Tweehonderdveertig uur dienstverlening is de straf die het Haagse Gerechtshof in hoger beroep heeft opgelegd aan twee Delftse studenten. Zij zijn veroordeeld wegens ,,het medeplegen van verkrachting” omdat zij op 17 maart 1994 een huisgenote seksueel hadden betast.
br />
De uitspraak in hoger beroep betekent een strafvermindering ten op zichte van het vonnis van de Haagse arrondissementsrechtbank van februari vorig jaar. De verdachten werden toen veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan vier voorwaardelijk.
Na een avond stevig drinken op de sociëteit waren beide corpsleden naar een verdieping van de studentenflats aan de Jacoba van Beierenlaan gegaan, waar een van de jongens en het meisje woonden. Het delict heeft zich vervolgens afgespeeld in de kamer van het meisje. Tijdens de zitting hebben de jongens verklaard dat zij dit niet van te voren van plan waren.
Bij de behandeling in hoger beroep had procureur-generaal mr. C. Flint om een zwaardere straf gevraagd, namelijk een jaar gevangenis waarvan drie maanden voorwaardelijk. Raadsman mr. C. Veraart van de studenten vroeg daarentegen om een alternatieve straf in de dienstverlening.
Het Hof is aan dat verzoek tegemoet gekomen: het legde een gevangenisstraf op van zes maanden, die vervangen mag worden door 240 uur onbetaalde arbeid ,,ten algemene nutte”. De veroordeelden kiezen voor de dienstverlening. Ze hebben een jaar de tijd om deze zes weken arbeid te verrichten. Wat voor werk ze moeten doen, is nog niet bekend.
Raadsman Veraart geldt als een vooraanstaand advocaat op het gebied van zedenzaken. Hij licht toe: ,,Ik ben blij dat de rechter de zaak binnen zijn proporties heeft gebracht. De inzet van het hoger beroep was het verkrijgen van een alternatieve straf in plaats van gevangenisstraf. En wat dat betreft hebben we bereikt wat we wilden.” Veraart vindt eigenlijk dat de zaak niet bij de rechtbank had hoeven komen. ,,Volgens mij had het incident uitgepraat kunnen worden in een groep van verstandige en deskundige mensen, zoals de rector magnificus en dienstverleners van het Riagg.”
De Senaat van het Corps beraadt zich nog op de eventuele consequenties die de vereniging aan de uitspraak van het Hof moet verbinden. Sinds het plegen van het delict was aan de twee studenten de toegang tot sociëteit Phoenix ontzegd. (M.v.d.K.)
Tweehonderdveertig uur dienstverlening is de straf die het Haagse Gerechtshof in hoger beroep heeft opgelegd aan twee Delftse studenten. Zij zijn veroordeeld wegens ,,het medeplegen van verkrachting” omdat zij op 17 maart 1994 een huisgenote seksueel hadden betast.
De uitspraak in hoger beroep betekent een strafvermindering ten op zichte van het vonnis van de Haagse arrondissementsrechtbank van februari vorig jaar. De verdachten werden toen veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan vier voorwaardelijk.
Na een avond stevig drinken op de sociëteit waren beide corpsleden naar een verdieping van de studentenflats aan de Jacoba van Beierenlaan gegaan, waar een van de jongens en het meisje woonden. Het delict heeft zich vervolgens afgespeeld in de kamer van het meisje. Tijdens de zitting hebben de jongens verklaard dat zij dit niet van te voren van plan waren.
Bij de behandeling in hoger beroep had procureur-generaal mr. C. Flint om een zwaardere straf gevraagd, namelijk een jaar gevangenis waarvan drie maanden voorwaardelijk. Raadsman mr. C. Veraart van de studenten vroeg daarentegen om een alternatieve straf in de dienstverlening.
Het Hof is aan dat verzoek tegemoet gekomen: het legde een gevangenisstraf op van zes maanden, die vervangen mag worden door 240 uur onbetaalde arbeid ,,ten algemene nutte”. De veroordeelden kiezen voor de dienstverlening. Ze hebben een jaar de tijd om deze zes weken arbeid te verrichten. Wat voor werk ze moeten doen, is nog niet bekend.
Raadsman Veraart geldt als een vooraanstaand advocaat op het gebied van zedenzaken. Hij licht toe: ,,Ik ben blij dat de rechter de zaak binnen zijn proporties heeft gebracht. De inzet van het hoger beroep was het verkrijgen van een alternatieve straf in plaats van gevangenisstraf. En wat dat betreft hebben we bereikt wat we wilden.” Veraart vindt eigenlijk dat de zaak niet bij de rechtbank had hoeven komen. ,,Volgens mij had het incident uitgepraat kunnen worden in een groep van verstandige en deskundige mensen, zoals de rector magnificus en dienstverleners van het Riagg.”
De Senaat van het Corps beraadt zich nog op de eventuele consequenties die de vereniging aan de uitspraak van het Hof moet verbinden. Sinds het plegen van het delict was aan de twee studenten de toegang tot sociëteit Phoenix ontzegd. (M.v.d.K.)

Comments are closed.