Campus

Architect van de permanente verandering

Noem het die ene bureaucratische regel die architect Jo Coenen niet heeft proberen te omzeilen: op je vijfenzestigste ga je als hoogleraar met pensioen. Maar de Coenen-trein dendert voort, want deze bouwmeester schaakt op vele borden.

Jo Coenen bracht ooit zes weken door in Rome, met geen ander doel dan de gebouwen van de zeventiende-eeuwse architect Francesco Borromini te doorgronden. Het valt te lezen in zijn bundel ‘Noties’, en het tekent Coenen. Altijd op zoek naar de essentie van goede architectuur, ongedwongen in zijn omgang met de oude meesters. Voor de ontwerper van de Openbare Bibliotheek in Amsterdam en popzaal Ronda in TivoliVredenburg is het verleden een bron waar je steeds naar terugkeert om inzichten en ideeën op te doen. Een man die de tijd stil zou willen zetten is hij niet. “Alle architectuur is in essentie transformatie”, constateert Coenen in ‘Noties’. “Gebouwen veranderen door de tijden heen, dat was al zo bij de Sumeriërs.” Alles stroomt, maar in dat beeld van permanente verandering detoneren volgens Coenen gebouwen die onverschilligheid uitstralen ten opzichte van de omgeving en het verleden.

“Zullen we dit broodje delen?” Voor een man die recentelijk door zijn Bouwkunde-collega’s de hemel in is geprezen, maakt Coenen een aardse indruk. Het is vrijdag, en op zijn architectuurbureau neemt hij tussen twee vergaderingen in even de tijd om vragen te beantwoorden. Welverdiende rust na het pensioen? Yeah, sure.

Bij zijn afscheid werd Coenen gelauwerd als de man die de faculteit Bouwkunde liet zien dat restauratie en herontwerp geen ondergeschikte thema’s zijn, maar spannende ontwerpopgaven die het hart van de architectuur raken. Hij werd die middag de Architect des Vaderlands genoemd, ook vanwege zijn inspanningen om de positie van de architect te verbeteren. Coenen heeft vaak hardop betreurd dat de architect in deze tijd niet langer de bouwmeester is die stevig greep houdt op alle aspecten van het bouwproces.

In zijn afscheidsrede kwam de toekomst van de faculteit Bouwkunde ter sprake. Nu nog maar een derde deel van de opdrachten voor architecten nieuwbouw betreft, zullen afdelingen en disciplines zich moeten ‘herschikken’, voorspelde Coenen. En hij herhaalde wat hij als hoogleraar modificatie, interventie en transformatie al vaak had gezegd: schotten moeten worden neergehaald, nieuwe samenwerkingen moeten op gang komen.

Onvoldoende middelen
BK City “sprankelt van plezier en werklust”, zegt Coenen. Maar over de bezuinigingen van de afgelopen jaren maakt hij zich zorgen. “Blijft er nog wel genoeg vlees op de botten over?” Zelf kijkt hij met enige weemoed terug op zijn studietijd in Eindhoven. “Toen was er in het curriculum tijd vrijgemaakt om te reflecteren, te debatteren. Nu past zoiets niet in de bezuinigingsmodellen. Studenten worden gedrild om zo compact mogelijk hun onderzoek te presenteren. Dat pakt goed uit voor de pragmatistische studenten, maar de mensen die nog zoekende zijn, vallen af. Zonde, want ook laatbloeiers kunnen later een belangrijke bijdrage leveren.”

Coenen vreest dat studenten door alle bezuinigingen onvoldoende aan hun trekken komen. “Voor één-op-één begeleiding zijn onvoldoende middelen. De fout zit in het systeem, de TU Delft kan dat niet rechtzetten.”

Dienend vak
Coenen probeerde zijn studenten ook op de ontmoedigende aspecten van de beroepspraktijk voor te bereiden: van ambtenaren die de regels angstwekkend rigide hanteren tot opdrachtgevers voor wie architectuur enkel een middel is om veel geld te verdienen. “Al is die laatste groep door de malaise in de bouwwereld niet meer zo dominant aanwezig.” Studenten die trots hun plattegrond en maquette presenteerden werden door Coenen bestookt met netelige vragen. Een repliek als ‘ik vind het mooi zo’ kon zijn toets der kritiek niet doorstaan. “Daarmee overtuig je geen enkele opdrachtgever.” Ook bij het veelgehoorde ‘dat is mijn keuze’, begon Coenen driftig aan de argumentatie van de student te zagen.

De man die schreef dat je als ontwerper bezeten moet zijn van je vak, waarschuwt studenten dat ze niet verliefd mogen raken op hun eigen ontwerp. Coenen haalt het voorbeeld aan van Norman Foster. Deze Britse architect mocht aan een plein in Nîmes een museum annex bibliotheek ontwerpen, recht tegenover een puntgave Romeinse tempel. Coenen: “Een lastige opdracht. Zelfs de beroemde Foster heeft vele ontwerpvarianten moeten tekenen en uitwerken. Architectuur blijft een dienend vak.”

Coenen heeft altijd willen voorkomen dat gedreven studenten afhaken zodra ze merken dat de invloed van de architect sterk is uitgehold. Daarom nam hij tien jaar geleden als Rijksbouwmeester het initiatief voor een werkervaringsprogramma voor ontwerpers, dat tegenwoordig Professional Experience Programme (PEP) heet. “Ik heb gezegd: afgestudeerden, jullie zijn nog niet klaar, want jullie kennen de ware trucs nog niet.” Coenen praat als PEP-voorzitter enthousiast over de samenwerkingsverbanden die zich beginnen af te tekenen tussen jongeren die de tweejarige opleiding hebben gevolgd. “De kiem is gelegd voor een sterkere positie van de ontwerper. Ik droom van jonge architecten die gezamenlijk tegen opdrachtgevers kunnen en durven zeggen: nee, op die manier wil ik niet werken.”

Kunst van versmelting
Karlsruhe, Milaan, Lausanne, Barcelona: Jo Coenen doceerde aan diverse Europese universiteiten toen hij eind jaren negentig werd gevraagd om dat ook in Nederland te doen. Tijdgebrek deed hem aarzelen, al wist hij waar hij hoogleraar wilde zijn. “In Nederland is het hart van het denken over bouwen en architectuur de TU Delft.” In 2000 werd Coenen benoemd tot opvolger van rijksbouwmeester Wytze Patijn. “Toen heb ik met de toenmalige decaan Hans Beunderman en de directeur-generaal Rijksgebouwen de knoop doorgehakt en gezegd: die twee functies moeten te combineren zijn.” In 2001 kon Coenen in Delft beginnen als hoogleraar public building. Maar hij zou pas echt zijn stempel op de faculteit drukken met de oprichting van de research-afdeling voor modificatie, interventie en transformatie (rMIT). Hier kon hij zijn ideeën kwijt over de ‘kunst van de versmelting’: zo ontwerpen dat het oude en het nieuwe geraffineerd in elkaar overgaan.

Coenens onderzoeksgroep groeide tijdelijk uit tot een volwaardige afdeling binnen Bouwkunde, maar moest later door bezuinigingen weer flink krimpen. “Toch kon juist toen de samenwerking met de nieuwe afdeling architectural engineering & technology ontstaan. Dat biedt zoveel mogelijkheden, daar is de sectie – nu heritage & architecture geheten – op zijn plek.”  

Architect Jo Coenen (1949) nam op 23 januari afscheid van de faculteit Bouwkunde. De voormalige Rijksbouwmeester was sinds 2000 verbonden aan de TU Delft.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.