaar krijgen. Er zijn al diensten van faculteiten die samenwerken op clusterniveau. Dat getuigt zonder meer van inzet en goede wil.”
Zevende functie

Naast de zes functie-indelingen is er nog een zevende categorie. Hierin zit het ondersteunend personeel voor het laboratorium en de technische apparatuur. Een gebied dat volgens Van Iperen zowel decentraal als centraal wordt aangestuurd en uitgevoerd. Bij de andere zes functies is bijvoorbeeld aangegeven hoeveel mensen er in totaal werkzaam mogen zijn. Voor categorie zeven is dat vrijgelaten. ,,Bij de ene faculteit valt dit ondersteunende personeel onder de wetenschappelijke staf en bij een ander zijn ze ingedeeld bij de ondersteunende diensten. Wij geven de faculteiten de ruimte om zelf te bepalen welke medewerkers zij in de zevende categorie plaatsen en wie onderdeel uitmaken van de directe ondersteuning van onderwijs en onderzoek. Het gevolg is wel dat de grootte per faculteit verschilt.”

De vrijheid die de beheerseenheden hebben, betekent dat de definitieve organisatieplannen straks veel variatie vertonen. Dat houdt weer in dat Van Iperen, de bonden en het college van bestuur veel tijd nodig hebben om te bekijken of de beheerseenheden zich aan alle eisen houden. ,,De bonden zijn voorstander van een veel strakker raamwerk. Het voordeel daarvan is grotere duidelijkheid en je kunt de reorganisaties van de bestuurseenheden beter onderling vergelijken. Een nadeel is dat het geen recht doet aan de onderlinge diversiteit van faculteiten. Voor de bestuurders zou het erg moeilijk zijn om de uiteenlopende facultaire diensten in één raamwerk te proppen. Bouwkunde vergt nu eenmaal een andere ondersteuning dan Wiskunde.”

Het wordt hard werken voor de faculteiten in juli, traditioneel een vakantiemaand. Het college van bestuur verlangt dat iedereen op 1 augustus zijn organisatieplannen met betrekking tot de ondersteunende diensten klaar heeft. Het kan niet anders volgens Hans van Iperen, projectleider van de operatie Modernisering Ondersteunende Diensten (MOD). ,,Afspraak is dat op 1 januari de reorganisatie definitief vorm krijgt. Om alles goed voor te bereiden heb je toch ruim vier maanden nodig. Dat betekent dat je in augustus alles moet afronden. Laat het een troost zijn voor iedereen die in juli doorwerkt: voor ons zal augustus een heel drukke maand zijn.”

Van Iperen gaat ervan uit dat alle beheerseenheden de deadline van 1 augustus halen. ,,Op 1 juni moesten de veranderplannen ingeleverd zijn. Hierin wordt aangegeven in welke richting de organisatie van de ondersteunende diensten moet veranderen. Dat is gelukt en – met hier en daar een voorbehoud – alle clusters die in het overleg met de vakbonden reeds aan bod zijn gekomen hebben het groene licht gekregen om de definitieve organisatieplannen te ontwikkelen. De veranderplannen van de centrale diensten zoals Dienst Technische Ondersteuning, Facilitaire Dienst en het voormalig Bureau worden in augustus behandeld, samen met de organisatieplannen.”
Goede wil

De faculteiten hadden van het cvb een raamwerk meegekregen voor het opstellen van hun veranderplannen. Hierin zijn zes functiegebieden aangegeven: informatisering en automatisering, algemene bestuurlijke ondersteuning, facilitair management, personeel en organisatie, onderwijs en onderzoek en financiën. Van Iperen: ,,Beheerseenheden hebben een beperkte vrijheid bij de indeling van functies in deze functiegebieden. Neem bijvoorbeeld Civiele Techniek en Geowetenschappen, dit cluster beschikt over drie gebouwen. Wij gaan ermee akkoord dat CiTG het facilitair management decentraal laat uitvoeren. Daarentegen willen wij wel dat alle betrokken medewerkers onder de verantwoordelijkheid van één gezamenlijk bureau vallen.”

Een overeenkomstige situatie deed zich voor bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen. De subfaculteiten Scheikundige Technologie en Materiaalkunde en Technische Natuurkunde hebben zowel een uitgebreid computersysteem om het onderwijs en onderzoek te ondersteunen als een systeem voor de administratieve ondersteuning. ,,Voorlopig kunnen afzonderlijke uitvoerende systeembeheren blijven bestaan mits er één centraal aanspreekpunt komt.”

Van Iperen verbaast zich er regelmatig over hoe ver faculteiten komen met hun reorganisatie. ,,Ik weet dat het moeilijk is gewoonten of bestuurstradities te veranderen. En ik ben aangenaam verrast door de reorganisaties diefaculteiten voor elkaar krijgen. Er zijn al diensten van faculteiten die samenwerken op clusterniveau. Dat getuigt zonder meer van inzet en goede wil.”
Zevende functie

Naast de zes functie-indelingen is er nog een zevende categorie. Hierin zit het ondersteunend personeel voor het laboratorium en de technische apparatuur. Een gebied dat volgens Van Iperen zowel decentraal als centraal wordt aangestuurd en uitgevoerd. Bij de andere zes functies is bijvoorbeeld aangegeven hoeveel mensen er in totaal werkzaam mogen zijn. Voor categorie zeven is dat vrijgelaten. ,,Bij de ene faculteit valt dit ondersteunende personeel onder de wetenschappelijke staf en bij een ander zijn ze ingedeeld bij de ondersteunende diensten. Wij geven de faculteiten de ruimte om zelf te bepalen welke medewerkers zij in de zevende categorie plaatsen en wie onderdeel uitmaken van de directe ondersteuning van onderwijs en onderzoek. Het gevolg is wel dat de grootte per faculteit verschilt.”

De vrijheid die de beheerseenheden hebben, betekent dat de definitieve organisatieplannen straks veel variatie vertonen. Dat houdt weer in dat Van Iperen, de bonden en het college van bestuur veel tijd nodig hebben om te bekijken of de beheerseenheden zich aan alle eisen houden. ,,De bonden zijn voorstander van een veel strakker raamwerk. Het voordeel daarvan is grotere duidelijkheid en je kunt de reorganisaties van de bestuurseenheden beter onderling vergelijken. Een nadeel is dat het geen recht doet aan de onderlinge diversiteit van faculteiten. Voor de bestuurders zou het erg moeilijk zijn om de uiteenlopende facultaire diensten in één raamwerk te proppen. Bouwkunde vergt nu eenmaal een andere ondersteuning dan Wiskunde.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.