Education

Bedrijven Service Centrum wordt kennismakelaar TU

Onlangs keurde het college van bestuur de plannen goed voor de vorming van het Bedrijven Service Centrum. Vanaf september moet dit centrum door kennisbemiddeling een flinke impuls geven aan de derde geldstroom van de TU.

br />
Het Bedrijven Service Centrum (BSC) wordt kortgezegd de ‘kennismakelaar’ van de TU. Het onderzoek dat in Delft gedaan wordt en de kennis die daar bij hoort kan goed verkocht worden aan het bedrijfsleven. Als dat nu al gebeurt, brengen vakgroepen en faculteiten deze kennis vaak zelf aan de man met ondersteuning van het huidige contractbureau. Meestal is het de hoogleraar die zulke klusjes voor zijn rekening neemt, want die is immers inhoudelijk goed bekend met het onderwerp en beschikt over de noodzakelijke contacten in het bedrijfsleven.

Toch wordt er op deze manier niet uitgehaald wat er in zit. Dat meent tenminste de projectmanager van het BSC in oprichting, dr. W. de Gruijter. De derde geldstroom maakt nu vijftien procent van het totale TU-budget uit, maar met de komst van het BSC moet dat omhoog naar een kwart van het totaal. Concreet betekent dat 150 miljoen per jaar. ,,Dat is ook wel nodig”, zegt De Gruijter, ,,want de ambities van wetenschappers zullen alleen maar groter worden. Er moet dus meer geld gegenereerd worden.”

Het centrum wil dat bereiken door de faculteiten professionele ondersteuning te bieden bij het opstellen en uitvoeren van hun derde-geldstroomplannen. Maar ook door zelf initiatieven te nemen en de markt op te gaan om daar de kennis en producten van de faculteiten te ‘marketen’. ‘Pro-actief zijn’ heet dat in het BSC-jargon.
Zweep

,,Er móet natuurlijk niets”, benadrukt De Gruijter. ,,We zijn tenslotte een servicecentrum, en service is vrijblijvend. Het staat faculteiten geheel vrij om zelf voor inkomsten uit het bedrijfsleven te zorgen, maar wij denken dat het over het algemeen nog beter kan.”

In de nieuwe opzet gaat het BSC bij de faculteiten langs om daar te praten over de plannen voor de komende jaren. Op grond van het lopende en toekomstige onderzoek wordt bekeken of en op welke manier dat onderzoek te gelde kan worden gemaakt in het zakenleven. De formateur van het BSC benadrukt dat dit inhoudelijk geen afbreuk doet aan het lopende onderzoek: ,,De TU is er niet om in opdracht van het bedrijfsleven dingen te ontwikkelen. Wél willen we bekijken of er een markt is voor de toch al bestaande producten.”

Als makelaar neemt het BSC de wetenschapper erg veel werk uit handen, wat niet betekent dat alle huidige ‘sales’-activiteiten uit de faculteiten verdwijnen. De Gruijter denkt aan een constructie met personele ‘liaison’ capaciteit in de nieuwe clusters om derde-geldstroomactiviteiten ter plekke, dus in de nieuwe clusters, te coördineren.

De formateur van het Bedrijven Service Centrum is zelf goed bekend met zowel de wetenschap als het bedrijfsleven. In Utrecht promoveerde hij in de chemie en later was hij bij Shell werkzaam in het algemene management en de marketing. Met deze tweeledige achtergrond lijkt hij geknipt voor een kennismakelaardij als het BSC. ,,Naar bedrijven toe moet je een overtuigend verhaal kunnen houden”, zegt De Gruijter. ,,Daarom moeten medewerkers van het BSC geaccepteerd worden in de wetenschappelijke wereld, maar ook het klappen van de zweep kennen in de zakenwereld. Dus weten hoe en waar TU-kennis verkocht kan worden bij bedrijven.” Dergelijke taken worden nu nog centraal door het contractbureau uitgevoerd. Dit bureau zal dan ook in z’n geheel opgaan in het nieuwe BSC en er een belangrijk deel van gaan uitmaken.
Klip

Nieuw is ook de oprichting van een holding, waarvan de TU voor honderd procent aandeelhouder is. Deze holding kan werk-bv’s oprichten, waarin projecten van faculteiten kunnen worden ondergebracht. Deze constructie is qua besturing en management aantrekkelijk, maar dat is niet het enige. ,,We doen niet moeilijk als dat niet nodig is”, verklaart De Gruijter. ,,Als je projecten onderbrengt in een bv, is klip en klaar wie verantwoordelijk is, wat voor activiteiten er moeten plaatsvinden en welk product er afgeleverd moet worden binnen welke tijd. Alles is vastgelegd in duidelijke afspraken.” Deze constructie is niet uniek; de Erasmus en de UvA hebben al soortgelijke holdings. Welke criteria het BSC hanteert voor toelating tot een bv is nog niet duidelijk.

Het BSC gaat naar verwachting in september van start met een kleine personeelskern van 16,5 fte, maar is opgezet volgens een ontwikkelingsmodel. Dat betekent dat de bemanning aangepast wordt aan de servicebehoefte, wat ook kan leiden tot het aanstellen van tijdelijke krachten. Want hoe druk het Bedrijven Service Centrum het gaat krijgen met de acquisitie en bemiddeling, blijft afwachten. De Gruijter is daarover hoopvol: ,,Het product en de kennis van de TU is in het bedrijfsleven zeer gewild. Als we in Delft wat meer resultaatverplichting durven aangaan, dan ligt hier een grote toekomst.”

Onlangs keurde het college van bestuur de plannen goed voor de vorming van het Bedrijven Service Centrum. Vanaf september moet dit centrum door kennisbemiddeling een flinke impuls geven aan de derde geldstroom van de TU.

Het Bedrijven Service Centrum (BSC) wordt kortgezegd de ‘kennismakelaar’ van de TU. Het onderzoek dat in Delft gedaan wordt en de kennis die daar bij hoort kan goed verkocht worden aan het bedrijfsleven. Als dat nu al gebeurt, brengen vakgroepen en faculteiten deze kennis vaak zelf aan de man met ondersteuning van het huidige contractbureau. Meestal is het de hoogleraar die zulke klusjes voor zijn rekening neemt, want die is immers inhoudelijk goed bekend met het onderwerp en beschikt over de noodzakelijke contacten in het bedrijfsleven.

Toch wordt er op deze manier niet uitgehaald wat er in zit. Dat meent tenminste de projectmanager van het BSC in oprichting, dr. W. de Gruijter. De derde geldstroom maakt nu vijftien procent van het totale TU-budget uit, maar met de komst van het BSC moet dat omhoog naar een kwart van het totaal. Concreet betekent dat 150 miljoen per jaar. ,,Dat is ook wel nodig”, zegt De Gruijter, ,,want de ambities van wetenschappers zullen alleen maar groter worden. Er moet dus meer geld gegenereerd worden.”

Het centrum wil dat bereiken door de faculteiten professionele ondersteuning te bieden bij het opstellen en uitvoeren van hun derde-geldstroomplannen. Maar ook door zelf initiatieven te nemen en de markt op te gaan om daar de kennis en producten van de faculteiten te ‘marketen’. ‘Pro-actief zijn’ heet dat in het BSC-jargon.
Zweep

,,Er móet natuurlijk niets”, benadrukt De Gruijter. ,,We zijn tenslotte een servicecentrum, en service is vrijblijvend. Het staat faculteiten geheel vrij om zelf voor inkomsten uit het bedrijfsleven te zorgen, maar wij denken dat het over het algemeen nog beter kan.”

In de nieuwe opzet gaat het BSC bij de faculteiten langs om daar te praten over de plannen voor de komende jaren. Op grond van het lopende en toekomstige onderzoek wordt bekeken of en op welke manier dat onderzoek te gelde kan worden gemaakt in het zakenleven. De formateur van het BSC benadrukt dat dit inhoudelijk geen afbreuk doet aan het lopende onderzoek: ,,De TU is er niet om in opdracht van het bedrijfsleven dingen te ontwikkelen. Wél willen we bekijken of er een markt is voor de toch al bestaande producten.”

Als makelaar neemt het BSC de wetenschapper erg veel werk uit handen, wat niet betekent dat alle huidige ‘sales’-activiteiten uit de faculteiten verdwijnen. De Gruijter denkt aan een constructie met personele ‘liaison’ capaciteit in de nieuwe clusters om derde-geldstroomactiviteiten ter plekke, dus in de nieuwe clusters, te coördineren.

De formateur van het Bedrijven Service Centrum is zelf goed bekend met zowel de wetenschap als het bedrijfsleven. In Utrecht promoveerde hij in de chemie en later was hij bij Shell werkzaam in het algemene management en de marketing. Met deze tweeledige achtergrond lijkt hij geknipt voor een kennismakelaardij als het BSC. ,,Naar bedrijven toe moet je een overtuigend verhaal kunnen houden”, zegt De Gruijter. ,,Daarom moeten medewerkers van het BSC geaccepteerd worden in de wetenschappelijke wereld, maar ook het klappen van de zweep kennen in de zakenwereld. Dus weten hoe en waar TU-kennis verkocht kan worden bij bedrijven.” Dergelijke taken worden nu nog centraal door het contractbureau uitgevoerd. Dit bureau zal dan ook in z’n geheel opgaan in het nieuwe BSC en er een belangrijk deel van gaan uitmaken.
Klip

Nieuw is ook de oprichting van een holding, waarvan de TU voor honderd procent aandeelhouder is. Deze holding kan werk-bv’s oprichten, waarin projecten van faculteiten kunnen worden ondergebracht. Deze constructie is qua besturing en management aantrekkelijk, maar dat is niet het enige. ,,We doen niet moeilijk als dat niet nodig is”, verklaart De Gruijter. ,,Als je projecten onderbrengt in een bv, is klip en klaar wie verantwoordelijk is, wat voor activiteiten er moeten plaatsvinden en welk product er afgeleverd moet worden binnen welke tijd. Alles is vastgelegd in duidelijke afspraken.” Deze constructie is niet uniek; de Erasmus en de UvA hebben al soortgelijke holdings. Welke criteria het BSC hanteert voor toelating tot een bv is nog niet duidelijk.

Het BSC gaat naar verwachting in september van start met een kleine personeelskern van 16,5 fte, maar is opgezet volgens een ontwikkelingsmodel. Dat betekent dat de bemanning aangepast wordt aan de servicebehoefte, wat ook kan leiden tot het aanstellen van tijdelijke krachten. Want hoe druk het Bedrijven Service Centrum het gaat krijgen met de acquisitie en bemiddeling, blijft afwachten. De Gruijter is daarover hoopvol: ,,Het product en de kennis van de TU is in het bedrijfsleven zeer gewild. Als we in Delft wat meer resultaatverplichting durven aangaan, dan ligt hier een grote toekomst.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.